Iedereen kent het spelletje waarbij je mensen uit je omgeving - en jezelf - moet voorzien van zoiets als een permanente leeftijd. Het is een beetje een triviaal maar ook een geheimzinnig spelletje, omdat er een diepe psychologische waarheid lijkt te schuilen in de vaststelling dat de een permanent zeven is gebleven, terwijl de ander al bij zijn geboorte zevenenvijftig was. Maar hoe zou zoiets kunnen opgaan voor de gezichten van een hele periode? Dat is dan in tegenspraak met het idee dat elk mens zijn eigen psychologische leeftijd heeft.
Toch lijkt het, voor wie oude foto's bekijkt, ook daar op een triviale en tegelijk geheimzinnige manier te gelden. Het is een waarheid die in het bijzonder geldt voor mannen: zoals de negentiende-eeuwers grosso modo algauw een eerbiedwaardige bejaardheid uitstralen, en iets ascetisch, alsof ze hun hele leven lang nooit uit de suikerpot hadden gesnoept, zo hebben de gezichten van August Sander uit de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw vaak iets schotelachtigs; een beetje blanco, alsof ze veel puree en gekookte vis consumeerden en daarentegen weinig buitenlucht. Bij die mensen is het eigenlijk alsof ze geen leeftijd hebben, alsof ze permanent zijn blijven hangen in het fysionomische niemandsland tussen de dertig en de veertig.
En zo zien de gezichten van Richard Avedon, nog iemand die, weer vijftig jaar later, ‘het gezicht van zijn tijd’ heeft proberen vast te leggen, er in grote lijnen uit alsof ze de volwassenheid nooit hebben bereikt, maar permanent zijn blijven steken in de mokkende puberale fase, met pukkels en al.
Hier openbaart zich iets waarvan ik niet weet wat ik ermee aanmoet: de gedachte dat mensen, tussen 1880 en nu, op de een of andere manier steeds jonger zijn geworden, een soort omgekeerde evolutie hebben doorgemaakt, als een film die zeer langzaam wordt teruggedraaid.
Hoe moet de mens van 2020 er dan wel niet uitzien? Zijn wij, bezien van enige afstand, over twintig jaar allemaal kleuters? Wie zoekt die vindt: kijk eens in zo'n reclameboek van het kledingmerk Bennetton, gemaakt door de befaamde en beruchte Olivier Toscani. Allemaal vlakke, ovale, splinternieuwe gezichten die zojuist de fabriek hebben verlaten. Het is natuurlijk iets specifieks, een beeld dat zorgvuldig is gestileerd naar een modern toekomstideaal van androgyne veelkleurigheid. Maar het contrast blijft schokkend: verder kan de menselijke soort zich niet bewegen van de Schotse orgelman. Hoewel dat pas over vijftig jaar met zekerheid gezegd kan worden.