aan met fonkelende oogjes, als iemand die het hoge woord er eindelijk heeft uitgebracht. Trots, en nieuwsgierig naar het effect.
Haar broertje knikt en valt haar bij, van slachtoffer is hij in een oogwenk tot bondgenoot geworden.
‘Het is hier shit.’
‘Van wie leer jij dat soort woorden?’
‘Van jou,’ roepen ze allebei.
In andere omstandigheden zou hij erom lachen. Maar de middag, de zon, het gras - alles drukt zwaar op hem en zelfs zijn stem doet niet meer precies wat hij zou willen.
‘Dat kan wel zijn,’ zegt hij, ‘maar hier mag je ze niet gebruiken. Hier is het veel te mooi en veel te duur.’
Staat zijn dochter hem nu uit te lachen? Sluit zijn zoon zich, laf en gedienstig, bij haar aan? Kleine Quisling, vadermoordenaar.
Hij hoopt dat ze de moedeloosheid in zijn schouders niet zien, de bondgenoten, wanneer hij zich omdraait en terugloopt naar het huis.
Zijn vrouw heeft vanaf het terras naar hen staan kijken. Zodra hij weer zit, komt ze achter hem staan en slaat de armen om hem heen. Hij weert haar af. Ze zegt niets, laat hem los en loopt op haar beurt naar de kinderen, die gehoorzaam luisteren naar wat ze zegt en dan hand in hand verdwijnen, de hoek om, naar een ander deel van het terrein, aan de zijkant van het huis.
‘Ik heb ze weggestuurd,’ zegt ze terwijl ze weer het huis instapt. ‘Ze gaan een boomhut bouwen. Samen. Dan vallen ze jou niet lastig. Dan heb jij je rust.’ Ze is onnavolgbaar in het combineren van een geruststelling met een verwijt.
De wijn heeft zijn smaak verloren. Hij neemt een grote slok. Boomhut.
Als er iets is waar hij niet tegen kan, dan zijn het kinderen die vallen. Toen ze leerden lopen, kromp hij ineen zodra ze hun evenwicht verloren en nog voor ze de grond raakten slaakte hij een kreet van schrik en pijn. ‘Dat helpt niet,’ zei de moeder, tegen hem, terwijl ze het kind opraapte en hij toekeek. Verstijfd en onmachtig. ‘Je maakt ze alleen maar bang door zo te schrikken. Ze moeten leren vallen, vallen en opstaan.’ Maar het leek vaak of hij de klap harder voelde dan het slachtoffer zelf. En dat is nog steeds zo. Als een kind valt, valt hij ook.
Naast het huis staat een dikke boom, een boom zonder bladeren. Eigenlijk meer het wrak van een boom, op sommige plaatsen hol, vermolmd en zwart, vol ongedierte, maar nog altijd vier of vijf me-