De Gids. Jaargang 163
(2000)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 697]
| |
A.G. Soeting
| |
[pagina 698]
| |
Commissie voor de vertaling van het Oude Testament omstreeks 1940. Foto: Nederlands Bijbelgenootschap
mogelijkheid, om het Nieuwe Testament tijdens zijn verblijf op de Wartburg in 1522 uit het Grieks in het Duits te vertalen.
Sinds Luther is de Bijbel vele malen vertaald, in alle mogelijke talen. Al die vertalingen zijn door mannen gemaakt en bevatten vrouwonvriendelijke weergaven van teksten, waarvan in dit artikel sprake zal zijn. De Griekse grondtekst bevat bijvoorbeeld niet de beruchte uitspraak ‘Vrouwen, weest uw man onderdanig!’ Die hebben de vertalers de apostel Paulus in de mond gelegd. Dat zijn we ons pas bewust geworden in deze tijd, toen het feminisme ons de ogen opende. Een van de eersten die oog had voor deze vrouwonvriendelijke vertaling is echter geen feminist, maar wel een man die een bijzonder scherp oog en oor heeft voor de betekenis van de grondtekst: de dichter Willem Barnard. Dichters leven in de wereld van de taal. Goede dichters onder de taalgeleerden behoren door hun aanleg tot de beste exegeten. Zo'n dichter is Barnard en hij legde de vinger op de onjuiste weergave van de woorden uit Paulus' Brief aan de gemeente te Efese, Ef. 5:22. Paulus had in zijn brief iets heel revolutionairs beweerd. In de standenmaatschappij van toen, waarin slaven het grootste deel van de bevolking uitmaakten en de mannen, net als later, er een dubbele moraal op na hielden, schreef de apostel: ‘Weest elkáár ondergeschikt.’ Dat schreef Paulus aan een niet al te gecompliceerde gemeenschap, die sociologisch gezien bestond uit mannen en vrouwen, ouders en kinderen, heren en slaven. Deze drie groepen-paren somt de apostel dan | |
[pagina 699]
| |
ook op. Dat laatstgenoemden van deze drie paren ondergeschikt waren aan de eersten sprak vanzelf. Slaven die niet gehoorzaam waren aan hun meesters zouden dat aan den lijve ondervinden. Dat kinderen hun ouders gehoorzaam moesten wezen volgde uit het Vijfde Gebod: ‘Eer uw vader en uw moeder.’ Op grond van een nieuwe ethiek van de jonge christelijke gemeenschap stelde Paulus echter: het omgekeerde geldt evenzeer. Slaven, weest uw heren ‘naar het vlees’ gehoorzaam, maar jullie, ‘heren’ moet evenzo handelen jegens hen, jegens die slaven! ‘Weest elkaar ondergeschikt,’ schreef Paulus, ‘vrouwen aan de man’ - dat waren die vrouwen al, maar hetzelfde geldt ook voor de mannen. Want we zijn allemaal gelijkwaardig. Dat was volkomen nieuw! De vertalers hebben dat radicale van Paulus' uitspraak ontkracht. Dat deden zij niet zozeer door een foute vertaling, maar door de vormgeving en de rangschikking der woorden. Zij vertaalden Ef. 5:21 als volgt: ‘weest elkaar onderdanig’ Dat was goed, maar toen ging het fout: De tekst werd afgebroken. Met de rest van de zin werd een nieuwe alinea begonnen, die men vooraf liet gaan door het kopje ‘Het huwelijksleven’. De nieuwe paragraaf liet men aldus beginnen: ‘Vrouwen, weest aan uw man onderdanig’. Dat klinkt dan als een absolute en bepaald niet wederzijdse eis. En toch staat er volgens de grondtekst letterlijk: ‘Weest elkaar ondergeschikt, vrouwen aan de man...’ De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen, dat er ook vele Griekse handschriften zijn, die de woorden ‘weest ondergeschikt’ na ‘vrouwen’ invoegen, maar het oudste handschrift, Papyrus-, van omstreeks het jaar 200, en het oudste handschrift dat in het Vaticaan wordt bewaard, de Codex Vaticanum, bevatten die invoeging niet. Hoe dan ook, het ging Paulus om het wederzijdse, de wederzijdse onderdanigheid, beter: ‘ondergeschiktheid’! Kinderen moeten hun ouders gehoorzaam zijn en hen eren, - dat werd al in de Tien Geboden geleerd, maar ook ouders moeten hun eigen belangen ondergeschikt maken aan die van hun kinderen. Zo moeten mannen en vrouwen elkáár ondergeschikt wezen. Maar zoals gezegd, ook de voorgaande vertalingen, ook die in andere talen, bevatten dezelfde vrouwonvriendelijke weergave van Paulus' tekst. Het waren altijd mannen die vertaalden, en mannen vonden het zo vanzelfsprekend dat vrouwen hun onderdanig moesten zijn, dat ze in alle argeloosheid (?) die onderdanigheid in hun vertaling als absolute eis inbouwden.
