De Gids. Jaargang 164(2001)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 191] [p. 191] Hans Hoenselaars Groot Engelenburg Brummen Ik klom in een geweven stoel met wapens, wild en vruchten, tussen twee geruite vensters in, op naar een gravure van het buiten waar ik op mijn tenen stond. Ik dacht aan thuis, aan Rotterdam waar wij (op oma na) van huis uit geen historie hadden en verloor me in het raadsel: dat hier de tijd al was. Dat je fecit 1685 schrijven kon met veren; dat middelerwijl 't bruggetje was op- geheven. Dat de zonnewijzer ooit niet met violen was beplant. 't Lachen op de uitgebreide trap- pen van de dame in 't wit hing samen met de jager aan de voet van haar bordes, waar zij elkander treffen zouden als de wijzers van de toren om halfzes. [pagina 192] [p. 192] Ding In de badcel op de rand van ons lavet dat was de avond van de week dat je groter was dan zij. Met je hoofd nog in de wolken stoom en dampen Sunlight of Castella liet je je zachtjes drogen tot je moeder als een cowboy bij een overval door indianen onverhoeds haar armen hief en zonder dollen dreigde: Doe omlaag dat ding. Je begreep dat ze bij laag haar stem expres liet vallen om aan te geven welke kant het als de wiede- weerga op zou moeten gaan. Je dacht: Kan ik het helpen, en voelde je verraden door 't roze lijfje dat daar op zijn tenen stond te wijzen naar wolken zonlicht luchtkastelen. [pagina 193] [p. 193] Carte postale Weg is de spiegel om je haar te fatsoeneren en waar prenten waren zijn gesloten ramen van behang golvend als natte gordijnen. Maar ons existentiële peertje hangt er nog steeds. Aan het zeil plakt een plastic envelopje Gel bain/douche leeg- getrapt (je ziet, er was nog tijd geweest). Straks rijd ik tussen de olijven in de kleuren van mijn ogen op mijn rode sportfiets naar het zuiden door en geef ik je mijn handen zonder pen en franje en verklaar je dat ik mijn huid behouden heb. [pagina 194] [p. 194] Sint Maartens-zomer Geen verroeren. Geen gerucht. Zacht sloot ik deze najaarsnacht bevroren weldra de poorten van de oevertoren sloot ik bij de eerste haan de wacht als niet het slaan van riemen viel te horen van een zwarte schuit die oostwaarts voer gedreven, tegenstrooms tot Tours; als niet een merelen beviel mijn oren; als ik niet snoof het kiemen in de gaard vernam het spetteren van Loirevissen; had ik niet in de vrome kielzog frisse loten aan mijn wapenstam ontwaard. Vorige Volgende