De Gids. Jaargang 164
(2001)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 574]
| |
Laurens van Krevelen
| |
[pagina 575]
| |
had zich daar vermoedelijk met een ingenieus en elegant zelfbeklag van afgemaakt, wel wetende dat het vooral zijn familiekapitaal was dat hem in staat had gesteld zijn illustere en invloedrijke uitgeverij op te zetten. Het is hem vast niet ontgaan dat zijn uitgeverij een duidelijke norm stelde voor de kwaliteit en de esthetiek van het literaire en culturele boek, want zijn overtuigende voorbeeld, ook al was dat gebaseerd op een nogal onzakelijke bedrijfsvoering, heeft andere uitgeverijen aantoonbaar beïnvloed. Maar heeft dat met macht iets uit te staan? Polaks aanvankelijke uitgeefcompagnon, Rob van Gennep, heeft uitgeven vooral opgevat als een middel om kritische ideeën te verspreiden. Van Gennep liet zich ook persoonlijk vaak horen in het politieke debat, al zou hij bij de vraag hoe het met zijn machtsstreven zat waarschijnlijk met een schaterlach hebben gereageerd. Hij zou de vraag vervolgens hebben doorverwezen naar Dolf van den Brink van Elsevier, en naar Pierre Vinken die de laatstgenoemde daar is opgevolgd. Beiden belichaamden in die jaren de expansieve, ‘machtige’ uitgeverijconcerns. Veel indruk maakte Vinkens voorspelling uit de jaren tachtig, dat er in 2000 nog maar tien grote multinationale uitgeverijen over zouden zijn, maar Van Gennep wist heel goed dat Vinken het daarbij had over een heel ander begrip ‘uitgeverij’ dan het kritische bedrijf dat hijzelf leidde. Veel indruk maakte Vinkens voorspelling uit de jaren tachtig, dat er in 2000 nog maar tien grote multinationale uitgeverijen over zouden zijn. Van den Brink had Elsevier grootgemaakt door die uitgeverij te besturen als een willekeurige onderneming. Van hem is bekend dat hij zich ook wel eens bemoeide met de inhoud van het fonds van Elsevier, en soms zelfs met die van het gezaghebbende Elseviers Weekblad, maar als econoom was hij toch voornamelijk geïnteresseerd in de bedrijfseconomische kant van de uitgeverij en in de economie van het boekenvak. Als pleitbezorger van een degelijke beroepsopleiding voor de uitgeverij hield hij in 1963 een voordracht waarin hij de kenmerken van het uitgeversvak analyseerde; na afloop kreeg hij van zijn vakgenoot André Becht - destijds een klinkende naam in de uitgeverswereld - te horen: ‘Jij bent eigenlijk geen uitgever.’Ga naar eindnoot3. Van den Brink heeft zich dat erg aangetrokken, want hij vermeldt het nog in een voordracht van 1977, waarin hij tracht te bewijzen dat ook een ondernemer ‘uitgever’ mag worden genoemd. | |
[pagina 576]
| |
Elsevier was binnen de Nederlandse uitgeefverhoudingen een vennootschappelijke reus temidden van vooral kleine persoonsgebonden uitgeverijen. In de typologie van Van den Brink waren het grotendeels ‘ambachtelijke’ uitgevers, die het Nederlandse uitgeverslandschap bepaalden, maar er waren volgens hem nog elf andere typen, zoals de producent-uitgever, de organisator, en ten slotte de multimediale informatiemakelaar. In de vele publicaties van Van den Brink over uitgeven en media, komt het woord ‘macht’ niet voor, en dat lijkt mij geen hypocrisie. Hij was, bij al zijn onmiskenbaar autoritaire eigenschappen, toch een verklaard voorstander van een decentrale opbouw van een uitgeverijconcern. Hij beschreef dat als een onderneming ‘waarin zeer vele uitgevers een hoge mate van autonomie’ zouden dienen te behouden.Ga naar eindnoot4. Ook noemde hij het in 1978 ‘een mythe’ dat concernvorming in de Nederlandse uitgeverij zou leiden tot een afnemende uitingsvrijheid in de samenleving, tenminste zolang er plaats zou blijven voor gedelegeerde verantwoordelijkheid van de moderne (multimediale) uitgeeffunctionarissen.Ga naar eindnoot5. Hij noemde redactiestatuten en de prijsverbinding voor