De Gids. Jaargang 164
(2001)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 739]
| |
Nelleke Noordervliet
| |
[pagina 740]
| |
en bij familieleden in Marokko. Ze belooft haar godsdienstige plichten niet te zullen verzaken. Dan mag ze. Ze raakt bevriend met een Nederlands meisje. Ze praten over de koran, waarvan zij veel weet, en over de bijbel, waarvan het Nederlandse meisje niets weet. Ze praten over de toekomst en wat ze willen worden. Ze kunnen alles worden wat ze maar willen, zegt het Nederlandse meisje. Als ze kunnen. Ook ingenieur? vraagt ze. Ja, natuurlijk. En dokter? Of rechter? Ja. Burgemeester? Leraar? Directeur? Ja. Ja. Ja. Dat wil ik, zegt ze. Wat? Dat allemaal. Ze leeft met haar geest en haar verlangens in een wereld van mogelijkheden en vrijheid, en ze leeft met haar lichaam en haar herinneringen in een wereld van geborgenheid en beperkingen. Ze weet niet precies hoe ze die werelden, die ze beide wil bewonen, moet combineren. Ze wil haar ouders en familie niet kwetsen en evenmin zichzelf tekort doen. Nederland is haar land. Ze is er geboren. Hier ligt haar toekomst. Ze weet dat er veel van haar wordt gevraagd. Doorzettingsvermogen. Zelfrespect. Het is niet makkelijk je ambities waar te maken. Thuis is er vaak ruzie. Haar vader begrijpt haar niet meer. Haar moeder is bang voor haar en om haar. Haar broers schamen zich voor haar. Zij schaamt zich voor haar broers. Ze wil goed met hen zijn en toch haar eigen weg gaan. Die zal ze ook gaan, net zolang tot haar moeder trots op haar is, haar vader haar om raad vraagt en haar broers jaloers op haar zijn. Ze trouwt met een Marokkaanse jongen. Hij heeft een goede opleiding. Ze houdt van hem. Hij slaat haar. De Koran zegt dat het mag. Ze loopt van hem weg. Streep door haar verleden. Ze heeft veel verdriet. Maar ze geeft zichzelf niet op. | |
2Opeens vallen er gaten in haar agenda. Ze wordt minder gevraagd. Eerst denkt ze dat haar type even uit de running is, dan schrijft ze het toe aan over-exposure, maar als haar agent haar een nieuw wondermiddel tegen rimpels aanbeveelt, weet ze dat het voorbij is. Ze is zesendertig. Was dat niet de leeftijd waarop Marilyn Monroe zelfmoord pleegde? Ze is talloze malen gefotografeerd. Men roemde haar klassieke schoonheid waar een druppel Indisch bloed een exotische sensualiteit aan verleende. Haar blik verleidde zowel mannen als vrouwen. Mannen wilden haar hebben, vrouwen wilden haar zijn. Adoratie en jaloezie. Ze heeft een vriend die graag met haar pronkt, zoals hij met andere hulpstukken pronkt, zijn auto, zijn notebook, zijn horloge, zijn gold card en silver wing. Maar ze trouwt niet met hem. Ze houdt ook niet echt van hem. Dat vindt ze wel zo | |
[pagina 741]
| |
makkelijk. Ze wil onafhankelijk blijven. Haar werk is haar alles. Haar carrière is nummer een. Ze is bang voor de val van het gezin, de val van de afhankelijkheid, de val van de sleur. Ze heeft gezien hoe haar moeder - mooie vrouw ook - nooit iets anders heeft gedaan dan een beetje huishouden (want er was hulp), omdat ze niet wist wat ze anders moest doen en omdat het niet hoefde, zei papa, hij verdiende genoeg, en hoe die is weggekwijnd in bridgeclubs en snoepreisjes met papa, eeuwig shoppend, eeuwig aanhangsel, goed verzorgde mummie van zestig. Nu haar eigen leven kentert, ziet ze hoe haar verdriet om het verlies van haar jeugd haar straf is voor haar collaboratie met een regime van vrouwelijke schoonheid, die de begeerlijkheid tot handelsmerk verhief, terwijl ze tegelijkertijd dat handelsmerk verried door elke liefde, elk verlangen naar kinderen op armlengte afstand te houden. Nooit