| |
| |
| |
Dirk van Weelden
Brandende bloem
Dinsdag
De slager geeft mij het zakje met twee ons rosbief aan en zegt iets te jolig, zodat de hele zaak kan meegenieten: ‘Ik staat dat vlees te snijden en denk, op wie lijkt-ie nou? Maar ik ben er uit, jij lijk sprekend op Luc Nilis.’ Een bejaarde vrouw bekijkt me van onder af door haar dikke bril. Zo te zien weet ze niet wie Luc Nilis is en dat brengt haar in de war. Smekend kijkt ze van de slager naar mij, maar ze durft niets te zeggen. Een paar anderen geven de slager gelijk. Ik houd glimlachend vol dat het de eerste keer is dat ik het hoor. De slager probeert wat geintjes over mijn neus te maken. Niemand lacht. Het staren is dat van rundvee. Ik groet en verlaat gauw de slagerij.
Op Luc Nilis lijken; misschien vinden anderen dat prettig om te horen. Ik niet. Geen kwaad woord over Luc Nilis, trouwens. Maar als ik iets slecht kan gebruiken dan is het dat ze me voor een beroemdheid aanzien. Een mediakop, waar de aandacht automatisch naartoe stroomt. Het beste voor mij is het de onopgemerkte passant te zijn. Mij moeten ze al in het voorbijgaan vergeten.
Hoe werkelijk mijn plannen zijn weet ikzelf ook niet meer. Ik wacht al zolang op rillingen. De echte. Die middag in Noorwegen waren ze er. In een paar uur tijd veranderde de rivier in een razend monster. Vlak achter ons sleurde hij de hangbrug mee. Rotsblokken en bomen stortten neer en werden weggespoeld als modelbouw. Eerlijk gezegd verwacht ik van mijn explosies nog meer. Het zullen geen ongelukken zijn. Strak rijst er een kolkende oranje vuurbal op in de donkere nacht. Al de kracht en schoonheid samengeperst in die paar seconden. Zo overweldigend en zo mooi dat je op slag vergeten bent wat er de lucht in gaat. Zo wil ik het. Een brandende bloem, die de bloem overtreft.
| |
| |
| |
Donderdag
Ik was met een vriend, Homohenk, naar de film. Ik noem hem Homohenk omdat ik een zwager heb die ook Henk heet en geen homo is. Hij is de pooier van mijn zus en met hem ga ik niet naar de film. Of er moest een film draaien met Henk zelf in de hoofdrol. Een horrorfilm, waarin hij de gevangene is van een seriemoordenaar. Een rustige man in een C&A-pak, type verzekeringsagent. Hij heeft Henk bungelen aan het plafond van een geluiddichte kelder. Iedere dag komt hij met een keukenmes een paar stukjes van Henk afsnijden. Een oor, een lapje dijbeen, een vinger, een teelbal, een oog of een plakje van zijn rug. Als hij naar kantoor moet laat hij Henk niet alleen. Een zwerm blauwgroene aasvliegen houden de gevangene gezelschap. Ze leggen hun eitjes in de open stukjes Henk. Het is eigenlijk een natuurfilm, want we zien - macro! - de vliegen paren en het jonge leven te voorschijn kruipen. Henk en ik. In de bioscoop. Tijdens de pauze haal ik een pilsje voor hem. En een Bifi-worstje. Ik weet toevallig dat hij daar gek op is. De smeerlap.
Een paar minuten goede kwaliteit video van Henk in zwembroek zijn genoeg om zo'n film te maken. De rest is montage en digitale animatie. De film zou er veel mee winnen als de moordenaar sympathiek overkomt. Een mediakop, een automatische lieveling. Tom Hanks. Zo kan het een echte feelgood-movie worden, waarin ook wat geklungeld en gelachen mag worden. Lekker knoeien in de keuken met een blender waar de aandoenlijke krullebol oneetbaar pikante Bifi-worstjes maakt van Henks gehakt. Misschien dat hij heel beschaafd thee drinkt met mijn zus, in een serre met bloeiende oleanders, zodat de kijker uit hun gesprekken kan opmaken wat Henk aan terreur en goorlapperij op zijn geweten heeft om in die kelder te eindigen.
