dat er bij het stuurhuis van het grootste schip, een dikke vrouw met een wit schort naar de fotograaf stond te turen. En dat moet die ene kokkin zijn geweest, van wie man en zoon waren verdronken. Twee etmalen later zou ze op volle zee zichzelf en haar hut in brand steken en de hele bemanning een naamloze rustplaats op een Schots kerkhof bezorgen. Alleen met een loep is te zien hoe die vrouw in haar schortzak iets vasthield. Dat was de afscheidsbrief aan haar zuster.
Een ander alternatief was een close-up uit de jaren twintig van een dansend stel op een personeelsfeestje. Een glimmende oudere heer, die een iel meisje vasthoudt dat haar hoofd van de camera wegdraait. Die boekhouder had jarenlang vergeefs werk gemaakt van de rederij-typiste en nu kon hij zijn slag slaan. De schim op de achtergrond, tegen het bloemenbehang, was zijn vrouw. Zij begreep ineens waarom hij thuis nooit meer lachte. De volgende dag, kort voordat hij uit kantoor kwam, schoof ze de blauwe, fluwelen gordijnen opzij en verhing zich aan de koperen roede.
Je verbaast je eerst over de ouderdom, de compositie en de kleur van zo'n historische opname. Maar zodra passanten en portretten dichterbij komen, sluipt de dood het beeld in. Een slapende koetsier in Londen, meisjes met parasols in de Tuilerieën, een schuchter naaktmodel. Weg zijn ze. Al die levens zijn blanco geworden, invulbaar als een scenario.
Want neem nu die pantoffels. Waarom die opname in de collectie van het Rijksmuseum zit is me een raadsel. Het zou wel eens die ene politiefoto kunnen zijn, gemaakt op de Veluwe. Daar woonde in de jaren dertig een rijke vrouw in een zomerhuisje. Ze had haar landhuis aan de Vecht en alles wat ze verder nog had geërfd verkocht om met een diepgelovige Amerikaan in Utah samen te leven. Op haar kosten liet hij daar een kerk bouwen. Maar vrijen met haar deed hij niet, omdat zij teveel eigenliefde had, vond hij. Met wat ze als nachtportier verdiende, spaarde ze stiekem voor een retourticket. En zo kwam ze terecht in dat tochtige kot op de Veluwe, tussen een meter plantenboeken en die pantoffels uit Utah.
Over de geschiedenissen en de makers van de geselecteerde foto's weet ik niets zinnigs te vertellen. Daar zal het museum wel alles over weten. Er zullen verbanden zijn aan te wijzen tussen dat havengezicht, die pantoffels en dat personeelsfeestje. Maar zo'n verklaring achteraf is dikdoenerij. Keuzes zijn net zo toevallig en aan stemmingen onderhevig als de beelden en momenten die een fotograaf toevallen.
Soms is een onbeduidend detail, zoals dat witte schort, al een