eerder was de boodschap aan vrouwen en van vrouwen zo dubbelzinnig. Tieten en kont worden opgepompt, lippen vergroot, huid strakgetrokken om te behagen, vrouwen conformeren zich aan een pre-feministisch ideaalbeeld en spelen met hun uiterlijk als seksueel object, suggereren ouderwetse vrouwelijke zachtheid, lust, passiviteit. En tegelijk ondernemen ze de race naar de top, eisen ze zelfstandigheid en zetten ze zonder blikken of blozen charme (=toegeeflijkheid, veroverbaarheid) in als wapen om hun zin door te drijven. Seks is macht. Ze wordt bitter en verwijt de tijd het verraad van haar lichaam. Nu zal niemand ooit meer van haar houden. Nu is ze te laat voor een kind. Bijna. Ze denkt: dit is de prijs. Ze wordt kwaad. Dat zij altijd de prijs moet betalen. Ze is onafhankelijk. Maar ze is ook alleen. Ze voelt zich een no-body. | |
3Ze heeft een kleinkind gekregen. Ze begint aan een lange brief die het kind later, als zij allang dood is, misschien wel wil lezen. Er zal veel veranderd zijn, maar ook veel gelijk gebleven. Het is niet noodzakelijk dat het kleinkind van haar ervaringen leert, maar ze wil ze doorgeven voor wat ze waard zijn. Voor de oorlog werd ze geboren, als wees is ze eruit gekomen. Er was wat geld voor haar toekomst. Alleen heeft ze haar richting bepaald in het leven. Zonder voorbeeld. Zonder band. Zonder verplichtingen, behalve aan de nagedachtenis van haar ouders, die ze zich allengs slechter kon herinneren. Nu ze ouder is, worden vage plaatjes opeens weer scherper getrokken en hoort ze de stem van haar vader, ziet ze haar moeder wuiven, op weg naar Westerbork, zijzelf aan de hand van een | |
[pagina 742]
| |
vreemde vrouw tegen wie ze mama moest zeggen. Het moeilijkst was het de verleiding te weerstaan ergens bij te horen, bij een groep, een kerk, een genootschap, een beweging. Het moeilijkst was het de oren te sluiten voor de sirenenzang van ideologieën, toekomstvisioenen, schone beloften. Het moeilijkst was het te vertrouwen op eigen oordeel en verstand. Op eigen intuïtie. Ze stond misschien aan de zijlijn van de gebeurtenissen maar bleef niet onberoerd door het lot van de mensen. Dat was voor haar geen abstract gegeven. Ze koos maatschappelijk werk, omdat ze zichzelf bevoorrecht achtte en omdat ze daarin met individuen in aanraking kwam, niet met een groep, een soort, een statistiek. Het was hard werken. Ze moest letterlijk en figuurlijk tegen een stootje kunnen. In haar praktijk zag ze hoe vrouwen en kinderen werden mishandeld uit wanhoop en machteloosheid, en omdat de mannen niet beter wisten. Maar ook was ze getuige van ontroerende zorgzaamheid. Hoe een oude man zijn blinde en demente vrouw elke dag de haren kamde en de lippen stiftte en kinderliedjes met haar zong. Na haar huwelijk bleef ze werken. Toen er kinderen kwamen nam ze ontslag. Ze miste het werk maar voelde zich ook thuis nuttig. Om haar geest te scherpen, pakte ze in de avonduren een studie op. Zodra de kinderen naar school gingen, ging ze parttime werken, hoewel daar met een scheef oog naar werd gekeken in de buurt. Haar man had een goede baan. Hij overleed op zakenreis in Portugal. Hoewel ze niet onverzorgd achterbleef, bleef ze werken. Dat werd niet begrepen. Moest ze niet rouwen? Thuis zijn voor de kinderen? Treurende weduwe zijn? Ze had toch geld? Kon ze niet beter vrijwilligerswerk doen? Toen de tweede feministische golf de vrouwen bevrijdde van betutteling en het recht op van alles en nog wat eiste, lag het in de lijn van de verwachtingen dat zij zich aan zou sluiten en een voorbeeld zijn. Hoewel de verleiding groot was bleef ze buiten de praatgroepen en het