Met Homohenk zag ik een actiefilm. Hij was enthousiast en vooral over de eindscène. De laatste politieman, een grote stille indiaan, lanceert zichzelf op een motorfiets. Hij rijdt met een bloedvaart tegen een soort schans op bij de bouwplaats waar de gangsters net bezig zijn per helikopter te vertrekken. De indiaan vliegt omhoog, schietend met een belachelijk groot nickle plated pistool, en ramt in super slo mo de buik van de helikopter. Die spat uit elkaar. De volle tank zorgt voor een dikke oranje vuurbal in de teerzwarte nacht. Iedereen dood. Behalve het liefje van de een na laatste politieman. Terwijl de aftiteling al voorbij trekt strompelt ze van het bouwterrein af, de handen voor de mond en in tranen. In het felle licht van de bouwlampen draagt ze nog steeds het doorschijnende verpleegstersuniform, want ze hebben haar eerder opgepikt op haar
| |
| |
werk. HH zei dat hij haar wel een lekker ding vond. Voor de gezelligheid waarschijnlijk. Of vroeg hij nou of ik haar? Ik luisterde al niet meer goed en haalde mijn schouders op. Tis goed Homohenk, laat maar.
Het was het hoogtepunt van de film. Voor HH nog het meest door de zelfmoordactie van de indiaanse agent. Zo'n norse spierbundel, tegen het dikke aan, die zich in blinde plichtbetrachting liet barbecuen om de boeven te pakken. Hij had in de hele film nog geen drie lopende zinnen uitgesproken en vooral agressief in de verte gestaard en zijn handschoenen aan en uit getrokken. HH's idee van romantiek, zo'n finale. Ik liep heel wat minder enthousiast naar buiten. Ik geef toe, de exploderende heli was goed gefilmd. Met vier camera's en lekker close. Een spannende slowmotion, die wel zo'n twintig seconden duurde, slim gemonteerd. En dat zware, keiharde geluid, waarvoor ik speciaal naar die ene bioscoop kom. Maar toch. Toen we buiten stonden schudde HH zijn hoofd en zei, het was goddomme of ik de hitte van die klap in mijn gezicht voelde, man. Ik gaf hem gelijk en loog dat ik nog ergens een afspraak had. Als afscheid een klets op zijn bezwete kale kop. Hij is oké. Als mijn plannen ooit werkelijk worden durf ik bij hem onder te duiken. Hij is te vertrouwen, een echte vriend. Ik dronk een colaatje in een coffeeshop en kocht wat sensi.
| |
Vrijdag
Ik verlang nergens zo naar als naar een grote zelf veroorzaakte explosie. De drukgolf, de hitte, het brullen van de vlammen. Het diepe, alles verslindende oranje en de rillingen in mijn gezicht en in mijn benen. Maar ik wil ongedeerd kunnen weglopen. Niet strompelend zoals de verpleegster, niet rennend als een voortvluchtige. Eerder slenterend of als een slaapwandelaar. En van mij hoeft er niets gefilmd te worden. Ikzelf en mijn explosie moeten buiten beeld blijven. Ik wil herinneringen maken, geen plaatjes. De mensen die toevallig bij de explosie zijn moeten haar met hun hele lichaam beleven en zich herinneren. Hoe meer explosies ik in films en videospelletjes zie, hoe meer ik naar de werkelijkheid verlang. Ik begin een pesthekel te krijgen aan stunts en trucages. De explosie is ook al een mediakop geworden, een gezapige vorm van vermaak. Het kost zoveel moeite om je nog in te leven in de enorme kracht van een echte explosie. Het heeft wel iets van een dierentuin met suffende leeuwen. Waartoe zo'n beest in staat is krijg je in Blijdorp niet te zien. Mijn explosies: stadssafari.
