maar het gevoel van grotestads-dynamiek is onmiskenbaar. Hij fotografeerde om dat geïmproviseerde, dat beweeglijke van jongetjes en honden en het strooisel van voorbijgangers op een trottoir, in zijn schilderijen te kunnen vasthouden. Hij schaamde zich er niet voor.
De catalogus die het Gemeentearchief in 1997 publiceerde na de vondst in eigen archief van 263 van zijn glasnegatieven, citeert een wat gepikeerde brief van hem hierover aan een kunsthandelaar: ‘Ik gebruik wel degelijk photos. Het is niet mogelijk dergelijke dingen te maken zonder hulp van photos. Hoe wil je dat ik een Amsterdamsche straat maak. Ik maak krabbeltjes in mijn schetsboek, als het kan een studie uit een raam en een schets voor de details. Maar de keus, de compositie is toch van mij.’ Als de fotografie een hulpmiddel is, zijn de toebehoren gebruiksvoorwerpen. Breitner ging er slordig mee om. Vingerafdrukken op de negatieven, verf op de camera's, een wasmand als archief voor duizenden foto's en negatieven. Zijn omgang met het nieuwe medium van de fotografie was even hartstochtelijk als terloops. Ja, en dan die krul nog. Vanaf het midden van de negentiende eeuw was het aantal urinoirs op straat in Amsterdam snel gegroeid. In 1859 vroeg een particulier, ene J. Leijs, vergunning om zijn ontwerp voor een ‘kolom tot algemeen nut voor den openbaren weg’ te realiseren, een combinatie van toiletten voor mannen én vrouwen, inclusief permanent toezicht, met een brievenbus, een klok, een lantaarn, een windwijzer, een telegraaflijn en een aanplakzuil. Kennelijk ging dit de gemeente te ver, die vergunning is nooit verleend, maar aan het ontwerp van de gewone krullen werd wel zorg besteed. Dit nuttige straatmeubilair inspireerde de schrijver Bordewijk zelfs tot een verrassende lyriek: ‘de plaatijzeren “kachels” bezitten waarlijk iets etherisch. Ze bezitten een gelukkige cilindervorm en bovenaan treft ons een à-jour bewerkt boordsel van fraai ontwerp. Ze zijn bijna van de grond los, ze schijnen omhoog te willen wieken en slechts een paar ranke, geklauwde pootjes bedwingen hun opvlucht.’ Als je wilt kun je in de kantelen aan de bovenrand van de krul op deze foto een beeldrijm zien met de korrelige
halsgevels op de achtergrond.
In de catalogus van zijn glasnegatieven heeft het gemeentearchief een aantal foto's van straattaferelen afgebeeld naast de daarna geschilderde versie. Ooit, hoop ik, zal de geschilderde evenknie van deze foto opduiken, waarop Breitner een krul heeft vereeuwigd.