actiewezen. Maar ze wees de meisjes uit de gezinnen die ze tegenkwam in de achterbuurten van de stad de weg naar een goede opleiding, naar gelijk loon, naar de Rutgersstichting. Zelf ambieerde ze geen carrière in het management. Ze werkte kalm en gestaag en onopvallend in de wijngaard des Heren en voedde haar kinderen op. Dat was niet makkelijk. Een van haar dochters is ver heen geweest. Die heeft ze uit diepe depressies en drugsgebruik moeten terughalen. Ze weet dat dit iedereen kan overkomen en verwijt het zichzelf niet. Gaat er wel onder gebukt. Nu is ze gepensioneerd en studeert en leest. Ze praat met haar kinderen over wat hen bezighoudt. Ze heeft een paar adresjes van eenzame oude mensen die ze bezoekt en met wie ze naar de dokter en de kapper gaat. Haar leven is gezegend. | |
[pagina 743]
| |
4Hij weet dat er veel is veranderd in de maatschappij sinds zijn eigen jeugd. Hoewel hij lang niet alle veranderingen toejuicht, aanvaardt hij als pragmaticus de onomkeerbaarheid ervan en als optimist is hij bereid te geloven dat het allemaal wel tot iets goeds kan leiden. Hij is blij dat hij nog een ‘ouderwets’ gezin heeft. Zijn vrouw is een fantastische moeder. De spil van de familie. Iedereen kon op haar bouwen. Ze heeft haar eigen ouders en de zijne naar het graf begeleid. Eerst twintig jaar kinderen grootbrengen, dan twintig jaar ouders doodbrengen. Dat is het leven van de vrouw, zei ze. Ze heeft zich er nooit op voor laten staan. Ze heeft ook nooit geklaagd. De vrouwenbeweging is aan haar voorbijgegaan. Ze moeten maar doen wat ze niet laten kunnen, zei ze. Hij was het met haar eens. Hun dochters zijn anders. Dat mag ook. De tijden zijn nu eenmaal veranderd. Ze hebben gestudeerd en een baan. Ze willen wel kinderen, maar nog niet meteen. Dat vindt hij jammer, want als zijn prachtige meiden het moederschap uitstellen en misschien zelfs afstellen, dan mist de maatschappij een sterk nageslacht en een solide basis voor de toekomst. Hij heeft een eigen bedrijf, een klein fabriekje in cosmetica, en is er altijd van uitgegaan dat zijn enige zoon hem in de zaak opvolgt. De jongen heeft daar altijd wel oren naar gehad, denkt hij. Maar hij wilde eerst zijn studie afmaken en daarna reizen om iets van de wereld te zien. Dat kan hij billijken. Vroeger was daarvoor niet de gelegenheid. De tijden zijn veranderd. Maar het reizen heeft iets te veel in de jongen veranderd. Aangetast, zou hij bijna zeggen. Juist nu hij zelf van zijn pensioen wil gaan genieten en de boel aan de zoon wil overdragen, om nu ook eindelijk eens te gaan reizen en iets van de wereld te zien, zegt de jongen dat hij niet van plan is mee te doen aan de rat race, dat hij in de weekends met zijn band gaat optreden en dat hij de rest van de tijd thuis wil zijn om voor het kind van zijn vriendin te zorgen, aangezien zij een goede baan heeft gekregen bij een organisatie- en adviesbureau. Zij wordt de kostwinner. Hij de huisman. En de toekomst? En je carrière? En de fabriek? De zoon zegt dat hij van plan is te doen waar hij zin in heeft. De vader zegt dat het leven zo niet in elkaar steekt. Er moeten offers worden gebracht. Het karakter wordt niet gevormd door aan grillen toe te geven maar door weerstanden te overwinnen. En de eerste weerstand is het egoïsme. Hij zoekt de fout in zijn eigen opvoeding van de jongen. Is hij te zacht geweest? Nee, pa. Je hebt het juist goed gedaan, zegt de zoon. Dat brengt hem in verwarring. Hij heeft het goed gedaan en toch worden zijn verwachtingen beschaamd? Hij vecht tegen de minachting die hij voor zijn zoon gaat | |
[pagina 744]
| |