| |
| |
| |
Zaterdag
Op de televisie liet ze zich Becky noemen, ze heet Masja. Ze had een goedkope pruik op met glimmende zwarte krullen. Ze vertelde dat ze meer dan honderdtwintig kilo had gewogen en na de plaatsing van de maagband weer onder de zeventig bleef. En ja, eten was moeilijk. Het kwam wel eens omhoog. Maar ze had geen spijt, het was haar redding. Er zat een heel rijtje van zulke stakkers naast haar. Hoe ze eruitzagen en wat ze tegen Catherine Keijl zeiden weet ik niet meer. Ik zag alleen maar dat brede, stenen gezicht van mijn zus. Ik kon precies de plekken aanwijzen waar ze de littekens hadden weggeplamuurd. De sporen van de ringen van zwager Henk. Ik schreeuwde tegen de beeldbuis, ‘aan ons moeder vertel je dat je iedere nacht huilt. Dat je iedere avond kotsmisselijk bent en droomt van een normaal bord eten. Dat je het alleen maar hebt gedaan omdat je van Henk weer in de club moest werken nadat de illegale Tsjechische en Poolse hoertjes waren opgepakt. Omdat je niet weg durfde bij die sicko met zijn geverfde hondenhaar. En iedereen weet waarom je je eerst zo vet gevreten had: uit ellende, omdat je niet meer voor die teringlijder wilde werken. Hij heeft je zo ongeveer naar het ziekenhuis geschopt voor die maagband-operatie.’ Maar zulke dingen vertelde ze niet natuurlijk. Ze wilde het geld voor het optreden bij Catherine. En de aandacht. De spookachtige niemands-aandacht van de media, die iedereen hypnotiseert zoals de schijnwerper het duinkonijn. Veel verschil is er niet, of je nou tegen betaling op de televisie vertelt dat je ziek werd van je vreetverslaving en nu je maag hebt laten afbinden met een postelastiek of dat je je tegen betaling laat knijpen, aflikken en neuken door het middle management van een transportbedrijf uit Zwolle. In beide gevallen doe je wat er van je verwacht wordt. Je past je aan aan de omgeving. Je wordt een product. En voor eventjes stromen aandacht en geld jouw kant op.
| |
Dinsdag
Er zat een kassabon vastgeplakt aan een pak melk. Ik pakte thuis mijn tas uit en bekeek de bon. Niet de mijne. Iemand had een taart gekocht die in de bonusaanbieding was. Er werd afgerekend. Maar meteen erop had de klant de taart weer ingeleverd en het geld terug gekregen. Ik zag een breekbaar oud mannetje staan in een versleten winterjas. De taart in zijn vlekkerige handen. De caissière vraagt, zo, is er iemand jarig meneer Van Holten? Ja, mijn vrouw. O, zegt het meisje, ik dacht dat die overleden was. De man schrikt en levert de
| |
| |
taart weer in. Hij staat nog een halfuur buiten in de motregen om alles op een rijtje te krijgen. De hond van de verkoper van de daklozenkrant snuffelt aan zijn broekspijpen en kruis, maar hij merkt niets. Dan schuifelt hij naar huis.
| |
Woensdag
Consumeren is een kunst op zich. Als je het goed doet kijken de mensen tegen je op. De aankoop van het juiste horloge in de juiste winkel of een verrassende kurkentrekker geeft een fijn gevoel. En het maakt de koper aantrekkelijk. Iemand die zijn geld fantasievol en modebewust uitgeeft bewijst goed op de hoogte te zijn. Van het aanbod, van de prijzen, van de merken, van de techniek achter de producten, van de mode. Het aangeschafte spul zelf is niet eens zo heel belangrijk, het gaat erom dat de aankoop van de koper een slimme, stijlbewuste consument maakt. Je geeft geld uit om aantrekkelijker te worden. Iemand die slim en hip consumeert maakt het makkelijker om geld te lenen en leuk werk te krijgen. Zo iemand maakt meer kans op seks en aandacht voor wat-ie vertellen wil. Zelfs lelijke, luie, dommige mensen met niet eens zo heel veel geld maken op deze manier nog een kans.
