zijn? Die apartheid begint met gebrek aan interesse voor elkaar, met minachting of op zijn best paternalisme. Ze zorgt ervoor dat we ongestoord kunnen samenleven, niet met maar naast elkaar, en zonder zelfs maar overeenstemming te hoeven hebben over de meest basale uitgangspunten en normen.
Als autochtone Nederlanders onder elkaar willen we er wel degelijk een principiële kwestie van maken of je God bij wijze van kunst mag bespotten of beledigen. Dan voeren we felle debatten. Dan zijn de vrijheid van meningsuiting, een grondrecht, en de vrijheid van de kunstenaar, een belangrijke verworvenheid, in het geding en dus doen we alle mogelijke moeite om elkaar te overtuigen. Maar voor medeburgers van buitenlandse afkomst doen we die moeite niet. Nederland is niet één land voor veel verschillende mensen. Het is eerder omgekeerd. Onze Grote Haven mag zich dit jaar ‘culturele hoofdstad van Europa’ noemen en voert daarbij als slagzin ‘Rotterdam is vele steden’. Dat bedoel ik nou. Die steden liggen in hetzelfde land, maar ze hebben weinig met elkaar te maken.
Die vreemde slagzin was misschien wel een voorteken. De opera Aïsja had een van de hoogtepunten van het Rotterdamse cultuurjaar moeten worden. Bijna vier jaar was Gerrit Timmers bezig met de voorbereidingen ervan. Niet alleen met de artistieke voorbereidingen maar - anders dan hij bij een voorstelling voor echte Nederlanders zou doen - ook met het verwerven van steun bij Marokkaanse autoriteiten. Zo heeft hij de ambassade van Marokko gevraagd of men daar bezwaren tegen het stuk had en probeerde hij een lid van het Marokkaanse koningshuis bij de première aanwezig te laten zijn. Zelf, eerwaarde Moefti, ben ik geen voorstander van de monarchie. In Marokko zou deze opvatting mij duur te staan komen. Ik zou gemarteld worden en opgesloten. In Nederland mag ik mijn mening rustig uiten en dat maakt de afschaffing van het koningshuis voor mij en de meeste andere republikeinen niet erg urgent. Maar dat er landgenoten zijn die door maar liefst twéé vorsten worden geregeerd vind ik heel vreemd - en zelfs heel onwenselijk wanneer de tweede geen boodschap heeft aan onze democratie. Wie het gesegregeerd denken tot kunst heeft verheven en in de kunst gesegregeerd denkt, heeft er natuurlijk minder moeite mee.
Zoals Gerrit Timmers, die in het laatste stadium van zijn voorbereidingen op pijnlijke wijze achterhaald werd door zijn goede bedoelingen. Eind november, kort voor de repetities zouden beginnen, trokken de zangers en musici die uit Marokko zouden komen, zich plotseling terug. Ze werden bedreigd, lieten ze weten, en daardoor hadden ze ook plotseling gewetensbezwaren tegen het opvoeren van een stuk waarin de jongste vrouw van de profeet, Aïsja, te zien zou zijn. Of dat mag, daarover zijn de islamitische geleerden het niet eens. Timmers dacht van wel. Anderen dachten van niet. Voor mij doet dat er niet toe. Ik zou graag in een land willen leven waarin voor geen enkele opvoering van geen enkele geestelijke of wereldlijke autoriteit vooraf toestemming nodig is. Maar zo'n land is Nederland kennelijk niet. Althans niet voor alle Nederlanders. De componist Najib Cherradi, die als ik mij niet vergis gewoon in Utrecht woont, liet weten dat zijn veiligheid en die van zijn dochter hem liever was dan uitvoering van zijn muziek. De voorstelling werd dus afgelast.
Onze politici reageerden nauwelijks. Veel minder snel en heftig althans dan toen de vertoning van een voetbaldocumentaire door de kans op supportersgeweld dreigde te worden stopgezet. De opmerkelijkste reactie kwam van het Amsterdamse gemeenteraadslid Fatima Elatik. Zij zei tegen de Volkskrant: ‘De vrijheid van meningsuiting is in Nederland te ver doorgeschoten en wordt vaak misbruikt. [...] Ik weet niet zo zeker of het afgelasten van dat theaterstuk over de vrouw van Mohammed in Rotterdam onterecht is. Als grote groepen mensen dat als kwetsend ervaren is het ook moedig om het niet te doen.’
Misschien kunt u, als u mijn brief tot hier hebt gelezen, al een beetje voorspellen wat er gebeurde nadat Elatik deze uitspraken had ge-