| |
| |
| |
Maartje Somers
De macht van de recensent
‘Geachte redactie,
Nou, die recensent van u had zeker zijn avond niet toen hij het concert bezocht dat Joe Jackson afgelopen week in Ahoy gaf. Een van de beste artiesten ter wereld, van zijn cd's zijn er miljoenen verkocht, maar in de ogen van uw recensent kan hij geen goed doen! Het stuk in de krant begint met een uitgebreide beschrijving van Jacksons uiterlijk, gezicht “grauw van de drank”, doorleefde kop, versleten jeans. Totaal irrelevant - alsof Joe's levensstijl iets met zijn muziek te maken heeft! Daarna concludeert uw scribent dat Jackson pretenties heeft, omdat hij en zijn band de grenzen van de pop overschrijden. Hij toont zich daarmee een stuk benarder van geest dan Jackson, die nu juist laat zien dat hij zich na zoveel jaren nog altijd weet te vernieuwen. Wat heeft uw recensent tegen vernieuwing? Is hij soms zelf een gefrustreerde muzikant?
De recensie in uw krant besluit met de constatering dat Jacksons band maar “niet wil vonken”. Waar de recensent deze conclusie op baseert, blijft in het slordige stukje onduidelijk. In Ahoy zag en hoorde ik een gepassioneerd spelende band, de zweetdruppels op het voorhoofd, terwijl de ene na de andere instrumentalist een spetterende solo ten beste gaf en het publiek massaal en uitzinnig meezong en meedanste. Maar dat zal voor uw recensent wel geen criterium zijn - het gewone publiek loopt zeker weer achter. Toch is het de vraag wie hier nu achterloopt; het publiek, of uw recensent die nog altijd niet wil zien met wat voor geweldige artiest hij van doen heeft. Gelooft u mij, en niet uw recensent: Joe Jackson is geweldig!
Met vriendelijke groet,
De fan.’
| |
| |
‘Geachte redactie,
Tot mijn grote schrik zag ik dat uw krant bij de recente restyling een vernieuwing heeft ingevoerd die mijns inziens een verslechtering is, en wel een met zeer grote gevolgen. Ik vraag mij af of u deze gevolgen heeft overdacht en in zijn geheel overziet, vandaar dat ik mij in deze brief tot u richt. Het schrijven van ingezonden brieven is namelijk niet mijn gewoonte.
Het betreft hier een op het eerste gezicht tamelijk onschuldige rubriek in uw zaterdagse magazine. Onder de kop “Popcorn Panel” geven vier filmbezoekers hun oordeel over een recent uitgebrachte film. Afgezien van de vraag of uw krant gebaat is bij het zoveelste lichte rubriekje waarin gewone mensen hun mening geven over allerlei zaken, ben ik van mening dat u hier een grens overschrijdt. U schaadt zelfs indirect uw eigen toekomst. Het “Popcorn Panel” holt namelijk de praktijk van het recenseren uit; het professionele, gezaghebbende oordeel boet mede door dit soort rubrieken aan waarde in.
Nu lijkt dit overdreven. Wat hebben de meningen van een aantal bezoekers van een arthouse, zoals men het filmhuis tegenwoordig schijnt te moeten noemen, te maken met de filmrecensies die wekelijks op de kunstpagina verschijnen? Voor wie het verschil goed doorheeft, misschien niet veel, maar de recente geschiedenis leert dat het afgewogen oordeel en de lukrake mening steeds dichter naar elkaar toegroeien en het eind van deze ontwikkeling lijkt nog niet in zicht. Sterker, als deze doorzet, worden het “Popcorn Panel” en uw kunstredactie in de toekomst uitwisselbaar.
Staat u mij toe dit enigszins toe te lichten. Ik besef dat dit epistel de toegestane lengte van een ingezonden brief daardoor zal overschrijden, maar ik verzoek u in het onderhavige geval een uitzondering te willen maken, omdat het hier een zaak van belang betreft, die raakt aan één van de wezenskenmerken van de geschreven pers - het gezag van een krant.