boeken de garanties voor het behoud van de vrijheid van de uitgever. Is Berlusconi wel een uitgever? De vermaarde Italiaanse uitgever/auteur Roberto Calasso, die de prachtige literaire uitgeverij Adelphi leidt, stelde onlangs de vraag ‘waarom zoveel mensen zich eeuwenlang aangetrokken hebben gevoeld tot het beroep van uitgever, en waarom het ook nu nog als aantrekkelijk en in zekere zin geheimzinnig wordt beschouwd. Zo kun je alom waarnemen dat er geen titel is die een bepaald type tycoon meer koestert dan die van uitgever.’Ga naar eindnoot6. Vermoedelijk had Calasso daarbij de Italiaanse mediamagnaat en rechtse politicus Silvio Berlusconi in gedachten, die inderdaad uit is op het vergroten van zijn macht, en die niet aarzelt zijn financiële belangen in Italiaanse uitgeefactiviteiten en media daarvoor in te zetten. Maar, om de fameuze opmerking van Becht te herhalen, is Berlusconi wel een uitgever? Het uitgeversvak is weinig geschikt om macht te verkrijgen. Calasso stelde in hetzelfde essay ook vast, dat het uitgeven nooit iemand buitensporig rijk heeft gemaakt, waar hij haastig aan toevoegde dat hij alleen spreekt over uitgevers van boeken. Met een variant op die uitspraak, lijkt mij de stelling verdedigbaar dat het uitgeversvak weinig geschikt is om macht te verkrijgen. Ik laat de natuurlijk | |
[pagina 577]
| |
ook binnen de microkosmos van de uitgeverijwereld voorkomende machtsspelletjes en machtsstrijd hier buiten beschouwing, want die komen in alle organisaties voor en staan los van het eigenlijke uitgeefwerk. De grote Britse filosoof en wiskundige Bertrand Russell, die zich intensief met het fenomeen macht heeft beziggehouden, heeft naar voren gebracht dat macht het grondbegrip is in de sociale wetenschappen, op de wijze waarop energie dat is in de natuurwetenschappen. Het streven naar macht is, volgens Russell, de sterkste sociale drijfveer van de mens.Ga naar eindnoot7. Als dat waar is (het lijkt tamelijk plausibel) zal dat in algemene zin ook gelden voor uitgevers, maar leidt dat in hun beroepsactiviteit dan tot een maatschappelijk relevante machtspositie? Is de uitgever de machtige partij tegenover de auteurs? Ik meen dat het hoogste dat een uitgever in maatschappelijk opzicht kan bereiken een zeker respect en aanzien is, zoals Geert van Oorschot en Johan Polak ten deel is gevallen toen aan hen een eredoctoraat werd verleend. Ook lijkt de geschiedenis te bewijzen dat auteurs uiteindelijk altijd ‘machtiger’ zijn dan hun uitgever, al wordt het vaak andersom voorgesteld. Een bewijs daarvoor wordt geleverd door de afwezigheid van de eigen rechtspositie van de uitgever ten aanzien van de door hem uitgegeven boeken. Het uitgeversvak beweegt zich op het breukvlak van cultuur en economie. De uitgeverswereld, en zeker die van boeken, is een in economisch opzicht kleine bedrijfstak: zelfs grote uitgeverijen zijn veel te klein om in de samenleving een economische macht te kunnen betekenen. Sommige kopers van boeken en tijdschriften, vooral op het gebied van onderwijs en wetenschap, brengen met een zekere regelmaat naar voren dat uitgevers hun marktmacht misbruiken bij het bepalen van verkoopprijzen. Prijzen van boeken vindt men natuurlijk altijd te hoog, dat is nooit anders geweest. Maar is er in die gevallen wel sprake van machtsmisbruik? Het gaat om normale onderlinge handelsverhoudingen tussen aanbieder en afnemer; met macht in maatschappelijke zin heeft dat niet te maken. Ook zal een uitgever niet gauw culturele macht kunnen verkrijgen. Zoiets lijkt alleen denkbaar in een autoritair staatsbestel, of in een marktstructuur die vrijwel geen ruimte laat voor een grote diversiteit van culturele uitingen. Onlangs werd door de Zweedse onderzoeker op het gebied van cultuurpolitiek, Eva Hemmungs Wirtén, een boeiende studie gepubliceerd over de wereldomspannende uitgeefactiviteiten van Harlequin Books.Ga naar eindnoot8. Zoals bekend, worden de romantische verhalen die in opdracht van Harlequin worden geschreven, in vierentwintig talen vertaald, en op ongeveer honderd | |