voelen, tegen de ergernis, tegen de woede zelfs, hij vecht om respect op te kunnen brengen voor de keuzes die zijn kinderen maken. Hij is het niet met hen eens, maar hij houdt van hen. De tijden zijn veranderd. | |
5Hij denkt niet dat hij het ooit zal begrijpen. Zijn vrouw kondigde op een zonnige zaterdag aan dat ze lesbisch was en met haar vriendin een camping in Frankrijk ging opzetten, waar gestreste vrouwen door middel van een schildercursus op verhaal konden komen. Het lag niet aan hem, zei ze nog. Hij voelde zich als een blinde die pootje wordt gehaakt. De kinderen begrepen het ook niet. Mama gaat een poosje weg om in het reine te komen met zichzelf, maar ze houdt veel van jullie, heeft hij gezegd om het uit te leggen. Hij zorgt voor de kinderen. Het gaat hem goed af. Hij stelt er een eer in moeder en vader tegelijk te zijn. Hij zal geen ouderavond overslaan. Koken kan hij als de beste en in strijken is hij een expert. Ook neemt hij de tijd om alle kleine en grote verhalen aan te horen en rijdt hij hen in het weekend naar hun diverse sportclubs. Natuurlijk is het een grote belasting naast zijn werk als employé van een verzekeringsmaatschappij. Hij heeft veel meer begrip gekregen voor zijn vrouwelijke collega's, die vaak net iets te laat kwamen of net iets te vroeg naar huis gingen, een middag misten vanwege een ziek kind, en aan wie hij zich vroeger wel eens ergerde. Hij probeert nu zelf onder late middagvergaderingen uit te komen. De kinderen kunnen soms bij vriendjes en vriendinnetjes gaan spelen, maar hij voelt zich opgelaten omdat hij zelf niet op zijn beurt die service kan verlenen aan andere moeders. Dat hij zo afhankelijk is van de welwillendheid van anderen en van het geluk dat zijn kinderen goed gezond en weerbaar zijn, ergert hem. Het klopt niet, vindt hij. Een promotie op de zaak laat hij gaan, omdat het op bescheiden schaal wat reizen met zich meebrengt, naar Brussel, Keulen, Londen, wat hem eigenlijk fantastisch lijkt. Hoewel het goed gaat, is hij eenzaam en verlangt hij naar de warmte van een aardige vrouw. Ze hoeft geen moeder te zijn voor zijn kinderen, ze hoeft niet bij hem te komen wonen, hij wil alleen maar wat steun en liefde. Ontspanning. Een interesse buiten werk en kinderen. Hij wil weer een man zijn, niet alleen maar vader. Hij schrijft zich in bij een relatiebureau. Het is nog niet zo makkelijk een vriendin te vinden. De meeste vrouwen knappen af op het feit dat hij kinderen heeft en voor ze zorgt. Sommigen slaan daarentegen meteen aan het opvoeden, al was het alleen maar | |
[pagina 745]
| |
door misprijzende blikken te werpen op de kleding van zijn kinderen, die hij daarin betrekkelijk vrij laat. Anderen zeggen geen bezwaar te hebben tegen de kinderen, maar leggen een grotere claim op zijn tijd en zijn aandacht dan hij hun kan geven. Hij schiet aan alle kanten tekort. Na een aantal teleurstellende ervaringen besluit hij het gewoon alleen op te knappen. Niet zeuren. Er het beste van maken. Hij neemt het niemand kwalijk. Zo is het leven. Zo loopt het nu eenmaal wel eens. Als zijn oudste dochter vijftien is, wil ze bij haar moeder gaan wonen, die ze al vijf jaar niet heeft gezien. Hij begrijpt het niet, probeert haar van haar plannen af te houden, is gekwetst, verbijt zijn woede, maar laat haar uiteindelijk gaan. Weer een paar jaar later gaat de jongste het huis uit om te studeren. Hij is alleen. Hij weet niet waar zijn leven is gebleven. | |