Nog een voorbeeld van een antifeministische vertaalmethode: In Paulus' Brief aan de Gemeente in Rome vraagt de apostel de groeten te doen aan verschillende mensen, onder anderen aan twee mensen, ‘die onder de apostelen in aanzien zijn’. Die laatste uitdrukking is ook in het Grieks enigszins dubbelzinnig, maar de meeste geleerden zijn het er wel over eens, dat die beide ‘mensen’ behoorden tot de kring van de apostelen. Wie waren die twee mensen? Een man en vrouw, Andronícus en Iunia. Maar dat kan toch niet, meenden de vertalers. Een vrouw kon toch geen apostel zijn. Het gezaghebbende woordenboek van Walter Bauer zegt dan ook - ik geef zijn woorden in het Nederlands weer - ‘de mogelijkheid, die louter grammaticaal gezien bestaat, namelijk dat het om de vrouwennaam Junia gaat, is door het verband natuurlijk uitgesloten.’ Let op dat ‘natuurlijk’. Daarom maakte men er een mannennaam van, Junias, een naam die echter nooit heeft bestaan. Het gaat in Rom. 16:7 echter wel degelijk om een man en een vróúw, mogelijk een echtpaar, die beiden met de erenaam ‘apostelen’ werden aangeduid. In dezelfde brief, in hetzelfde hoofdstuk, Rom. 16, beveelt Paulus een dame aan, Fébe, die op het punt stond naar Rome te vertrekken. Fébe bekleedt het ambt van ‘diaken’, maar omdat in de kerken eeuwenlang weerstand heerste tegen vrouwen als ambtsdragers, maakte men ervan ‘dienares’. Nu betekent het Griekse | |
[pagina 700]
| |
woord ‘diaken’ letterlijk ‘knecht’, net als het Latijnse woord ‘minister’, maar wij zijn toch niet gewoon onze regeerders met ‘knecht’ aan te spreken. Het is dus niet bepaald fout, maar wel haast kinderachtig om Fébe ‘dienares’ te noemen. Het is zeker dat Fébe het ambt van diaken bekleedde, want in het Grieks staat de mannelijke vorm, diakonos. Als de apostel ‘dienares’ bedoelde had hij de vrouwelijke vorm van het woord gebruikt. Uit het verband blijkt nog dat Fébe de presidente was van de kerkelijke gemeenschap in Korinthe, zij reisde mogelijk als afgevaardigde van haar gemeente naar Rome. Maar ook het presidentschap van Fébe is in de vertaling ondergesneeuwd. De vertalers namen, als kinderen van hun tijd, bij hun vertalingen beslissingen, die in hun tijd algemeen geaccepteerd werden, beslissingen waartegen wij nu bedenkingen hebben. De medewerkers van de nbg-vertaling uit 1940 waren allen in de negentiende eeuw geboren. Hun vertaling draagt daarvan de sporen.