Welke richting slaat uw krant hiermee namelijk in? U wendt zich af van het klassieke, geschreven betoog, het afgewogen oordeel dat de kunstliefhebber als leidraad kan gebruiken, wat natuurlijk niet wegneemt dat hij het er hartgrondig mee oneens kan zijn. En u bekeert zich tot de mening, die kanker die het huidige flits- en glanstijdperk wel aangeboren lijkt. Recensies worden in uw krant - en niet alleen in de uwe overigens - steeds korter en, zo lijkt het, zelfs schaarser, terwijl de meningen in aantal toenemen. Al sinds enige tijd beoordeelt u “de kunst van de week” met bolletjes (sic!) en sterren, zodat de mening in een oogopslag duidelijk is. U becommenta- | |
| |
rieert de literaire toptien en de aankondigingen van theatervoorstellingen in uw agendarubriek. Dat oogt kort en overzichtelijk en iedereen weet weer wat hij moet vinden om mee te kunnen praten, maar het gaat ten koste van het afgewogen, inhoudelijke oordeel van uw kunstredactie. Met het instellen van het “Popcorn Panel” ondergraaft u dit andermaal.
Ik vrees dat uw keuzes in dezen van doen hebben met de tijdgeest, waaraan ontsnappen kennelijk niet mogelijk is. “De oordeelsziekte,” schreef Elias Canetti al in 1960 in Massa en macht, “is een van de meest verbreide kwalen die er onder de mensheid bestaan en iedereen is ermee behept. Elk mens heeft de diepe behoefte de rest van de mensheid steeds weer af te bakenen in zij die voor hem zijn, en zij die tegen hem zijn.”
Men wil het veilige scheiden van het onveilige, het goede afbakenen van het kwade. Het spreekt vanzelf dat de oordeelsgever zelf zich van het onveilige distantieert en onder de vleugels van het veilige schuilt. Wie roept hoe fantastisch hij Hans Teeuwen vindt, eigent zich iets van diens ruigheid en anarchie toe. Wie zegt dat Freek de Jonge helemaal passé is, laat zien hoe vooruitstrevend hijzelf wel niet is.
Canetti had een vooruitziende blik. In het ik-tijdperk heeft de oordeelsziekte ons allemaal in zijn greep. De mening is de onmisbare accessoire van de hedendaagse mens, die zich in een soort spagaat moet zien te handhaven: hij wil dolgraag een origineel individu zijn, zoals het ik-tijdperk hem - en ironisch genoeg ook al die anderen - dicteert. Maar hij wil zich ook met een groep identificeren, liefst een succesvolle groep natuurlijk. Het is met meningen vandaag de dag dus net als met kleren, die ook al zo belangrijk zijn geworden. Ze moeten goed zijn, maar niet te afwijkend, maar niet te zeer apart, maar niet te ver verwijderd van die van de rest. Origineel, maar wel nog herkenbaar. Vandaar dat het oordeel niet langer een persoonlijk ijkpunt is, een grond voor en een aanzet tot discussie, maar nog slechts als radar geldt in de Bermudadriehoek van kunst, media en commercie waar het betere leven zich afspeelt. Over inhoud wordt niet langer nagedacht, analyse is niet meer belangrijk, net zo min als wezenlijke discussie. Veeleer gaat het om het razendsnel aftasten en uitwisselen van meningen, om te kijken hoe de vlag er vandaag bij hangt. Door het instellen van het “Popcorn Panel” versterkt u deze in mijn ogen verwerpelijke ontwikkeling.
Ik verzoek u daarom met klem de rubriek te schrappen en de recensies in uw krant weer een gedegen lengte te geven, zoals bijvoorbeeld in de Frankfurter Allgemeine gebruikelijk is. In dat geval kun- | |
| |
nen de stukken op uw dagelijkse kunstpagina de waan van de dag weer ontstijgen. Dan kunnen meningen weer vervangen worden door gedegen oordelen. Voor wie de nuance zoekt en hecht aan oordeelsvorming, is de recensent namelijk van onmiskenbare waarde. Hij selecteert wat interessant is, scheidt kaf van koren, humbug van briljante avant-garde en houdt het overzicht over het steeds uitdijende kunstaanbod. Hoe hadden we anders kennis moeten nemen van het vergeten meesterwerk Die gore klerezooi in de Via Merulana van Carlo Emilio Gadda, en van de schitterende, drie-en-een-half uur durende, Japanse zwart-witfilm Eureka van Shinji Aoyama?
