De Gids. Jaargang 164
(2001)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 553]
| |||||||||||
Marijke van Hees
| |||||||||||
[pagina 554]
| |||||||||||
van politieke partijen woedt. Dat debat heeft vooral te maken met de ontwikkeling van de kennissamenleving waarin verondersteld wordt dat het politieke discours plaats gaat vinden in open netwerken. Desondanks zijn politieke partijen onlangs door de Staten-Generaal zo belangrijk geacht dat de wetgever in 1999 een Wet Subsidiering Politieke Partijen invoerde. Met deze wet is er eindelijk erkenning voor de intermediaire functie van politieke partijen in het democratisch staatsbestel. De noodzaak van die wettelijke erkenning is echter gelegen in het dalende aantal leden van deze partijen, waardoor de functies die ze vervullen in gevaar komen. Welke functies politieke partijen moeten vervullen om die intermediaire rol te spelen zijn nergens limitatief vastgelegd. Maar in de kern gaat het vooral om het stellen van kandidaten voor verkiezingen en de kiezers mobiliseren met een voor de partij kenmerkend politiek programma. Vragen naar de macht van de voorzitter van politieke partijen moeten we dus zien binnen deze context. Aan de functie van het stellen van kandidaten voor verkiezingen zit een binding met een programma van de partij verankerd. Partijen hebben een verschillende traditie met het omgaan met deze programmatische binding. In formele zin hebben gekozen volksvertegenwoordigers een grondwettelijk vrij mandaat. Juist bij linkse partijen is er de gewoonte de gekozenen te binden (de zogeheten ‘zedelijke band’) aan het programma. Dat betekent dat de partij toetst of de vertegenwoordigers dat programma ook naleven. Dit afleggen van verantwoording en de mogelijkheid van de partij om deze persoon op basis daarvan eventueel niet of op een andere plek op de lijst te laten staan geeft de partij macht over deze functies. Bovendien is een partij als ledenorganisatie zo ingericht dat het maken van het programma democratisch gebeurt en zij betrekt haar leden bij het voeren van campagnes gericht op het mobiliseren van kiezers. De politieke systematiek binnen een partij kent tenminste twee vierjarige cycli:
| |||||||||||
[pagina 555]
| |||||||||||
Het bestuur van een politieke partij zorgt voor de besturing van deze cycli en oefent dus macht uit over inhoud en personele bezetting van functies in de partij. In formele zin, vastgelegd in de statuten, beperken de bevoegdheden van de voorzitter zich in de regel tot het doen van agenda- en afhandelingvoorstellen van de vergaderingen van het bestuur van de vereniging. De macht van de voorzitter is dus in die zin een afgeleide van de macht van het bestuur. Het bestuur heeft een collegiale verantwoordelijkheid. Bij de meeste politieke partijen bestaat een interne structuur van een congres van afgevaardigden van de vereniging. Dat congres kiest het bestuur en controleert ook het uitvoeren van de bestuurlijke functies. Vaak is de verkiezing van de voorzitter voor een periode van twee jaar, voor herverkiezing is het congres verantwoordelijk. Een analyse van de machtGa naar eindnoot2 van de partijvoorzitter kunnen we toetsen aan de macht die deze functionaris kan uitoefenen op de functie van zijn/haar partij. | |||||||||||
De inhoudelijke drift bij de PvdAZeker binnen de PvdA is in de afgelopen jaren een oplopend debat te constateren over de rol van de voorzitter. In het vervolg van dit artikel staat de positie van de partijvoorzitter bij de PvdA centraal. Ik heb geen zuiver wetenschappelijk onderzoek naar die functie gedaan, maar baseer mijn analyse vooral op ervaringen uit de praktijk. De vraag is welke feitelijke macht eigenlijk door de PvdA-partijvoorzitter kan worden uitgeoefend? Voor deze vraag te beantwoorden, eerst een schets van veranderingen in factoren die voor het functioneren van de PvdA als politieke partij van belang zijn. Veranderingen die de afgelopen decennia in de PvdA zowel inhoudelijk als qua organisatie zijn opgetreden hebben onmiskenbaar effect op de rol van de voorzitter. Daarbij is expliciet te denken aan:
