De Gids. Jaargang 163
(2000)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 821]
| |
Huub Beurskens
| |
[pagina 822]
| |
evenmin voor de lezers noodzakelijk om de hele gang van zaken en alle finesses van de voorschriften tijdens een traditionele kasen te kennen. Zo is het in dit verband irrelevant te weten hoe de verzen werden genoteerd op stukken papier die op bepaalde wijze werden gevouwen.Ga naar eind1. Sowieso stond het voor mij al spoedig vast dat we niet zouden moeten proberen om met vier Nederlandse dichters bij elkaar te gaan zitten om in vier of vijf uur een complete renku te creëren. Als het hedendaagse Japanse dichters al ontbrak aan een vanzelfsprekende omgang met de traditie, dan zouden Nederlandse dichters zich ten enenmale opgelaten voelen onder zoveel regels tegelijk. Bovendien herinnerde ik me de frustratie van drie Nederlandse dichters die zo'n veertien jaar geleden tijdens Poetry International onder leiding van, ook toen, Makoto Ōoka en met gebruikmaking van vrije vormen wél zo'n aaneengesloten zitting hadden uitgeprobeerd. Maar Bashō en consorten beschikten niet over de communicatiemiddelen van tegenwoordig en waarom zouden wij geen post, fax of e-mail inzetten? Na overleg met Noriko de Vroomen nam ik me voor in elk geval de volgende spelregels te laten gelden. De verzen van de renku bestaan alternerend uit twee en drie regels. Een vers van drie regels telt respectievelijk vijf, zeven en vijf lettergrepen. Het tweeregelige vers telt tweemaal zeven lettergrepen. Op traditionele plaatsen in de ketting is een bepaald vers verplicht een maanvers, een bloesemvers, herkenbaar aan een zogenaamd seizoenmeldend woord, of een liefdesvers. (De lezer zal zelf kunnen vaststellen waar deze verzen zich in het geheel bevinden.) Zo'n thematisch gebonden vers kent ook een of meer bijbehorende trefwoorden. Elke dichter reageert op het vers van zijn of haar voorganger. De ketting moet tegelijkertijd een voortgaande beweging behouden; er kan bijvoorbeeld niet worden teruggekeerd naar een vroeger vers. Het spreekt bijna vanzelf dat de verdeling van de verzen in regels van bepaalde aantallen lettergrepen iets geheel anders is dan het willekeurig in drieën hakken van een zeventien lettergrepen tellend vers of dan alleen maar een visuele tweedeling van een vers van veertien syllaben. Daarnaast dienen de verzen inhoudelijk zo concreet mogelijk te zijn. Ik had dus ook drie deelnemers naast me nodig die als dichter in eerste instantie eerder waarnemend en beeldend dan beschouwelijk en abstraherend ingesteld waren. Die er bovendien geen hekel aan hadden te moeten werken binnen nauwe vormkaders. Die ondanks het ontbreken van een zandloper of schaakklok snel en betrouwbaar zouden reageren. En uiteraard zou ikzelf als gastheer niemand willen inviteren wiens eigen werk ik niet met plezier zou lezen. En zo werd Wiel Kusters mijn hoofdgast; iemand die er met twee in de marge verschenen verzamelingen abecedaria al blijk van had gegeven graag met formele ‘beperkingen’ te werken. En Joke van Leeuwen en Peter van Lier werd gevraagd zich bij ons te voegen. Geheel volgens de traditie opende de hoofdgast de zitting. Het thema voor het eerste vers werd overigens voor zowel de Japanse als Nederlandse renku vastgesteld door Makoto Ōoka: zomer. En volgens dezelfde traditie mocht ik als gastheer vervolgens reageren. En toen bevonden we ons al op een weg waarvan niemand van ons vieren kon vermoeden hoe die zou gaan lopen. Aan het einde gekomen van ‘De koperen schijf’ voorzag ieder van ons zijn of haar verzen nog van een summiere toelichting. En we vonden het een beetje jammer dat zo'n kasen maar zesendertig verzen telde. |
|