Homohenk vertelde dat hij vorig weekend naar Amsterdam was geweest. Naar een tentoonstelling over de geschiedenis van de reclame. Het heette Reclamehelden en hij had wat boekjes en folders meegenomen. Op het eerste gezicht allemaal lollig nostalgisch vermaak. Kaboutertje Piggelmee, Joris Driepinter, Loeki de Leeuw, Pitamientje, Foutje en stop een tijger in uw tank. HH vertelde dat je bij de uitgang langs een schot kwam waarop een afscheidszin gedrukt stond. Iedereen is een reclameheld en speelt de hoofdrol in de commercial van zijn leven. Volgens HH is het gewoon wat de reclamejongens graag willen, een hysterische kreet. Onbegrijpelijk dat hij er zo rustig onder bleef. Wat een ongehoorde belediging, wat een arrogante klootzakken! Ik stond minutenlang te vloeken. HH lag in een deuk. Ik kon hem maar niet uitleggen wat ik vernederend vond aan die slagzin. Hij bleef zijn spekschouders ophalen en met zijn hoofd schudden. En grijnzen als een tevreden dikke kater.
Het is een zwak punt aan mijn plannen dat ze wortelen in woede. Goed beschouwd zou het geen verschil moeten maken of mijn explosies plaatsvinden in een dooie hoek van de Maasvlakte of aan de Lijnbaan. Ik moet koel en kalm blijven. Mezelf voorhouden dat het alleen gaat om de explosies. Zonder een verhaal. Zonder een bedoeling. Zonder er weer iets mee te doen. Ik verlang naar explosies juist
| |
| |
omdat ze niets anders zijn dan pure kracht en pure schoonheid.
De eeuwigheid op bliksembezoek.
Ik houd het alleen niet erg lang vol zo te denken. Dan glijden mijn hersens uit over hun eigen gedachten en staat vast dat ik de dkny, de bmw showroom, de Ikea en het Kruidvat moet opblazen. Om te laten zien dat ik beter dan wie ook kan consumeren. Zo grondig dat er niets meer over blijft. Hap, de hele winkel in één keer weggeconsumeerd. Niet met mijn portemonnee, niet met mijn mond, maar met mijn vuur. In een paar seconden, alle schappen leeg. De hele winkel een rokende puinhoop, na de adembenemende vuurbal en de dreunende muziek die een explosie is. Als het me naar het hoofd stijgt worden mijn plannen een missie en is mijn leven een commercial voor een denkbeeldige firma die de mensen met explosies verrast. Ja, ik lever opwinding en ontlading. Het primitieve, kinderlijke plezier van prachtige vernietiging in een oogwenk. En nog helemaal voor niks ook! Dan ben ik een reclameheld, maar eentje zonder cynische verborgen agenda. Een zuivere idioot.
| |
Vrijdag
Ben ik een terrorist? Als het me lukt om alleen aan de explosie zelf te denken niet. Ik wil geen enkele president of regering tot ander beleid chanteren. Ik heb geen eisen. Het lachwekkende streven om de massa tot opstand te verleiden met explosies heb ik ook niet. En godzijdank vertegenwoordig ik ook niets of niemand. Ik vecht niet voor een partij, een volk of een godsdienst. Als de vernietiging waarmee de explosie eindigt ergens de vergelding voor is, wil ik niet eens weten waarvoor precies. Het maakt me niet uit. Liever denk ik daar niet over na. Het is deprimerend, om niet te zeggen beschamend. Hoe minder ik geplaagd ben door ideeën hoe beter. Des te mooier de explosies. Het allermooist zouden mijn explosies zijn als ze helemaal nergens toe leidden. Dus niet tot begrafenissen en ziekenhuisopnames, niet tot paniek bij het volk of de politie, niet tot oeverloze discussies in kranten en op televisie. Voor mijn part profiteren de bouwwereld en het verzekeringswezen van mijn explosies. Dat moet dan maar.