Wanneer u evenwel bij uw huidige keuze blijft, doet u niet alleen uw lezers tekort, maar zeker ook uw recensenten. Zij zijn dan nog slechts solisten in het meningenkoor. En nu wij in het karaoketijdperk leven, is dat geen benijdenswaardige positie.
Met de meeste hoogachting,
De weldenkende lezer’
‘Geachte redactie,
Uw weldenkende lezer schoot wel enigszins door, toen hij zich in zijn brief van afgelopen week zo tegen het “Popcorn Panel” keerde. Wat kan er in vredesnaam tegen zijn als “gewone mensen” hun mening geven over de films die zij hebben gezien of de boeken die ze hebben gelezen? Ik geloof helemaal niet dat de waarde van recensies onderuit wordt gehaald door “het koor van meningen” zoals uw weldenkende lezer het zo mooi noemde. Het tegendeel is juist het geval. De kloof tussen wat de recensenten vinden en de smaak van zelfs het ontwikkelde publiek is vaak nog behoorlijk groot; de mening van een “Popcorn Panel” slaat over die kloof wellicht een brug. Daar hoeft mijns inziens helemaal niet zo zwaar aan getild te worden.
De eigenlijke stelling van de weldenkende lezer kwam er volgens mij op neer, dat de kwaliteit van recensies achteruitgaat, onder meer doordat ze steeds korter worden. Dit is volgens mij ook niet waar. De uitgebreidere ruimte die hen vroeger werd toegemeten, gebruikten recensenten voornamelijk voor beschrijvingen, en een goede recensie vertelt nu juist niet “het verhaaltje” na. Het draait er volgens mij juist om de essentie van een kunstwerk te “grijpen”, het kunstwerk “neer te zetten” als het ware, het op te roepen in het hoofd van de lezer, en op grond van die essentie de waarde ervan te bepalen. Nu lijken die paar honderd woorden mij daarvoor ook krap bemeten, maar een professioneel recensent moet een eind kunnen komen.
| |
| |
Uw weldenkende lezer heeft niet veel op met de tijdgeest en zou het heden geloof ik het liefst inruilen voor het verleden. Maar ik begrijp niet waarom nieuw en oud, vroeger en nu, altijd tegenover elkaar moeten staan. In het collectief geheugen is er in de ontwikkeling van de kunst en de media kennelijk ooit een tijd geweest dat het kunstaanbod nog overzichtelijk was, terwijl er anderzijds bij het grote publiek een niet te stuiten behoefte bestond om kennis te nemen van diepgravende oordelen en debatten over kunst. Zelf denk ik dat deze belangstelling in aantallen nooit groter is geweest dan onder onze huidige, relatief hoogopgeleide bevolking.
Dat de kunst en het debat erover gedemocratiseerd zijn tot aan het “Popcorn Panel” aan toe, en daardoor misschien iets van hun academische allure verloren lijken te hebben, is zonneklaar. Maar de komst van het nieuwe betekent nog niet dat het oude ten dode is opgeschreven. Meningen sluiten oordelen niet uit; integendeel, ze kunnen elkaar juist voeden.
Met vriendelijke groeten,
De andere weldenkende lezer’
‘Geachte redactie,
“Hij had van geen enkel onderwerp echt grondige kennis, maar hij schreef er in een ommezien een artikel over, vooropgesteld dat het iets slechts was,” schreef Otto Flake. Hoe waar dit adagium is, werd afgelopen week maar weer eens bewezen in uw krant. Recenseren is iets anders dan iemand publiekelijk te kakken zetten of schofterig beledigen, maar uw recensent kent het verschil nog altijd niet. Wat bezielt hem, om in de krant van afgelopen donderdag onze acteur een mislukte amateur te noemen, die eigenlijk nooit meer voet zou mogen zetten op het toneel? Hoe durft hij onze acteur een poffertjesbakker te noemen, een acterende lampenkap, een actreutel? Dergelijke hondse beledigingen hebben niets met recenseren te maken. Als artistiek leider van het gezelschap verzoek ik u met klem uw recensent hierover te onderhouden.