| |||||||||||
[pagina 556]
| |||||||||||
De historische rol van voorzitter van een emancipatiebeweging werd ingevuld door voorzitters en partijleiders met een sterk ideologisch leiderschap. Dat gaf de voorzitter als organisator van de vereniging met materieel een sterke positie. De agenda van de partij werd gedomineerd door de ontwikkeling van belangrijke inrichtingsvraagstukken van onze huidige verzorgingsstaat. De Algemene Bijstandswet, onderwijswetgeving, de inrichting van Nederland, dit alles met een grote rol van de overheid. Juist de maatschappij kreeg een sociaal gezicht dat voor kiezers en eigen achterban te identificeren viel met de PvdA; de partij had een scherp profiel. De standpunten van de partij waren ‘mijlpalen’ waaraan je je als partijgenoot kon vasthouden. Natuurlijk verschilde dat profiel van het kabinetsbeleid; bij coalitievorming werd vanuit de radicale doelstellingen echt onderhandeld. Een herkenbaarheid ook als resultante van fel intern partijde- | |||||||||||
[pagina 557]
| |||||||||||
bat. Juist in dat interne debat speelde het bewaken van de juiste procedures en de tijdige agendering van politieke punten een grote rol. Het bestuur was in die tijd gezaghebbend en politiek werd bedreven in de partijraad en het congres die de nationale politici regelmatig ter verantwoording riep. De politieke partij liep vanuit die emancipatieopdracht ook inhoudelijk voor op de debatten in het kabinet en de kamer. Met het verschuiven van de politieke macht van dit nationale toneel naar de internationale organen, in het bijzonder in Europa, is de machtsbasis van nationale politieke partijen verzwakt. | |||||||||||
Geen macht zonder inhoudIn formele zin is er de afgelopen jaren aan de positie van politieke partijen niets veranderd, maar bij de PvdA is de agenda toch wel heel anders dan in de beginjaren. Van emancipatiebeweging naar eigenlijk een conserverende rol in het behoud van de verzorgingsstaat loopt de PvdA, als zij niet oppast, voortdurend op de rem te trappen. De partijvoorzitter, partijleider en fractie zijn hier de spreekbuis van; en het is voorwaar geen boodschap die veel vergezichten oplevert. Deze inhoudelijke situatie levert algauw een beeld op van politieke fletsheid en weinig elan. Vooral als door bezuinigingen deze rol als hoeder van de verzorgingsstaat geweld moet worden aangedaan. De psychologische gevolgen van de Nederlandse verzorgingsstaat voor het gedrag van burgers leidde tot een debat over rechten en plichten. In de jaren tachtig en negentig werd onder toenemende druk van internationalisering en mondialisering van de economie de verzorgingsstaat op de schop genomen. Dat ging gepaard met forse bezuinigingen. Voor de PvdA leverde dit het debacle van de wao. Kok daarbij een gebrek leiderschap verwijten is achteraf makkelijk, maar zeer ondankbaar. Vanuit de historie van de partij is het nogal visionair te noemen als je de strijdcultuur begraaft, de vaste onwrikbare standpunten ter discussie durft te stellen, kortom de Nederlandse sociaal-democratie op een weg brengt door de platte en toen ook zeker natte polder. Als zij niet oppast, loopt de PvdA voortdurend op de rem te trappen. De karaktertrek van emancipatiebeweging is door de PvdA dus feitelijk afgeschud, maar er is onder een groot deel van de achterban nog steeds heimwee naar die tijd. Deze leden projecteren die verwachting vaak op de partijleider en de voorzitter, die de inhoudelijke bevlogenheid in het debat terug moeten brengen. Er is behoefte | |||||||||||