Als de mensen maar genieten. Het mirakel van een explosie bestaat eruit dat ze alle aandacht in het niets wegslurpt. Maximaal Nu. Ik zou willen dat de mensen zich konden verliezen in mijn explosies en genoegen namen met de angstaanjagende kracht en schoonheid ervan. Als de mensen maar geloven dat er niemand gewond zal raken, omdat ik zo goed ben in wat ik doe. Ik zou het fantastisch vin- | |
| |
den als de mensen me vertrouwden ook al kenden ze me niet. Ik zou willen dat ze geloofden dat ik geen andere reden had dan de explosies zelf en dat ze me niet gingen verklaren.
Ik zou dat zelf willen geloven. Had ik dat vertrouwen maar. Ik betwijfel of ik de moed kan opbrengen het te doen, zonder bedenkingen, zonder paniek. Met een heldere kop. Een maandagse straat als de zon opgaat in de lente. Als ik nog niet gek ben zal ik het worden uit schaamte om mijn lafheid. En als ik het doe, doe ik het om niet gek te worden.
Mijn gezicht en mijn naam mogen nooit in verband gebracht worden met de explosies. Ze hebben geen naam nodig en tonen hun eigen gezicht. Als de politie me pakt zal ik dat beschouwen als een nederlaag omdat ik de soevereine pracht van de explosies bezoedel met mijn naam en gezicht, met mijn banale verhaal.
| |
Zondag
Gisteren probeerde ik een brief te schrijven aan Masja. Niet om meteen op te sturen, maar voor als er iets gebeurt. Een testament zou je het kunnen noemen. Het was laat, de cola was op en ik dronk de Bacardi puur. Ik keek naar een stel griezelig bont uitgedoste malloten die een aardappel in een apparaat klemden om hem te kunnen schillen met een zwengeltje. De pieper maakte een pirouette als een danseres met het postuur van Karin Bloemen. Een mesje op een plastic elleboog danste van boven naar beneden en hielp Karin Bloemen uit haar jasje. Had je een hele lange dunne aardappelschil. Zo te zien waren ze daar uitzinnig blij mee. In mijn brief wilde ik uitleggen dat ik het vreselijk zou vinden als mijn explosies werden uitgelegd als kunst. Daar is geen reden voor. Nergens voor nodig. Net zo min als een ellenlange aardappelschil. Ik ben niet bijzonder. Net als zoveel mensen vind ik explosies eng en verrukkelijk, een min of meer verboden kick. Maar waarom zou het kunst zijn als je ze veroorzaakt? Wordt de uiteenspattende parfumerie in het winkelcentrum in Rijswijk er mooier van? Wordt de vuurbal dieper oranje? De rook zwarter? Het geluid machtiger? De stank zoeter?
Later lag ik in bed. Behoorlijk lam. Ik had de brief weggegooid. Niemand kan de uitleg sturen die anderen aan je daden geven. En misschien dat het sommige mediagenieke slimmeriken tijdelijk lukt, het blijft een slecht idee om Masja tot mijn postume woordvoerder te benoemen. Dat kan ik haar niet aandoen. Ze komt niet eens uit haar eigen woorden. Inmiddels kon de uitleg van wat dan ook me weinig meer schelen. Achterover, loom tintelend van mijn
| |
| |
tenen tot mijn kruin, lag ik in het halfdonker. Als ik mijn ogen dicht deed zag ik vriendelijke gezichten. Met de ontspannen glimlach van liefhebbers. Eenvoudige mensen die net als ik niet geloofden in de superioriteit van bmw, in de zuiverheid van Grolsch-bier of de beschaving die bestaat in een zo uitgebreid mogelijk verzekeringspakket. Niet omdat we het beter weten, maar omdat het ons niet kan schelen. Ik zie ook de gezichten van Mike en Driss, jongens van school die ik uit het oog verloren ben omdat ze mij een loser vinden. Snel geld leek hun een slim idee. Maar de kerels voor wie ze werkten als runner deden me zo aan zwager Henk denken, dat ik bedankte. Ik werd letterlijk onpasselijk van die sfeer en voelde me smerig. Daar konden het geld en de bravoure niet tegen op. Ik ben er te romantisch voor, heeft Masja wel eens gezegd.