“Ik voel mij als een acrobaat, die door het lokale reumacentrum wordt beoordeeld,” schreef Harry Mulisch in Voer voor psychologen over zijn critici. Ik verzeker u, zo voelen wij ons ook. Ik ben blij dat recensenten, die ijdele krabbelaars die al jaren hun gebrek aan kennis van zaken verhullen met hun gewild leuke formuleringen, niet of nauwelijks nog de macht bezitten zalen vol of leeg te schrijven. De macht om diep te kwetsen bezitten zij evenwel nog altijd. Daar dienen zij zich rekenschap van te geven.
Hoogachtend,
De artistiek leider’
| |
| |
‘Aan de recensent,
Vuile schoft! Ik ben het hele weekend zo woest geweest! Hoe durf je dat soort dingen over me te schrijven, arrogante kwast. Het is zo makkelijk ook, veilig achter je toetsenbord in twee uur een oppervlakkig stukkie tikken, daar waar wij maanden en maanden hebben geploeterd en geworsteld en ons vervolgens kwetsbaar opstellen op dat podium! Waarom kom je nog? Ik heb je nooit kunnen betrappen op enige belangstelling, laat staan op liefde voor toneel! Wel weet ik dat je al jaren de pik op mij hebt, maar schrijf dan niet meer over mij, verdomme! Volgende keer kom ik je gezicht verbouwen, zoals Carol van Herwijnen met Hein Janssen van de Volkskrant deed, toen die in het programma van Hanneke Groenteman weer eens op hem begon te kankeren. Of ik zet je telefoonnummer in de krant, zoals Theo van Gogh doet met de telefoonnummers van filmrecensenten, als die zijn films weer eens kraken. Ik zorg in elk geval dat je het theater niet meer in komt, in elk geval niet met een vrijkaartje! Veel uitmaken zal dat niet, maar er is gelukkig toch niemand die je oordeel serieus neemt.
De acteur’
‘Persbericht
let op embargo tot 30 mei
Aan de kunstredactie,
Met trots stuur ik u hierbij een drukproef van Drie Zusters. Het is het ontroerende verhaal van drie vrouwen, zusters maar met een heel verschillend karakter, die in een afgelegen ouderlijk huis in Noord-Zweden samen komen nadat hun moeder is gestorven. Terwijl zij haar spullen ordenen en verdelen, komen de herinneringen aan hun jeugd naar boven. Wat was hun moeder eigenlijk voor vrouw en waar gaan die brieven over, die zij vinden in de zitting van een stoel? Terwijl zich voor de dochters de thriller van het leven van hun moeder ontvouwt, tekenen zich voor de lezers tegelijkertijd de levens van de drie zusters af. Dolende dertigers zijn het, die in tegenstelling tot hun moeder alle denkbare vrijheden in de schoot geworpen hebben gekregen, maar niet goed weten wat ze daar mee aanmoeten. De twijfels van de dochters vinden uiteindelijk een rustpunt in de postume raad van de moeder, in de verrassende, roerende ontknoping van dit wervelende boek.