[pagina 558]
| |||||||||||
aan een progressieve agenda die betrekking heeft op de moderne vraagstukken van samenleving en haar burgers. Een herkenbaar debat dat een duidelijke invulling geeft aan de beginselen. De herinrichting van de nationale verzorgingsstaat en de herdefinitie van verantwoordelijkheden tussen burgers, overheid en bedrijven en instellingen geeft veel onduidelijkheid. Transparantie als het gaat om de vraag ‘wie is waarvoor verantwoordelijk en waar ligt dus de macht voor het tot stand brengen van maatschappelijk gewenst ontwikkelingen’ is er niet. De steeds beter opgeleide, vaak werkende bevolking heeft geen boodschap aan alwetende politici met pretenties dat ze overal een oplossing voor hebben. Zij mijden paternalisme, en zoeken voorbeeldgedrag meer in authenticiteit en openheid van bepaalde personen die vooral via de televisie hun meningen verkondigen. Soms zijn dat politici, maar als die goed liggen is het niet vanwege de alomvattende politieke theorieën. De fractievoorzitter van de PvdA is het boegbeeld van de standpunten van de partij en komt veel vaker in het nieuws dan de voorzitter. Doordat de inhoudelijke agenda van de partij voor wat betreft de langere termijn de afgelopen twintig jaar de trekken kreeg zoals hierboven beschreven, had de voorzitter weinig mogelijkheden om op de inhoud een scherp partijgeluid te laten horen. De beide posities kwamen vanwege de politiek pragmatische koers erg dicht bij elkaar te liggen en van een initiatiefrijke partij op het maatschappelijk debat was steeds minder sprake. Bovendien domineren de professionals. De maatschappelijke verankering is door het dalende ledental steeds zwakker. De macht van de voorzitter heeft hierdoor een deuk gekregen. De fractievoorzitter heeft ook de prettige mogelijkheid om wensbeelden uit verkiezingsprogramma's om te zetten in concrete politieke resultaten. Juist die resultaten maken die functionaris zoveel machtiger dan de voorzitter van de partij als het om de politieke praktijk gaat. Je zou kunnen zeggen dat de voorzitter er alleen is voor de beloften en de organisatie van het debat, terwijl de fractievoorzitter - en bij regeringsdeelname de bewindspersonen - de macht heeft om die wensen om te zetten in klinkende resultaten. Het is voor media ook veel boeiender om die resultaten te melden, dan intentionele verhalen die in partijen de eigen achterban zo aanspreken. Het preken is uit in de no-nonsense samenleving; van dromen naar daden zijn we gegaan. Wel is er een vraag naar debat over normen en waarden en zingeving. Ethische kwesties, opvoedings- en relatievraagstukken, geweld en criminaliteit; beschavingsvraagstukken waar veel mensen over nadenken en waarover politici kleur | |||||||||||
[pagina 559]
| |||||||||||
moeten bekennen. Dat betekent dat politici, en ook de voorzitter, in deze kwesties leiderschap moeten laten zien. Van hen verwachten burgers voorbeeldgedrag en openheid over eventuele misstappen en onzekerheden. Het maakt media en burgers extra gevoelig voor vragen over fatsoen en integriteit. Juist deze invalshoek stelt eisen aan de vaardigheden van de politici. Bij gebrek aan invulling van die vaardigheden staat de geloofwaardigheid van de politicus onder druk en dat tast dus zijn/haar machtspositie aan. Voor alle politici, dus ook voor de partijvoorzitter van de PvdA, is het scoren in de media een machtsfactor van belang. Hierbij is het hebben van een politieke visie niet meer genoeg: de uitstraling van de persoon heeft grote betekenis. | |||||||||||