In Paulus' Eerste Brief aan de gemeente te Korinthe schrijft de apostel over de hoofdtooi van vrouwen die als voorgangster in de gemeenten dienst doen. Die moeten, zo staat in 1 Kor. 11:10 in de vertaling van het Bijbelgenootschap, ‘een macht op het hoofd hebben’. Wat dit ook is, het is geen goed Nederlands. Ik meen dan ook dat die exegeten gelijk hebben die vertalen: ‘Daarom moet de vrouw macht over haar hoofd hebben.’ Uit Paulus' brief blijkt dat er vrouwen voorgaan in de samenkomsten. Dat was iets nieuws. Maar, bedoelt Paulus kennelijk te zeggen, geef alsjeblieft geen aanstoot. In de cultussen van de vele mysterie-godsdiensten uit die dagen functioneerden vrouwen als priesteressen. Die raakten tijdens de cultus in extase, waarbij zij hun haren losrukten. Zo liet Vergilius iemand zeggen: solvite crinalis vittas, capite orgia mecum, ‘maakt los de haarlinten en viert de (nachtelijke) dienst met mij’. Het losmaken van de banden was een teken van volledige overgave aan de godheid. Het voorgaan in de eredienst was een revolutionaire verworvenheid voor vrouwen in het prille christendom, maar Paulus stelde het behoud van decorum daarbij als voorwaarde. Er mocht geen sprake zijn van provocatie of het geven van aanstoot. Die vrouwen moesten macht over hun hoofd hebben.Ga naar eind2 Nu heeft ‘hoofd’ ook een overdrachtelijke betekenis en als zodanig komt het eveneens voor in dezelfde pericoop, vers 3: ‘het hoofd van de vrouw is de man.’ In vers 10 moet ‘hoofd’ natuurlijk letterlijk worden genomen, maar zou Paulus niet heel fijntjes de overdrachtelijke zin mee laten klinken? Een man is, juridisch, het hoofd van de vrouw, maar de vrouw heeft macht over haar ‘hoofd’. Ik moet toegeven, dat weinig geleerden deze suggestie serieus nemenGa naar eind3, maar ik vind het een aardige gedachte, die Paulus zelf volgens mij best gehad kan hebben.
In de brieven van Paulus staan heel progressieve zaken betreffende de emancipatie van de vrouw, zaken die door latere vertalers zijn genegeerd. Ten onrechte kreeg Paulus de naam van vrouwenhater. Nu zijn er ook beelden in de bijbel, die door feministen van nu kwetsend worden geacht. Daarbij gaat het niet om vertalingen, maar om beelden van de bijbelschrijvers zelf. In het laatste bijbelboek bijvoorbeeld, het boek Openbaring, wordt het beeld van de ‘hoer’ door de auteur, Johannes, gebruikt als symbool voor alle kwaad. Dat is, zo vinden vrouwen thans, terecht, heel discriminerend. Voor hoererij heb je altijd twee mensen nodig, een vrouw en een mán. In feite is de hoerenloper minderwaardiger dan de prostituee, die meestal niet voor haar plezier haar vak gekozen heeft. De man misbruikt en vernedert de ander, de vrouw, en het is dus buitengewoon unfair om die vrouw ook nog eens als symbool van het kwaad te zien. We zullen het bijbelse beeld, de hoer als symbool, op het conto van de tijd moeten schrijven. Nu zal menig bijbelkenner wijzen op het feit dat het beeld van de vrouw in het boek Openbaring ook heel positief voorkomt, namelijk als ‘bruid’, die het | |
[pagina 701]
| |