Schrijfster Maj Buxelsson (25) studeerde creative writing aan de universiteit van Malmö en werkte als fotomodel. Haar debuut kreeg jubelende recensies en voerde in Zweden maandenlang de bestsellerlijsten aan. Reeds voor verschijnen werd het aan een twaalftal
| |
| |
landen verkocht. In Amerika gingen de rechten naar Knopf, in Duitsland naar Suhrkampf, in Italië naar Mondadori en in Frankrijk naar Gallimard. De filmrechten werden verkocht aan Miramax. In totaal zijn wereldwijd meer dan een half miljoen exemplaren over de toonbank gegaan. Drie Zusters, waarin klassiek drama á la Tsjechov gecombineerd wordt met modern drama á la Bridget Jones, waarin elementen van de tv-comedy Sex and the City zijn terug te vinden, maar ook van Lorca's Het huis van Bernarda Alba, is hard op weg de wereld te veroveren. Marianne Fredriksson becommentarieerde het als volgt: “Echt een boek om al je vriendinnen cadeau te geven!” Wij zijn ervan overtuigd met Drie Zusters één van de meest originele, ontroerende, meeslepende, adembenemende, spannende, spraakmakende, duizelingwekkende, hartverscheurende, humoristische, gedurfde, eigenzinnige, zelfbewuste, sprankelende, intelligente en volwassen debuten van de laatste jaren in handen te hebben.
Maj Buxelsson bezoekt komende week Nederland ter promotie van haar boek. Graag beveel ik het boek bij u aan voor een recensie, maar interviews met de schrijfster, die een vlotte babbel heeft en bovendien zeer fotogeniek is, zijn ook zeker mogelijk. Over exclusiviteit valt te praten, indien u uw interview met Maj Buxelsson een prominente plaats in uw krant wilt geven.
Met vriendelijke groet,
De uitgever
PS: Wij worden nu al overspoeld met telefoontjes van uw collega's bij andere media, dus reageert u snel! U wilt de boot toch zeker niet missen?’
‘Geachte hoofdredacteur,
Hierbij berichten wij u dat uw kunstredacteur niet welkom is op de persreis die ons museum organiseert naar de grote tentoonstelling in Denemarken. Na de stroom aan negatieve berichtgeving in uw krant over ons museum, en uiteindelijk de vernietigende recensie over onze laatste tentoonstelling, hebben wij aan zijn aanwezigheid bij de door ons georganiseerde persreis geen behoefte.
Met vriendelijke groet,
De museumdirecteur’
| |
| |
‘Geachte redactie,
De recensie over de dansvoorstelling The end of the affair in uw krant stelde mij zeer teleur. Niet vanwege de toon of de inhoud, want het stuk leek me adequaat, maar door het feit dat uw recensent geen woord besteedde aan het met opheffen bedreigde orkest, dat in de bak zat en waarvan ik de hoboïst ben. Dit steuntje in de rug had ons orkest heel goed kunnen gebruiken.
Maar laten we wel wezen, het is tegen beter weten in en met de moed der wanhoop dat ik u schrijf. De aanhoudend negatieve recensies die er in de afgelopen jaren over ons geschreven werden, hebben er namelijk ongetwijfeld toe bijgedragen dat de staatssecretaris heeft besloten onze subsidie stop te zetten. Nu weet ik natuurlijk ook wel dat dat besluit is genomen op grond van de verslagen van voorstellingsbezoekers van de Raad voor Cultuur, die hebben gerapporteerd aan de Commissie Muziek, waarna de Kroonleden van de Raad aan de staatssecretaris advies hebben uitgebracht. Maar het vormen van een onafhankelijk, laat staan afwijkend oordeel is in de consensusgerichte ambtenarencultuur nou eenmaal erg moeilijk - “afstemmen” is daar de norm. Ik ben er daarom van overtuigd dat het lot van ons orkest al besloten lag in het onderbewuste van al degenen die er later over beslist hebben, geworteld in die bodem van negatieve recensies. Zelf zullen beoordelaars dit nooit toegeven, zij geven zich er wellicht niet eens rekenschap van - dat is nog het ergste.
Ik weet eerlijk gezegd niet zo goed wat recensenten hiertegen kunnen doen, misschien niet meer dan zich tijdens het schrijven bewust zijn van dit mechanisme. Ik vraag niet van ze dat ze hun oordeel bijschaven teneinde onze subsidie veilig te stellen. Ondanks alles zou ik zelfs niet willen dat uw krant zou stoppen met het laten recenseren van onze concerten. Een negatieve recensie is nog altijd beter dan geen recensie, hebben wij de afgelopen jaren in onze zalen gemerkt. Triest, maar helaas de bittere waarheid. Daarom moet u deze brief beschouwen als niets dan een uiting van machteloosheid, een noodkreet van iemand die de afgelopen jaren vergeefs heeft meegebouwd aan iets moois dat nu in één klap wordt afgebroken, en die bovendien binnenkort zonder werk zit.
