In zijn inleiding geeft Zilcken dan ook blijk van zijn ‘scrupule’: hij ziet in dat de brieven ‘op bijzondere wijze binnen dringen in de intimiteit en gedachten’ van Verlaine, en wil niet indiscreet overkomen, zeker niet zo snel na de dood van de dichter, een jaar eerder. Daarom heeft hij Stéphane Mallarmé om raad gevraagd. Mallarmé, een vriend van Verlaine, zet in zijn brief aan Zilcken de zaak in het juiste perspectief: de brieven geven inzicht in het leven van Verlaine, en vooral in zijn ziekbed, wat hij op zich al de moeite waard vindt. Bovendien kan hij er de humor van inzien, de ‘bekoorlijke, tragische bonhomie’, bijvoorbeeld als Verlaine voor de zoveelste maal aan Zilcken vraagt of er grachten zijn in Den Haag, of als hij schrijft: ‘En dan, binnenrijdend, in het land waar ik zal moeten spreken, verval ik in overpeinzingen...’ Inderdaad, zucht.
En dus publiceert Zilcken alles: brieven, contracten en krabbeltjes in de marge. Zelfs tekeningen van Verlaine beschrijft hij minutieus, bijvoorbeeld: ‘Windmolens in de mist, de staart van een trein die verdwijnt, en een wassende maan aan de hemel’, of: ‘Hier, een lijn van 12 centimeter lang’ (met de eerste tekening wilde Verlaine uitleggen waarom hij zich niets meer van het Hollandse landschap kon herinneren, met de tweede illustreerde hij de gevolgen van een medische ingreep). De opeenvolgende brieven worden soms voorzien van een kort, zakelijk commentaar, en achter in het boekje staan losse aantekeningen uit het manuscript van Quinze jours en Hollande, dat Zilcken in zijn bezit heeft.
De eerste brief aan Zilcken, gedateerd 25 oktober 1892, is een reactie op de officiële invitatie. Verlaine antwoordt uitermate beleefd te zullen komen: ‘slechts één woord tussen ons zal de precieze datum van mijn reis bepalen’. Vier dagen later beantwoordt Verlaine de bevestiging van deze datum met evenveel zwier, maar dan staat er tussen alle beleefde frasen opeens de volgende opmerking: ‘Wilt u mij de reiskostenvergoeding doen toekomen, en ik zal volledig tot uw beschikking staan.’ Bovendien vinden we hier de wortels van een steeds groter wordend misverstand over het woonadres van Verlaine: ‘9 Rue des fossés St. Jacques, maar stuur liever post naar Monsieur Chacornac, Quai St. Michel ii.’
Het bezoek aan Nederland vindt plaats tussen 2 en 13 november. Volgens Zilcken wordt er goed geboerd: de lezingen leverden Verlaine ongeveer 900 francs op. Maar niet alle recettes zijn direct binnen, zodat Verlaine op 15 november de eerste aanmaning verstuurt: ‘Ik heb per postwissel de recette van Den Haag ontvangen. En, in afwachting van de rest van het geld van “Den Haag” en “Leiden”, groet ik u, in alle hartelijkheid. P.S. morgen, volgende brief.’ Deze ‘volgen-