symbool is van het volk van God. Feministische exegeten zullen dan antwoorden, dat de vrouw altijd weer in stereotiepe beelden wordt gebruikt, beelden die de relatie tot de man bepalen. En dat is vrouwen onwaardig. Nu komt er in datzelfde boek Openbaring een uitspraak voor die ons, althans mij, in verlegenheid brengt. Daarbij gaat het mogelijk wel om een vertaalprobleem. Ik bedoel de tekst Op. 14:4, waarin een oneindig aantal gelukzaligen, 144 000, wordt genoemd. En dan staat er: ‘Dezen zijn het, die zich niet met vrouwen hebben bevlekt.’ Die tekst heb ik als predikant nooit op de kansel in mijn mond kunnen nemen, zo u wilt: uit mijn strot kunnen krijgen. Hier wordt eventjes de helft van de mensheid afgeschreven. U begrijpt dat exegeten zich in alle bochten wringen om het discriminerende van de uitspraak te verzachten. Ik ga u niet vermoeien met alle pogingen tot uitleg. Ik heb zelf een voorstel voor een verklaring, maar ik vertel u erbij dat ik nog geen theoloog of classicus heb gevonden, die mij bijvalt. En als je iets zegt, wat niemand vóór jou heeft gezegd, loop je grote kans, dat evenmin ná jou iemand dat zal zeggen. Hieronder leg ik u toch voor wat ik heb bedacht. De auteur van Openbaring gebruikt de zedelijke ontucht als beeld voor afgoderij. De mensen in Klein-Azië werden gedwongen te participeren in de staatscultus. Iedereen was verplicht de keizer van Rome goddelijke eer ter bewijzen. Die knieval voor de staatsmacht noemde Johannes afgoderij, ja, ontucht. Maar gelukkig waren er nog velen die zich niet aan die ontucht hebben overgegeven. ‘Die hebben zich niet met vrouwen bezoedeld.’ Met alle respect, Johannes drukt zich wat vreemd uit. Hij gebruikt een werkwoord, molunein, dat ‘bezoedelen’ betekent. De oorzaak waardoor, of het middel waarmee de bezoedeling plaatsvindt moet in het Grieks worden weergegeven met de dativus (derde naamval), of met een voorzetsel als het Griekse ‘en’, ‘met’. Een mooi voorbeeld biedt een zin uit het boek van de profeet Jesaja, Jes. 59:3: ‘Uw handen zijn bezoedeld met bloed’ (in de Griekse versie en haimati, met een voorzetsel), ‘en uw vingers met zonden’ (in het Grieks met een dativus). Johannes schreef in zijn boek, Op. 14:4, ouk emolúnthèsan, ‘zij hebben zich niet bezoedeld’, metà gunaikôn, ‘met vrouwen’. Maar het voorzetsel metá betekent hier beslist niet ‘met’, in de zin van ‘de oorzaak waardoor’ of ‘het middel waarmee’, zoals in Jes. 59:3. De vertaling ‘zich bezoedelen met vrouwen’ zal echter wel door iedere Nederlander zo worden opgevat. De woorden ‘met vrouwen’ zal zeker worden aangevoeld als ‘door middel van vrouwen’. Vrouwen zijn dan de schuld van die bezoedeling. Dat bedoelt de tekst echter niet te zeggen. Metá gunaikôn betekent iets totaal anders. Metá betekent: ‘met’, in de zin van ‘tezamen met’. Metà gunaikôn is dus ‘tezamen met vrouwen’. Het element van het gezamenlijke zou in de vertaling tot uitdrukking gebracht moeten worden. Daarmee zou het aanstootgevende van de vertaling, die suggereert dat vrouwen de oorzaak of het middel zijn van bezoedeling, worden weggenomen.
Ik heb in dit artikel een aantal voorbeelden gegeven van een eigenaardig fenomeen: vertalingen, waarvan de huidige generatie pas beseft, dat die niet correct zijn omdat zij in feite antifeministische weergaven zijn van een vrouwvriendelijke grondtekst. Blijkbaar is voor dat besef de tijd nu pas rijp geworden. Het Nederlands Bijbelgenootschap is thans, samen met de Katholieke Bijbelstichting, bezig aan een mega-project: een nieuwe bijbelvertaling voor het gehele Nederlandse taalgebied. Er werken ditmaal niet alleen manlijke, maar ook vrouwelijke taalgeleerden mee. Ik ben er daarom van overtuigd, dat in deze Nieuwe Bijbelvertaling geen onjuiste, onnodig vrouwonvriendelijke vertalingen meer gevonden zullen worden. |
|