Met groet,
De hoboïst’
| |
| |
‘Geachte redactie,
Het stelde ons teleur een zo lovende recensie te lezen over de plasseksfoto's van Andres Serrano. Mijn vrouw en ik bespeuren in de kunst een steeds sterker wordende tendens naar seks en geweld, niet toevallig ook de elementen waarmee in de commercie waren het meest succesvol aan de man worden gebracht. Het is aan de kunstkritiek om aan deze tendensen weerstand te bieden, niet om ze aan den volke te verklaren en daarmee impliciet te legitimeren. U had er misschien zelfs beter aan gedaan deze tentoonstelling te negeren, want alleen al door uw besluit er aandacht aan te besteden, draagt u bij aan de wolk van sensatie die dit soort “evenementen” omgeeft. Al snap ik natuurlijk best dat de concurrentie ook niet stilzit, en dat u bang bent om als enige medium een onderwerp dat “hot” is, te missen.
Met vriendelijke groet,
De derde weldenkende lezer’
Naschrift van de recensent.
Toen ik net begonnen was met het schrijven van recensies, had ik eens een droom. Dat was in het seizoen '91-'92, het seizoen dat Theatergroep De Trust een spraakmakende voorstelling speelde van Overgewicht, onbelangrijk, vormeloos van de Oostenrijker Werner Schwab. In die voorstelling bezoekt een chique, steenrijk en uitstekend gekleed stelletje bij wijze van sociologische safari een Kneipe in een Oostenrijkse achterbuurt. De zaken lopen daar nogal uit de hand die avond en het stel wordt gelyncht, levend verscheurd door het uitgerangeerde zooitje ongeregeld in de kroeg, dat toch niets meer te verliezen heeft. De Trust, bekend om zijn speelstijl van realisme-plus, gebruikte een donkerslag en twee bebloede poppen die in allerijl werden neergelegd om de te lynchen acteurs te vervangen. Bij licht zag men de overige acteurs nog naknagen op een onderarm. Ze deden er goed hun best op.
Mijn droom was eenvoudig, ik droomde dat De Trust elke avond twee mensen uit het publiek haalde om de lynchpartij op uit te voeren. Als pas begonnen recensent was ik zo onopvallend mogelijk in de zaal gaan zitten, maar dat hielp natuurlijk geen moer. Mijn naam werd omgeroepen, de acteurs kwamen al dreigend op me af. Krijsend werd ik wakker, zoals het hoort na een klassieke nachtmerrie.
Het kon niet anders, of ik droeg voortaan macht en verantwoordelijkheid. Waarom zou ik anders zo van streek zijn?
Macht is eng voor wie het net in handen heeft gekregen. En ja, een recensent heeft macht in handen, maar niemand heeft zo weinig in- | |
| |
zicht in de reikwijdte van die macht als hij. Het is een grillig en diffuus soort macht, een macht die stoelt op subjectieve oordelen die de wereld in gestuurd worden, niet op besluiten die direct gevolgen hebben voor het lot van anderen. De macht van een recensent schuilt in zijn gezag, de invloed die van zijn oordeel uitgaat. Dat oordeel wordt naar believen ter harte genomen en terzijde geschoven in de kleine wereld van mensen die belang stellen in kunst - in de rest van de wereld doet het niet terzake.
Een recensent heeft macht in handen, maar niemand heeft zo weinig inzicht in de reikwijdte van die macht als hij. Het is een grillig en diffuus soort macht.
In dat kunstreservaat is het gezag van de criticus afhankelijk van nogal wat variabelen: de reputatie van de criticus in kwestie, de kwaliteit, maar ook de felheid van zijn recensies, de mate waarin de lezers van zijn krant in kunst geïnteresseerd zijn, de status dan wel het snobappeal van zijn krant om er maar een paar te noemen. In theorie strekt de macht van een kunstcriticus zich uit van het vol- of leegschrijven van een zaal tot het beïnvloeden van besluiten van beleidsmakers. In de praktijk is deze invloed zelden te traceren, alleen al omdat die door alle betrokkenen - kunstenaars, publiek, museum- en schouwburgdirecteuren - met graagte wordt gebagatelliseerd.