De verhouding tot de fractieledenEen voorzitter die teveel op de voorgrond wil treden en het podium opeist van de fractievoorzitter zaagt aan de eigen stoelpoten. Voor het uitoefenen van macht als partijvoorzitter is het dus heel effectief om je goed te verhouden tot de bestuurlijke vertegenwoordigers, want zij kunnen echt dingen bereiken. In de afgelopen periode ging dat om de partijleider die tevens minister-president is en om de fractievoorzitter; Kok en Melkert. Zij zijn op hun beurt afhankelijk van de vereniging als het gaat om de steun aan het programma en het regeerakkoord, de kandidatenlijst en het voeren van verkiezingscampagnes. Vanuit die wederzijdse afhankelijkheid is er nogal wat impliciete en expliciete ruil mogelijk, die de voorzitter materieel toch heel wat macht in handen legt. Juist als je als voorzitter erin slaagt daarbinnen je inhoudelijke inbreng te leveren, gesteund door debat in de partij en een sterk bestuur, dan kun je macht uitoefenen. Als er in die driehoek goed wordt samengewerkt dan gaan de debatten in de partij op het goede moment over die zaken die zowel voor de politiek op de langere termijn als soms ook voor de korte termijn van belang zijn. Dat betekent dat er een belang is in het gezond krijgen van die onderlinge verhoudingen en het tot zijn recht laten komen van elke functionaris. De leden van een fractie houden in de regel graag de voorzitter te vriend, maar geven ook niet meer informatie dan strikt nodig. Politici moeten het immers hebben van het originele idee dat voorloopt op de meute. Een voorzitter die teveel op de voorgrond wil treden en het podi- | |||||||||||
[pagina 560]
| |||||||||||
um opeist van de fractievoorzitter zaagt aan de eigen stoelpoten. Immers, de fractievoorzitter heeft alle macht om zaken die in de partij nog geen politiek draagvlak hebben via de kamer aan te zwengelen. Als hij dat doet heeft de partijvoorzitter een probleem. Hem treft het verwijt geen regie te voeren. Maar als de partijvoorzitter zich niet opwerpt als ‘het orakel van de partij’ dan is er van achter de schermen invloed uit te oefenen. Bij de macht van de partijvoorzitter hoort bij de PvdA ook dat standpunten uit het verkiezingsprogramma die niet zijn geregeld in het regeerakkoord door de partijvoorzitter worden bewaakt. In deze regeerperiode is de gang van zaken met de boringen in de Waddenzee daarvan wel het pregnantste voorbeeld. In het najaar van 1999 overwoog het kabinet proefboringen in de Waddenzee toe te staan. Over deze kwestie was in het regeerakkoord geen afspraak gemaakt. Het congres van de PvdA had bij het opstellen van het verkiezingsprogramma, Een wereld te winnen, juist een heftig debat over deze kwestie gevoerd. Het had geleid tot een heldere keuze; de PvdA is tegen boring naar gas in de waddenzee. Toen de voorzitter merkte dat de PvdA-fractievoorzitter bezig was met formuleringen (als reactie op kabinetsvoorstellen) die van dit heldere vertrekpunt afweken heeft de voorzitter in de media nog eens het standpunt van de PvdA bikkelhard neergezet. Dat leverde intern spanningen op. Naar mening van de fractievoorzitter had de partijvoorzitter haar mond moeten houden. In het partijbestuur kreeg de partijvoorzitter steun voor haar handelswijze. Met uitzondering van een in het partijbestuur zittend prominent fractielid, die net als de fractievoorzitter vond dat de voorzitter haar mond had moeten houden. In de fractie was de woordvoerder ook niet erg blij met de voorzittersactie. In de partij was er grote waardering. Al met al een voorbeeld van de macht van de voorzitter, waar die van afhankelijk is en waardoor hij wordt beperkt. De voorzitter