Achter mijn natte gezicht zie ik mezelf van stad naar stad reizen. Overal breng ik vuurspugende winkelpuien, hoog opklimmende steekvlammen, langzaam opbollende zwarte wolken. In mijn bitterzoete halfslaap ben ik een minstreel, die rondreist en overal het onbegrijpelijke lied van de explosie opvoert. In iedere stad vind ik moeiteloos de stille, onopvallende liefhebbers, die me buiten beeld houden. Mensen met stijl en fatsoen die niets van me willen en me niets vragen. En nooit zouden er slachtoffers vallen en geen spoor leidde ooit naar mij. Mijn explosies zouden deel uitmaken van de werkelijkheid, zoals hagelbuien, spreeuwenplagen, overstromingen en kortsluiting. Zelfs de politici en de kooplieden zouden leren met mijn explosies te leven. In de media zouden de speculaties over de dader hun glans verliezen, niemand die het nog echt iets schelen kon. Zolang men de verleiding kon weerstaan ideeën of bedoelingen te ontdekken in mijn explosies kon er zelfs over de schoonheid en poëtische raadselachtigheid geschreven worden. En ik was fit en onopvallend gekleed, stil en gelukkig. Iemand die verder trekt in ruil voor een onderduikadres, wat brood, een worst en wat bier. Alles om me heen zou stil en helder zijn en toestromen naar die paar explosies per jaar. Vier of vijf brandende bloemen, stralend schoon en leeg als het oog van een kind, dat zo hard zingt dat het de omstanders pijn doet aan de oren.
In de slaap die volgde op deze roes moet ik me nog beter hebben gevoeld, want als ik slaap ben ik niet kwaad, vernederd of verlaten en hoef ik niet te weten wat ik moet doen. Als ik slaap weet ik niet meer dat ik heel ver weg ben en steeds kleiner word.
| |
| |
| |
Maandag
José is een Kaapverdiaan die als schoonmaker wel eens in zwager Henk zijn club komt. Hij weet het niet, maar hij heeft me enorm geholpen. Ik weet het nu heel nauwkeurig. Zondag tussen negen uur 's ochtend en twee uur 's middags is er niemand. Ik geloof dat het niet meer uitmaakt wat ik wil en niet wil. Of ik het durf of niet wordt met de dag onbelangrijker. En waarom het iedere dag dichterbij komt, dat heb ik me een paar keer afgevraagd, maar het leidt tot niets. Dat het dom is wat ik ga doen, weet ik. Dat het niet strookt met mijn liefde voor de explosie zonder verhaal, zonder reden, zonder doel, geef ik toe. Eerlijk gezegd ben ik opgelucht. Ik ben geen ideale minnaar. Maar ook gemankeerde minnaars gehoorzamen de noodzaak hun liefde te uiten.
Geduld. Kleine hoeveelheden benzine. Kleine hoeveelheden kunstmest. Desnoods wekenlang hier en daar, slaapwandelend mijn voorbereidingen treffen. De club ligt afgelegen. Maar er zijn veel routes om hem te benaderen en plenty struikgewas om benodigdheden op te slaan. Morgen in Gouda de zuren kopen. Beter nog, laten kopen door mijn vader die denkt dat ik het nodig heb voor het schoonmaken van de motorfietswrakken die ik opknap. Geduld.