[pagina 578]
| |
boekenmarkten (die overwegend nationaal zijn georganiseerd) verkocht. Volgens Wirtén is het succes van de reeks verbonden met de Anglo-Amerikaanse lifestyle die in de verhalen wordt gepropageerd; zij meent dat ‘imperialistische aspecten’ inherent zijn aan de hele opzet van het Harlequin-concern. Datzelfde zal zeker ook gezegd kunnen worden van de comics van Disney, en misschien zelfs van de hele Amerikaanse entertainmentindustrie. Maar dat soort ‘culturele macht’ is tamelijk vreemd aan de uitgeverij van culturele en literaire boeken. Niettemin heeft de culturele boekenuitgever in een democratische samenleving de mogelijkheid om een niet onbelangrijke rol te spelen bij het gaande houden van het maatschappelijke en culturele debat, door het bieden van een podium aan onafhankelijke, kritische auteurs, op de wijze van Van Oorschot of Van Gennep; in die rol zal de uitgever zich vaker scharen bij de oppositie dan bij de gevestigde politieke en culturele ‘machten’ van zijn tijd. Wellicht is het streven naar een kritische ‘tegenmacht’ in de samenleving wel verwant aan het machtsstreven, maar is het zeker minder overheersend en bedreigend. Toch wordt het woord macht in de afgelopen tien tot twintig jaar steeds vaker gehoord in het uitgeversvak, ook in Nederland. De macht waar sindsdien sprake van is, is echter niet de macht van uitgevers, maar de financiële macht van de aandeelhouders van de uitgeverijen. Wim Schouten, die de eerste ‘groepsdirecteur’ werd van een aantal algemene uitgeverijen die door het toenmalige concern Kluwer waren opgekocht, schreef in zijn memoires, dat het harde gevecht op de beurs dat in 1987 tussen Elsevier en Kluwer losbrandde (een strijd die door Wolters als lachende derde is gewonnen), de boekenwereld definitief heeft veranderd. ‘De uitgeverijen waren terecht gekomen in de wereld waar macht en geld de volstrekte alleenheersers zijn,’ concludeerde Schouten. ‘Nooit werd er zoveel over uitgevers gepubliceerd zonder dat er een titel van een boek of een tijdschrift aan te pas kwam.’Ga naar eindnoot9. Inderdaad is vanaf dat moment het rendementsdenken en het streven naar winstmaximalisatie als een kille klimaatsverandering over de Nederlandse uitgeverswereld heen gekomen. De macht waar sindsdien sprake van is, is echter niet de macht van uitgevers, maar de financiële macht van de aandeelhouders van de uitgeverijen. De aandeelhouders en investeringsmaatschappijen waren al in | |
[pagina 579]
| |
beeld gekomen bij de schaalvergroting van de Nederlandse boekenwereld vanaf de jaren zestig. De toen snel groeiende uitgeefconcerns als Elsevier, Kluwer, vnu, Wolters-Samsom, werden de troetelkinderen van de Amsterdamse beurs; ze vertegenwoordigden een soort ‘new economy’ avant la lettre. De toon daarin werd vanaf de jaren zeventig gezet door Pierre Vinken, die tot 1995 het Elsevier-concern leidde naar steeds grotere winstgroei en een navenant hogere aandelenkoers. Die op winst gerichte bedrijfsvoering leidde er onherroepelijk toe, dat Elsevier vrijwel al zijn boekenuitgeverijen zowel in Nederland als daarbuiten ging afstoten, hoewel de naam Elsevier toch was ontleend aan de fameuze dynastie van boekenuitgevers in de zeventiende eeuw. Het was de consequentie van de macht die de kapitaalverschaffers kregen over het uitgeverijconcern Elsevier. Hetzelfde gebeurde ook bij andere concerns als vnu en Wolters-Kluwer, die eveneens hun algemene boekenuitgeverijen van de hand deden. Pierre Vinken leek als uitgever/ondernemer overigens niet speciaal in macht geïnteresseerd. Hij vond het bijvoorbeeld een