Over de mate waarin het publiek, voor wie recensies tenslotte geschreven worden, zich erdoor laat leiden, valt ook alleen in algemene termen te spreken. Voor klassieke kunstvormen als literatuur, toneel, beeldende kunst en klassieke muziek zijn recensies het belangrijkste middel tot oordeelsvorming. Voor beginnende bands zijn recensies belangrijk, maar wat gevestigde popmuziek betreft bezitten dagbladrecensies alleen de macht om fans te irriteren. De meningsvorming speelt zich elders af; die wordt grotendeels bepaald door de frequentie waarmee een clip voorbijkomt op mtv.
In theorie strekt de macht van een kunstcriticus zich uit van het vol- of leegschrijven van een zaal tot het beïnvloeden van besluiten van beleidsmakers.
Grofweg geldt: hoe commercieler de kunst, hoe kleiner de invloed van recensies. Het publiek van de schrijvers John Grisham en Lulu Wang en van de Nederlandse soap-film Costa! laat recensies links liggen. Voor de publiciteitsmachines van de grote entertainmentfabrieken zijn recensenten geen partij. Omgekeerd is tegen de advertentiebombardementen van film- en platenmaatschappijen geen oordeel opgewassen.
| |
| |
Tegenover de macht van het oordeel wordt tegenwoordig door kunstproducenten steeds vaker de macht van het getal in stelling gebracht. Een museum benadrukt in een persbericht dat álle andere media en tienduizend bezoekers al geweest zijn, dus waarom wij nog niet? Op de zaterdagse voorpagina's van kranten verschijnen sinds enige jaren kleine advertenties voor romans met daarin afgedrukt de verkoopcijfers, die het oordeel in de vrijdagse boekenbijlagen moeten versterken of juist doen vergeten. Die cijfers zullen ons leren, soms zelfs letterlijk. ‘Koop dit boek niet!’ schreef Elsbeth Etty in NRC Handelsblad over Lulu Wangs tweede boek Het tedere kind, en uitgeverij Vassallucci zette dat regeltje in een advertentie, onder het verkoopcijfer van die week.
Voor kwetsbare, niet-commerciële kunst betekenen recensies meer, al hebben al die gunstige besprekingen nog nauwelijks invloed gehad op het publiekscijfer van de Nederlandse speelfilm. Kunstenaars, museumdirecteuren, theatermakers, schrijvers en uitgevers ventileren publiekelijk graag de opvatting dat recensenten dom zijn, kortzichtig en van kwade wil. Maar buiten recensies kunnen hun kunstwerken niet, al was het alleen maar voor al die wervende - en doorgaans uit hun verband gerukte - recensiecitaten op de flapteksten van romans en in de advertenties voor theater- en bioscoopvoorstellingen.
Tegenover de macht van het oordeel wordt tegenwoordig door kunstproducenten steeds vaker de macht van het getal in stelling gebracht.
Het is met al die kunst vechten om de aandacht van het publiek, en de recensent geldt als één van de inzetbare wapens. De meeste boeken, en veel concerten en theatervoorstellingen blijven onbesproken. Met een recensie, al is het dan een negatieve, is in elk geval die náám een keer gevallen. Elke recensent kent dus de dagelijkse routine van de wervende persberichten en de telefoontjes van de medewerkers publiciteit, tegenwoordig zelfs van galeriehouders, theaterdirecteuren en uitgevers zelf: ‘Wij hebben u vorige week een persbericht gestuurd over ons nieuwe project en nu wilden we vragen; is het ook aangekomen? En, gaat u er iets mee doen?’