6Door de week spaart hij voor het weekend. Hij werkt zich rot, heeft drie baantjes, en gaat vrijdagavond stappen met een flinke tiet geld. Daarmee maakt hij indruk op zijn vriendjes en op de meiden. Dat telt: geld, de juiste kleding, en het vermogen veel pils weg te kunnen zetten. Soms een pilletje op een te gek feest. Je bent maar één keer jong. Hij denkt er niet echt over na hoe het moet als hij ouder wordt. Er zal wel een meisje aan hem blijven hangen. Ze zullen zich wel settelen in een flatje, en dan zullen er wel kinderen komen. Hij zweert dat hij zijn maten niet zal laten vallen. De vrijdagavond om te stappen. De zondagmiddag voor het voetbal. Hij is een vrije jongen en zal die vrijheid niet zo gauw opgeven, al ziet hij aan oudere broers en neven dat de vrouwen ze toch aardig weten in te pakken. Wat betreft het werk zal hij wel zien. Hij heeft geen studiehoofd. Is beter met zijn handen. Is sterk. Nee, ook de ambachtsschool kon hem niet boeien. Geen zitvlees. Geen geduld. Het geld van de losse baantjes lokte. Er doet zich altijd wel iets voor. Hij heeft vriendinnetjes om mee te vrijen. Meestal niet vaker dan één keer. Hij wil zich nog niet binden. Voor Sheila maakt hij een uitzondering. Sheila is bijzonder. Een leuke, spontane meid. Ze is kapster en spaart voor haar eigen salon. Als hij drie keer met haar heeft gedanst en twee keer met haar de koffer is ingedoken, is hij verkocht. Voor het eerst van zijn leven verliefd. Hij kan de ruwe grappen van zijn vrienden in het café over ‘dozen’ en ‘wijven’ niet meer verdragen. Hij gaat tot zijn eigen verbazing werkelijk van een flatje en van samenwonen dromen. Maar Sheila zegt dat ze geen vaste verkering wil. En als hij een keer in haar bijzijn, wanhopig omdat ze koel tegen hem doet, | |
[pagina 746]
| |
zichzelf overschreeuwt door een fles wodka te legen en zo liederlijk dronken te worden dat zijn maats, die ook niet brandschoon zijn, hem naar de wc moeten dwingen, waar hij eerst machteloos zijn vuisten stukslaat op de tegelwand, dan de vloer onderkotst en buiten bewustzijn raakt, wil Sheila hem daarna niet meer zien. Waarom niet, Sheila? Ze zegt: Wat heb je me te bieden? Ook andere meiden maken duidelijk dat ze geen zin hebben in een los arbeider die te veel drinkt. Een dommekracht. Hij is kwaad. Niet zozeer op Sheila, als wel op alle vrouwen, op alle mensen. De maatschappij. De buitenlanders. Een permanente woede neemt bezit van hem, die hij koelt op ruiten, auto's, tramhuisjes. Hij werkt hard. Maar als de jaren voorbijgaan en de vrienden aan de vrouw raken en de harde kern fans van de voetbalclub steeds jonger wordt, weet hij niet meer waarvoor hij werkt. Hij voelt zich veracht en miskend. Iedereen heeft het te hoog in de bol. De vrouwen vooral. Hij heeft een vaste kruk aan de bar in het café, waar hij langzaam ouder wordt.
Etcetera. Etcetera.
Tijden en zeden veranderen. Verhoudingen ook. Hoe het komt weet niemand precies. Hoe je moet reageren op veranderingen kan niemand je leren. De leefregels van een groep, een beweging, een ideologie helpen maar oppervlakkig. Iedereen moet het zelf uitvissen. Sommige wetenschappelijke studies volgen een draad in het patroon, andere proberen in één machtige greep het geheel te schetsen. Ze zijn alle een moedige poging zout te leggen op de staart van een glibberig reptiel. Je denkt het leven bij de taas te hebben en het is je alweer ontsnapt. Het is een onmogelijke taak alle lotgevallen van alle mensen te boekstaven en daaruit het lotgeval van de Mens, van de Man, de Vrouw, te destilleren op enig moment in de tijd en terug te wijzen naar hoe het was en vooruit te wijzen naar hoe het zal zijn of hoe het moet zijn. Uit alle levens stijgen paradoxen op van pijn en moed, van wil en schikking, van onmacht, liefde, onverschilligheid, van strijd en verlies. Van hoop. |