groot voordeel dat Nederlandse uitgevers van dagbladen niet de gewoonte hebben, zoals dagbladuitgevers in andere landen, om zich met de inhoud van hun kranten te bemoeien, iets waartegen Berlusconi en Murdoch niet voor terugschrikken. ‘Het brengt de prioriteit van de uitgever, de winst, in gevaar. Dan ontstaat een conflict, en dat heeft bijna altijd een negatief effect op de winst, en dus op de kwaliteit van de onderneming.’Ga naar eindnoot10. Een dergelijke opvatting is prijzenswaardig bij een dagbladuitgever maar van een boekenuitgever moet wel een grote betrokkenheid met de inhoud van zijn uitgaven verwacht worden, want anders is hij niet langer geloofwaardig voor zijn auteurs, noch voor ‘de markt’. Dat is geen bemoeizucht, maar zijn professionele taak. Van het beeld van het uitgeefconcern, dat Van den Brink nog in 1979 schetste, met de zeer vele uitgevers die met een hoge mate van autonomie hun vak uitoefenen, is inmiddels niet zoveel overgebleven. Het organiseren van het vergroten van winstgevendheid en dus van marktmacht vereist nu eenmaal centralisatie van de bestuursmacht binnen het concern, en daaraan worden de uitgeeffunctionarissen ondergeschikt gemaakt. Wim Schouten schreef in zijn memoires ook over de gevolgen van concernvorming in de boekhandel, het belangrijkste verspreidingskanaal voor de boekenuitgeverij, en hij merkte daarover op, dat ‘ook dat geldt dat macht en geld kruipen waar zij niet gaan kunnen.’Ga naar eindnoot11. Bij alle realistische somberheid bleef Schouten toch optimistisch over het literaire boek: ‘... geen in- | |
[pagina 580]
| |
formatie-industrie, noch welke nieuwe media of technologieën ook zullen het boek kunnen opvreten. Zeker literaire boeken worden niet door macht gevangen.’Ga naar eindnoot12. Dat laatste valt overigens nog te bezien, omdat ook voor literaire bestsellers de wet van het grote geld zich doet voelen. De wijze waarop de Amerikaanse boekenmarkt, en in het verlengde daarvan ook die van Nederland onder andere, worden beïnvloed door de grote commerciële macht van sommige literaire agenten en die van grote boekhandelsconcerns en boekenclubs, geeft aan dat er iets fundamenteel is veranderd in de boekenuitgeverij. Dat is echter niet het gevolg van het machtsstreven noch van de machtspositie van boekenuitgevers - integendeel, ben ik geneigd te zeggen. De mate waarop boekenuitgevers door hun stijl van uitgeven het culturele klimaat kunnen stimuleren, lijkt in snel tempo af te nemen. Economische machten en motieven in de samenleving lijken in deze periode dominant te worden, hetgeen in feite een culturele ontwikkeling is die om een grondig maatschappelijk debat schreeuwt. Juist daarin zouden onafhankelijke auteurs en uitgevers een grote rol moeten spelen. De mate waarop boekenuitgevers door hun stijl van uitgeven het culturele klimaat kunnen stimuleren, lijkt in snel tempo af te nemen. De invloed van de nieuwe informatietechnologieën die door het internet mogelijk zijn geworden, kon Wim Schouten nog niet voorzien toen hij zijn memoires schreef, zomin als toen voorspelbaar was dat de vrijemarktideologie en de totale commercialisering van cultuur een zo grote vlucht zouden nemen. Ook nu nog is het onduidelijk of de positie van het boek als cultureel medium - vooral het culturele en literaire boek dus - daardoor wordt verzwakt of uiteindelijk juist versterkt. Een groot optimisme over de kansen die de e-commerce aan het kritische kwaliteitsboek zal bieden lijkt vooralsnog niet gefundeerd. Wel wordt duidelijk dat bij de ontwikkeling van de elektronische informatiemedia een geheel nieuwe machtsstrijd is ontstaan, die wordt aangewakkerd door de vrijemarktideologie. In Nederland is het debat daarover onlangs geopend door Henk Hofland met een reeks verhelderende artikelen over de invloed van de commercie op de cultuur.Ga naar eindnoot13. Die nieuwe macht wordt nagestreefd door de grote media- en communicatiemultinationals. Media-internationals hebben de boekenwereld in de Verenigde Staten sinds de jaren tachtig onherkenbaar veranderd. De pro- | |
