Medewerkers aan dit nummer
MAARTEN ASSCHER (1957) is jurist en kunstambtenaar op het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Daarnaast publiceert hij gedichten en verhalen en is hij redacteur van De Gids. Zijn meest recente boek is de novelle De verstekeling. Dit najaar verschijnt zijn nieuwe boek Kijkdag.
HUUB BEURSKENS (1950) was tot voor kort redacteur van De Gids. Hij publiceerde onder andere Suikerpruimen gevolgd door Het lam (twee romans) en Zomer in Montalla (verhalen). Zijn poëzie tot 1998 werd verzameld onder de titel Bange natuur. In 1999 zijn tegelijkertijd twee dichtbundels verschenen: Een hemd in de wind en Het korte pad. In 2000 verscheen zijn nieuwste roman O mores!
CARLA BOGAARDS (1947) is schrijfster, dichteres, freelance-journalist en columnist bij HNMagazine. Onlangs verscheen de novelle Het gezichtsbedrog. Eerder verschenen de romans Meisjesgenade en Eigen vlees en bloed, plus de dichtbundel God bewogen. Bij het voorlezen van poëzie werkt ze samen met de violist Sander Hoving (vioolimprovisaties).
MAARTEN DOORMAN (1957) is filosoof te Maastricht en dichter elders. Hij schrijft over poëzie in NRC Handelsblad en is bijzonder hoogleraar Literaire Kritiek te Amsterdam. Vorig jaar verscheen zijn dichtbundel Kloppend heden.
PIET GERBRANDY (1958) is leraar klassieke talen in Groenlo. Zijn beschouwingen over de klassieken verschijnen in diverse bladen, maar vooral in De Groene Amsterdammer. Tevens schrijft hij poëziekritieken voor de Volkskrant. Eerder verschenen de poëziebundels Weloverwogen en onopgemerkt, in 1997 bekroond met de Lucy C. en B.W. van der Hoogt-prijs, en de bundel Nors en zonder haten.
HANS HOENSELAARS (1956) is musicus. Doceert dwarsfluit en dirigeert. Hij verzorgt luistercursussen en lezingen over klassieke muziek, en studeerde Nederlands en Engels aan de lerarenopleiding.
HILDE KETELEER (1955) is vertaalster Duits en Frans, journaliste en dichteres. In het najaar van 2001 verschijnt haar poëziedebuut Al wat winter is en waar bij de Wereldbibliotheek.
MARC KREGTING (1965) publiceerde gedichten en proza in De gezel (1994), Kopstem/Stopnaald (1997) en Da Capo (1999). Hij schrijft regelmatig over poëzie in De Gids.
WIEL KUSTERS (1947) is dichter en essayist. Debuteerde in 1965 met gedichten in Contour. Recente publicaties: Zegelboom. Gedichten en notities 1975-1989 (1998); Versteende wouden. Mijnen en mijnwerkers in woord en beeld (1999, samen met Jos Perry); De onweerzitting (verhalen, 2000).
PATRICIA DE MARTELAERE (1957) is hoogleraar filosofie in Brussel en Leuven en schrijft romans, essays en poëzie. Tot haar romans behoren Littekens, De staart en De schilder en zijn model. Haar essaybundel Verrassingen werd bekroond met de Vlaamse Cultuurprijs voor Kritiek en Essay 2000. In het najaar van 2000 verscheen haar nieuwe essaybundel Wereldvreemdheid.
BERTIE VAN DER MEIJ (1952) studeerde Scandinavische taal-en letterkunde en is freelance vertaalster uit het Zweeds. Sinds 1983 heeft zij boeken vertaald van onder anderen Kerstin Ekman, Lars Gustafsson, Göran Tunström en Torgny Lindgren. In 2000 ontving zij de Martinus Nijhoff Prijs voor vertalingen.
K. MICHEL (1958) debuteerde met de gedichtenbundel Ja! Naakt als de stenen. In 1994 verscheen zijn bundel Boem de nacht die werd bekroond met de Herman Gorterprijs 1995. Voor de bundel Waterstudies (1999) ontving hij de Jan Campertprijs en de vsb poëzieprijs. Hij is redacteur van Raster