| |
Woensdag
Als de dagen tussen nu en zondag als alle andere zijn en de wereld blijft draaien en ik kan slapen, gebeurt het zondag. Op de ontsteking na is alles vlak bij de club verstopt. Ik heb drie weken geduld gehad. Alles is klaar voor het bliksembezoek van de eeuwigheid, een bloem voor Masja. Ze mag nooit weten wie hem gestuurd heeft. Ik zal er niet zijn als de brandweer arriveert, als de verhalen op gang komen. Dinsdag vertrek ik naar Delfszijl, voor de training en opleiding om op booreilanden te werken. Ook het regelen van een toekomst hoorde bij de voorbereidingen, vond ik. De jongens bij de garage verklaarden me voor gek. Maar ze knikten tevreden toen ik mijn schouders ophaalde en op goed geluk iets mompelde over rock 'n roll. Misschien begrijpen ze me beter dan ik mezelf. Dag na dag word ik kalmer en helderder. Niet drinken, niet blowen, geen vlees en zeven uur slaap per nacht.
| |
Maandag
Wat voelde ik? Schrik. De klap was harder en groter dan ik had verwacht. Volgens mij viel er niet veel meer te blussen. De ene helft van
| |
| |
het dak ging in splinters de lucht in, de andere wipte op en zakte daarna weg in de vlammen. Ik kon niet erg dichtbij komen. De explosie was daverend, ik zag de scheuren in de bakstenen muur schieten. Zelfs waar ik zat, toch zeker tweehonderd meter ver af, voelde ik de schokgolf in mijn longen. Maar de vuurbal was klein en bloeide maar kort. De bedremmelde lulligheid van iemand die tegenvallend vuurwerk heeft afgestoken.
In de trein naar Groningen was ik zo moe dat ik moeite moest doen om niet te huilen. In mijn rug en onderarmen krampte het, vanuit mijn botten leek het wel. Zo moe en zo verdrietig. In eten en drinken had ik geen zin. Ik rookte en luisterde naar mijn walkman. Het land waar de trein doorheen reed werd leger en leger en maakte me kleiner en kleiner. Hoe zal dat op zee moeten? Ik durfde het me niet voor te stellen. Op zee is de eeuwigheid groot en traag. En humeurig.
De Groningse avond in durf ik niet. Ik ga niet verder dan het terras van het hotel. Ik heb wat gebabbeld met een meisje van de bediening, een studente. Maar drie jaar jonger dan Masja. Ze had iets Indonesisch, die kleine welvingen van haar neus en mond. Ze was lang en al haar bewegingen leken vertraagd. Er was zoveel vrijheid in haar ogen, zo weinig angst. Ik noemde de explosie een brandende bloem, die de bloem overtreft. Even is de schoonheid van de bloem vergeten. Daarna heb je alleen nog vlokjes as en twee herinneringen. Eén aan de brandende bloem. En de ander. Niemand vergeet de bloem. Ik vergeet Masja niet zoals ze was voordat ze Henk leerde kennen.
Misschien dat straks op zee de explosie een goede herinnering wordt. Maar ik weet zeker dat ik in die scheur in de wereld, toen ik naar adem hapte, geen belofte heb gezien. Er kwam mij geen kracht tegemoet. De deur stond op een kier, de eeuwigheid bracht dan wel een bliksembezoek, maar wat ik heb gezien was niet meer dan een afscheid. Nu zal ik me neer moeten leggen bij het vervolg van het banale verhaal waaraan ik me schuldig heb gemaakt.
Ik kan zeggen dat ik me schaam voor wat ik moest doen. De schaamte hoort bij de noodzaak waar ik deel van uitmaak. Ik zal aan de schaamte moeten wennen, omdat ik vermoed dat ze maar langzaam slijt. Ik moet ook wennen aan het feit dat ik nooit een zuivere idioot zal zijn. Aan het besef dat ik het nooit ben geweest. Aan het besef dat er niets in de wereld bij kan komen, hoe imposant, hoe stralend in zijn macht en pracht ook, dat het verlies van het allerkleinste ongedaan maakt. Zoals ik opnieuw zal moeten wennen aan de explosies in films en videospelletjes, die dommer, waarachtiger en misschien wel mooier zijn dan de echte.
|
|