[pagina 581]
| |
gressieve Amerikaanse communicatiewetenschapper, Robert W. McChesney, schreef in zijn spraakmakende boek Rich Media, Poor Democracy onder meer over de gewetenloze kaalslag die heeft plaatsgevonden bij Amerikaanse boekenuitgeverijen, onder invloed van toenemende concentratie, winstmaximalisatie en ‘Internet-mythologie’, zoals hij het noemde.Ga naar eindnoot14. Hij schreef daarover: ‘(de werkwijze van boekenuitgeverijen) is daardoor aanzienlijk veranderd. Behalve dat er normen werden vastgesteld welke manuscripten marktwaardig zijn en welke auteurs “bankwaardig”, ontstond er een toenemende druk om auteurs (...) uit te geven van wie het werk een aanvulling vormt op producten die in andere werkmaatschappijen van deze uitgebreide imperia worden geproduceerd. (...) De concentratie in de uitgeverswereld ging vergezeld van een sterke afname van de kwaliteitsbewaking. Terwijl het aantal nieuwe boeken is toegenomen met 42% sinds 1991, is het aantal editors in de boekenuitgeverij gedaald met 11%, en in New York zelfs met 16%.’ McChesney bepleit een speciaal concentratietoezicht op de sectoren media en uitgeverij, waarbij door de ‘wettelijke toezichthouders de nadruk zou moeten worden gelegd op de ideologische diversiteit en de ruimte voor niet-commerciële redactionele content’. Hoe weinig kans een dergelijk wettelijke redactiestatuut voor media en uitgeverij ook maakt bij de huidige Amerikaanse regering, het is een interessante gedachte, ook voor de toekomst van de uitgeverij in Nederland. Zoals bekend, is er in de Nederlandse boekenuitgeverij sprake van snel toenemende concentratie. Drie concerns zijn nu verantwoordelijk voor meer dan de helft van het aantal verschillende boektitels voor het algemene publiek, en voor driekwart van de omzet. Deze sterke concentratiegraad, die nog aanzienlijk hoger is dan in de Verenigde Staten, heeft tot op heden de kwaliteit en de diversiteit van het boekenaanbod niet geschaad, maar een nadeel van die situatie is wel, dat de beslissingsmacht over de boekencultuur in erg weinig handen is gekomen. In veel opzichten hebben de concernuitgevers zich nog vrij autonoom kunnen gedragen, als leidden zij onafhankelijke bedrijven. Of dit zo zal blijven is afhankelijk van het precaire evenwicht tussen de duidelijke voordelen van de kleinschalige, ‘ambachtelijke’ aanpak van de boekenuitgeverij als ‘cottage-in-dustry’ enerzijds, en de veronderstelde groeikansen die de gecombineerde marktmacht van het gehele conglomeraat als ‘winstmachine’ voor de aandeelhouders zou kunnen bieden. Als dat evenwicht doorslaat naar winstmaximalisatie, zullen de concerns gebruik moeten maken van hun gecombineerde marktmacht, desnoods ten | |
[pagina 582]
| |
koste van kwaliteit en diversiteit. In een dergelijk scenario zal er van enige ‘macht’ van de uitgeeffunctionarissen binnen een concern geen sprake meer kunnen zijn. Het spreekt vanzelf dat ook de kansen van auteurs door deze ontwikkelingen worden beïnvloed. Gelukkig is het boek een uitermate hardnekkig medium. Kritische en vernieuwende ideeën zullen ook in de toekomst in boekvorm worden uitgegeven, al ligt het voor de hand te denken dat die publicaties marginaler zullen zijn dan in de tweede helft van de vorige eeuw mogelijk is geweest. Het is niet ondenkbaar dat de culturele ‘marge’, buiten het grote media- en informatiegeweld, de beste overlevingskansen biedt voor het culturele en literaire boek. In die marge is er meer vrijheid, en die is voor de uitgever van meer belang dan macht. Gelukkig is het boek een uitermate hardnekkig medium. |
|