drijft in dit soort situaties op een brede discussie in de partij, formeel afgerond en gesteund door het bestuur op het goede moment uitgedragen. Sommigen hielden in het debat wijselijk hun mond; spanningen tussen de fractievoorzitter en de partijvoorzitter zijn problematisch en niet iedereen van het bestuur heeft het lef om daarin een duidelijke eigen positie te markeren. Belangrijke machtsbasis voor boodschappen van de voorzitter is het debat in de partij. Bij het opheffen van de partijraad is de debatcultuur in de PvdA verzwakt. Er was niet langer een podium in de vereniging waarop de nationale thema's werden besproken. Met de start van de kenniscentra en de aansluiting van die centra op een landelijk Forum heeft de partij weer een nieuwe basis voor de ontwikke- | |||||||||||
[pagina 561]
| |||||||||||
ling van meningen. De voorzitter kan dit als bron voor inhoudelijke boodschappen gebruiken en dat kan de door de voorzitter te verkondigen meningen over politieke onderwerpen een aanzienlijk betere machtsbasis geven dat tot nu toe. Immers, de politiek uitkomst van een democratisch partijorgaan geeft de voorzitter ook een veel betere institutionele machtsbasis dan als die instituties ontbreken. De kenniscentra zijn thematische netwerken waarin politiek debat op de middellange termijn centraal staat. Het politiek Forum bestaat uit afgevaardigden van de partij en komt tenminste drie keer per jaar bij elkaar om standpunten over geagendeerde politieke onderwerpen te bepalen. Voor de voorzitter betekent deze frequentie dat hij weer veel vaker dan in de afgelopen jaren de spokesman kan zijn op besproken thema's. Hij krijgt er in feite een nieuwe machtsbron bij die de positie van de partij als vereniging ten opzichte van de gekozen volksvertegenwoordigers versterkt. Het hebben van nieuwe structuren is niet voldoende voorwaarde voor het ontwikkelen van meningen over politieke kwesties. Als leden en sympathisanten niet actief inbreng leveren en op het scherpst van de snede met elkaar debatteren om visies te ontwikkelen, dan heeft de partij niets aan die nieuwe structuren. Het uitdiepen van mogelijke standpunten van de partij vraagt om betrokkenheid van experts, wetenschappers, ervaringsdeskundigen en actieve vrijwilligers van de kenniscentra. Juist het open karakter van die netwerken moet bijdragen aan de polemiek. | |||||||||||
De macht over de kandidatenlijstDe macht van de voorzitter, afgeleid van de rekruteringsfunctie van de partij, is onmiskenbaar aanwezig. Sinds de centrale kandidaatstelling in de PvdA is ingevoerd is er gewerkt met een landelijk profiel voor de fractie. Dat profiel werd door het bestuur vastgesteld en is qua formulering uiteraard onder verantwoordelijkheid van de voorzitter aan het bestuur aan te bieden. Uit de geschiedenis van de partij weten we dat het vooral voorzitter Rottenberg is geweest die echt een stevige hand heeft gehad in de kandidatenlijst. Vooral het benadrukken van de maatschappelijke representativiteit van de lijst was een doorbraak. De tot dan toe gebruikelijke regionale invloed op de volgorde van de lijst resulteerde in een oververtegenwoordiging van ‘blanke mannen van middelbare leeftijd’. De doelgerichte vernieuwing van de helft van de Tweede-Kamerfractie van de PvdA leidde tot een representatieve samenstelling van de lijst naar doelgroepen als; vrouwen, minderheden, maatschappelijke positie en leeftijd. Een dergelijke afspiegeling is met | |||||||||||
[pagina 562]
| |||||||||||