Interviews zijn overigens meer in trek dan recensies, bij de belanghebbenden in de kunstwereld, maar ook bij de hoofdredacties van kranten. In sommige kranten valt kunst tegenwoordig in de sector ‘entertainment’ en dienen recensies in de ogen van niet-kunstredacteuren alleen nog om de kunstredacteuren tevreden te stellen. De recensies moeten korter, heb ik zelf de voormalig hoofdredacteur van Het Parool Matthijs
| |
| |
van Nieuwkerk jaren horen roepen. ‘Niemand leest die dingen! Korter! En minder recensies! Een pagina vol recensies ziet er niet uit!’
Gelukkig oefent een dagbladrecensent die ook redacteur is, en dus in dienst van de krant waar hij voor schrijft, invloed uit op alles wat er op zijn terrein in de krant wordt geschreven. Hij hoeft al die interviews niet te maken als hij niet wil. Hij kan besluiten veel aandacht te besteden aan de heruitgave van een ‘oud’ - lees: niet die week verschenen - boek, de kunstpagina te openen met een voorstelling in een piepklein buurttheater en de nieuwe voorstelling van Toneelgroep Amsterdam ergens onderaan de pagina ‘weg te zetten’. Met deze keuzes oefent hij wellicht enige invloed uit op het publiek, en laat hij in elk geval zien wat hij zelf belangrijk acht.
Anderzijds moeten we ons van deze beslissingen ook weer geen al te weelderige voorstelling maken. Als Toneelgroep Amsterdam een mooie foto levert bij de voorstelling, verhuist dat stuk misschien alsnog ‘naar boven’. Als de kritiek de film of roman van een ‘bekende Nederlander’ betreft, liefst van het relgevoelige type Theo van Gogh of Harry Mulisch, en de recensie is ook nog negatief, dan treft de recensent de chef van de voorpagina misschien aan zijn bureau. Die geeft ‘met het oog op de losse verkoop’ de voorkeur aan straffer bewoordingen dan de genuanceerde frasen waar de recensent voor heeft gekozen, en hij is ook nog op zoek naar ‘iets lekkers’ voor de balk met aankondigingen bovenaan de voorpagina van de krant van die dag. ‘Slechte film van Van Gogh’, komt daar dan op een ongelukkige morgen te staan, en de recensent kan zijn afgewogen stuk, al staat het keurig in de krant op pagina 11, net zo goed als niet geschreven beschouwen. Wat blijft hangen, is die kreet op de voorpagina, niet het oordeel in de recensie.
Ook voelt de recensent de druk van de commercie als het concern waarvan zijn krant deel uitmaakt, voorstelt de op internet geplaatste recensies te voorzien van een ‘link’ naar de webwinkel van het concern, zoals bij de pcm-kranten is gebeurd. De verkoopcijfers, kortom, worden van alle kanten in stelling gebracht.
Dat recensies meetellen bij de besluiten van beleidsmakers wordt altijd ontkend, maar indirect spelen ze zeker een rol. Jaren van negatieve recensies zorgen natuurlijk niet voor een beter algemeen beeld van een orkest of gezelschap. Officieel heeft de Raad voor Cultuur, die de staatssecretaris over de subsidies adviseert, een onafhankelijk oordeel, maar in het verleden bleek tweemaal dat de Raad voor Cultuur bij de oordeelsvorming concerten niet bezocht had, en het oordeel dus onder meer gebaseerd had op recensies. Er is beterschap beloofd, maar men heeft van de adviseurs en commissieleden niet verlangd dat ze de kunstpagina's voortaan maar overslaan.
| |
| |
Een recensent die aan het werk is, moet zijn ogen sluiten voor de gevolgen van zijn oordeel.
De recensent, ook nog gevangen in de tijdsdruk van een etmaal en een keurslijf van pakweg tussen de vier- en achthonderd woorden, geeft zich bij tijd en wijle rekenschap van al deze zaken, maar nooit zoveel dat hij er zijn oordeel door laat beïnvloeden. Op dat moment doet hij namelijk zijn werk niet goed meer. Een recensent die aan het werk is, moet zijn ogen sluiten voor de gevolgen van zijn oordeel - dat leerde die droom mij voor eens en voor altijd.
|
|