De Gids. Jaargang 164
(2001)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 152]
| |
Ed Tan
| |
[pagina 153]
| |
C.J. Kleingrothe, Petroleum aftapplaats, Sumatra. 1898
| |
[pagina 154]
| |
er in het algemeen efficiënt aan toegingen, en dat inlandse arbeiders redelijk betaald en goed verzorgd werden. Wat er voorafging aan de fabricage van de blikken kan eveneens uit foto's worden afgeleid. Schepen voeren staalplaat aan uit Singapore. De tinwinning op Banka en Billiton. Tin werd en wordt gebruikt voor de coating en het solderen van blikken. Het erts werd sinds de tijd van de voc door Chinese koelies in dagwinning verzameld. De bodem wordt afgegraven en de vrijgekomen grond gewassen, waarbij het tin van overige materialen wordt gescheiden. Oorspronkelijk was bijna alles handwerk, in de negentiende eeuw werden paarden ingezet, en in de twintigste eeuw deden enorme baggermolens hun intrede, waarmee aanzienlijke oppervlakken werden afgegraven, waarvan desolate watervlaktes vandaag de dag nog getuigen. Niettemin is het winnen van tin altijd gepaard gegaan met zwaar lichamelijk werk. In de collectie van het Koninklijk Instituut voor de Tropen bevindt zich een foto, eveneens omstreeks 1910 gemaakt, waarop vijf koelies een meer dan manshoge grondboor bedienen. Drie leveren de kracht voor de draaiende beweging, door bomen in de rondte te duwen als in een tredmolen. De twee anderen verzorgen de neerwaartse druk, hangend aan een rad dat verticaal boven op de booras is bevestigd, de voeten tegen de as, als zeilers die buiten boord hangend een zijdelings overhellende boot in balans houden. Andere foto's laten werkzaamheden van koelies zien, het haar in lange staarten, in de terrasvormige groeven, zoals het vervoer van erts met handkarren en het aanleggen van houten vlonders en bruggetjes, alles onder de brandende zon. Het leven van de koelies in de tinmijnen was net als dat van de arbeiders in de olie-industrie nog zo slecht niet, vertellen wederom andere bronnen dan foto's. Dat gold althans voor Billiton, waar de NV Billiton Maatschappij zorgde voor de aanleg van waterleidingen, een (gratis) tramnet, ziekenhuizen en bioscopen. ‘Ik heb van Billiton den indruk meegenomen, dat een Chineesch mijnwerker het nergens beter naar zijn zin zal krijgen,’ meldde een rapporteur van de arbeidsinspectie in 1903.Ga naar eindnoot3. Het klinkt achteraf wel erg triomfantelijk, maar een feit is dat het ook anders kon. Op Banka werden de mijnen vanaf 1853 geëxploiteerd door de Dienst van het Mijnwezen. Koelies werden geronseld op het Zuid-Chinese vasteland. Het verhaal gaat dat ze in kroegen dronken werden gevoerd en dan een kruisje zetten onder een contract, om een paar uur later uit hun roes te ontwaken in het ruim van een schip op weg naar de tinmijnen. Er zijn wel foto's van hun aankomst, maar naar ik vermoed niet van de ronselpraktijken. Het verhaal kan dus heel goed een ‘broodje aap’ zijn, maar het illu- | |
[pagina 155]
| |
streert het vermoeden dat de betrokkenen niet altijd zonder spijt terugkeken op hun beslissing om op Banka hun geluk te gaan beproeven. Het gouvernement deed bijzonder weinig voor de koelies. De mijnhoofden, Chinezen die zelf als koelie hadden gewerkt, werden door het hoofd van de Banka Tinwinning krachtig aangespoord om hoge quota te realiseren. De wens om bij de private en bloeiende winning op Billiton niet al te zeer achter te blijven zal hierin zeker meegespeeld hebben. Daarnaast leken de omstandigheden en de cultuur van de Chinese contractarbeiders zich te lenen voor een extreem autoritair georganiseerde productie, deels in werkelijkheid, deels in de ogen van de koloniale overheid. Het mijnhoofd oefende in elk geval de alleenheerschappij uit over twee- tot driehonderd koelies en soms ook over een aantal dwangarbeiders. Blanco volmachten moesten hem in staat stellen voldoende pressie uit te oefenen. Er kwamen opstootjes voor die met geweld de kop werden ingedrukt. Vechtpartijen tussen de koelies onderling waren evenmin zeldzaam, en werden eveneens met geweld beantwoord. Lijfstraffen waren gewoon. Onwillige en opstandige koelies werden door het mijnhoofd zonder vorm van proces gedood en hun lichamen verdwenen spoorloos. Deze vorm van door het gouvernement bekrachtigde gezagsuitoefening heeft tot ver na 1910 bestaan. Misschien is het tin dat verwerkt is in de naden van een van de blikken op deze foto uit de grond gehaald door een koelie die naamloos is begraven in een verlaten Bankanese groeve. Ook de brave meneer Tillema heeft van hem geen foto kunnen maken. |
|