alleen het Nederlandse kiesstelsel niet te bereiken, daarin domineert immers vooral de ideologische of levensbeschouwelijke achtergrond als het criterium waarop valt te kiezen. Veel hangt in deze situatie af van het interne kandidaatstellingsproces van politieke partijen. Met de huidige procedures van een voordracht via een onafhankelijke kandidaatstellingscommissie is de macht voor het bestuur van de PvdA behoorlijk uitgehold. Formeel niet, want het recht van voordracht van een lijst aan het congres is bij het bestuur gebleven, maar in de praktijk heeft deze procedure ertoe geleid dat de landelijke lijst bijna bij hamerslag door het bestuur en vervolgens het congres wordt vastgesteld. De voorzitter heeft een formele positie in de kandidaatstellingscommissie en zorgt samen met de fractievoorzitter voor een goede overdracht van informatie over kamerleden naar de kandidaatstellingscommissie. De voorzitter heeft daardoor materieel best veel macht over de lijst. De inbreng van de voorzitter in de commissie zal zeker zwaar wegen. Hij kan tenslotte anders via de weg van het partijbestuur zijn zin doordrijven. Een fractievoorzitter die zelfstandig de opvolgingskwestie van de partijleider agendeert beschadigt zichzelf door onvoldoende recht te doen aan de regie en verantwoordelijkheid van de voorzitter. De partijvoorzitter op zijn beurt heeft er alle belang bij dat de partij mechanismen van verantwoording kent, waardoor de vertegenwoordigers er wel wat aangelegen is om naar de partij te luisteren. Macht over inhoudelijke visies die alleen via kandidaatstelling kan worden uitgeoefend is zwak. Van groot belang zijn de nieuwe institutionele structuren die de inhoudelijke machtsbasis versterken. | |||||||||||
De onmacht van een partijvoorzitterNa gekozen te zijn is de voorzitter voor het uitoefenen van de functie afhankelijk van de samenwerking en daadkracht van het bestuur, maar het bestuur heeft formeel geen positie om de voorzitter te ontslaan. Wel kunnen bestuursleden het functioneren van het bestuur frustreren en de voorzitter onder druk zetten. Dat is mijzelf overkomen. Er is in de zomerperiode in 2000 een moment geweest dat ik de onmacht van een naderende bestuurscrisis en de onmacht van mezelf in de rol van voorzitter tot uitdrukking bracht op onderstaande wijze:
‘Voorzitter; machtige paljas, pias of pineut? Niet autoritair leiderschap wordt overal in de samenleving gevraagd. Er zijn tenminste twee banen waar dat niet voor geldt: trai- | |||||||||||
[pagina 563]
| |||||||||||
ner van het Nederlands elftal en partijvoorzitter bij de PvdA. Ja, zelfs Rijkaard heeft erkend, soms hebben we weer even een echte generaal nodig. En nu Van Hees nog; wat doet die frêle mevrouw eigenlijk nog langer op die plek? In tijden van grote bestuurlijke resultaten vraagt de partij om inspirerend leiderschap van; de voorzitter. Terwijl de tijd van de grote verhalen voorbij is, de eenvoudige inspirerende vergezichten door geen kamerfractie zijn gezien. De partij vraagt om organisatietalent, het spelen over meerdere banden. Een onafhankelijke rol ten opzichte van Den Haag; want daar ligt het gevaar van de pragmatiek op de loer. Natuurlijk, ze moet precies weten waar die Melkert en Kok mee bezig zijn, als ze maar niet teveel in Den Haag komt. Ja, ze moet ook niet uit de randstad komen, maar de rekening voor het perifere wonen mag niet teveel bij de partij komen te liggen. In Amsterdam moet zij op het partijkantoor eens eindelijk aandacht geven aan een eerder zeer verwaarloosde organisatie. Uitgewoond door campagnes, qua beloning niet meer van deze tijd, maar ze moet wel de beste mensen aan zich weten te binden. De bezem erdoor, dat is de enige manier! Er is eindelijk een nieuwe directeur, nadat de andere in februari vertrok. Die Kompasbijeenkomsten zijn ook wel aardig. Maar Amsterdam moet niet te veel praatjes krijgen. De voorzitter moet het land in. Een roep om inspirerende debatten. Tot vervelens toe terugkerend thema van werkbezoeken; een dag uit het leven van de partijvoorzitter....... wat een klein leed/leedvermaak. De gewesten weten wel hoe de echte partij denkt. De partij wil een nieuwe en sterkere positie, maar knaag niet aan oude structuren en beoordeel nieuwe ontwikkelingen op voorhand met wantrouwen. Kenniscentra; echt een nieuwe basis voor invloed van de partij? Ze zal toch echt eens menen wat ze zegt; nee dat kan niet in de politiek. Ze is te weinig en ad-hoccerig in het nieuws. Ze zit er tenslotte alweer anderhalf jaar. Na Kosovo, het asieldebat, de kabinetscrisis, twee verkiezingscampagnes en het maken van een werkprogramma voor dit bestuur is ze eindelijk na de zomervakantie in september 1999 een keer aan het werk gegaan. Het kennisfestival en het congres waren positief in het nieuws. Toegegeven; de pleuris brak op het congres niet uit. Wat moet je ook; die Kok en Melkert zijn zo goed bezig. Ja net zo kleurloos, maar wat wil je. Dat is het karakter van de huidige politiek. Bij de PvdA weten ze wat ze willen in Den Haag, alleen de achterban weet het nog niet. Nee, die voorzitter moet meer aan de weg timmeren; laten zien dat ze nog originelere gedachten kan voortbrengen. Dat saaie vogeltje zingt zoals ze gebekt is; te zacht. Ze moet haar spierballen eens laten rollen! Een mijmerende partijvoorzitter, 14 augustus 2000’ | |||||||||||
[pagina 564]
| |||||||||||
De grenzen van de macht van de voorzitter zijn bereikt als het collegiale bestuur waarvan de macht is afgeleid het vertrouwen in de voorzitter opzegt of als de voorzitter zelf van mening is dat de machtsbasis dermate is verzwakt dat van voortzetten van de functie geen sprake kan zijn. Een voorzitter is een benoemde functionaris en maar gewoon een mens. Het is in de historie van de PvdA helaas vaker voorgekomen dat persoonlijke kwetsbare onderwerpen werden gebruikt om de voorzitter te verzwakken en door anderen juist op die momenten de macht werd gegrepen. Het daarbij handhaven van de spelregels, niet spelen op de man, vereist een grote alertheid en teamspirit in het bestuur. De voorzitter moet juist die cohesie in stand houden, maar uiteindelijk ben je machteloos als enkele bestuurders een machtsgreep doen en je vragen op te stappen. De onmacht van de voorzitter die gepaard gaat met het spelen op de man is uit het oogpunt van het belang van de partij zeer verwerpelijk en de conflictueuze houding van bestuurders is not done. Advies aan de partijvoorzitter luidt in geval; niet op de man laten spelen. Alleen bij een inhoudelijke controverse kan je voldoende functioneel de strijd aan gaan. Dan is de macht van de voorzitter voldoende sterk. Het bestuur voert immers geen functioneringsgesprekken met een benoemde bestuurder. De spelregels in de politiek zijn; je stelt je kandidaat en bij verkiezing ga je ervoor. Alleen jezelf terugtrekken of het stellen van tegenkandidaten is de manier om het veld te ruimen. De spelregels vragen om het roemen van de kandidaten en niet het onderling afbranden en neerhalen van bestuursleden. Alleen als de partij die codes hanteert heeft de partijvoorzitter een voldoende sterke machtsbasis. Herstel van de spelregels heeft in de PvdA uiteindelijk met de keuze van het nieuwe bestuur en de nieuwe voorzitter plaatsgevonden. De partij wil geen bestuurscultuur waarin bestuurders elkaar het licht in de ogen niet gunnen. De platte machtspolitiek is afgestraft. Hij wiens naam niet genoemd moet worden zit veel in de woestijn. Knagende slechte gewetens zijn gebleven. Ruud Koole; heel veel succes! Alleen bij een inhoudelijke controverse kan je voldoende functioneel de strijd aan gaan. |
|