De Gids. Jaargang 163
(2000)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 289]
| ||
Christi M. Klinkert
| ||
[pagina 290]
| ||
zien niet zoveel van onze eigen tijd verschillen. | ||
De bronnen: zelfmoord is schuw‘Suicide is [...] a historical black hole,’Ga naar eind1 zo omschrijft Murray zijn onderzoeksprobleem kort en bondig. Moord werd in de Middeleeuwen beschouwd als zondig misdrijf, zelfmoord een misdaad tegen God (Latijn: nefas). Zo ernstig was de zonde van de zelfmoord, dat er eigenlijk niet over gesproken diende te worden. De middeleeuwer kende er dan ook geen eenduidig woord voor. Dat wil niet zeggen dat er geen term voor bestond: de oude Romeinen, die veel minder afwijzend tegenover het verschijnsel stonden, noemden het suicidium. Dat ondubbelzinnige woord valt in de Middeleeuwen echter slechts eenmaal, en wel in Walter van Sint Victors De quatuor labyrinthos Franciae uit circa 1178. Na Walter is de zeventiende-eeuwse Engelsman Sir Thomas Browne pas de volgende die de term suicida hanteert. Een zelfmoord in de familie was in de Middeleeuwen iets om te verbergen als de ergste schande. En als deze al in de openbaarheid kwam, dan moest er nog een enorme psychische hindernis genomen worden om er iets over op te schrijven. Deze dubbele verbergingsdrang maakt een onderzoek naar zelfmoord in de Middeleeuwen een hachelijke onderneming.
Een hachelijke onderneming, maar geen mission impossible. Want meer dan eens overwint een rechtsdienaar, kroniekschrijver of verhalenverteller toch de weerzin tegen en de angst voor het noemen van zelfmoord, en spreekt dan over de zondige daad in eufemistische, maar niet mis te verstane omschrijvingen. De meest voorkomende zijn ‘zich van kant maken’ (mortem sibi consciscere) en ‘de hand aan zichzelf slaan’ (manus sibi inferre). Wilde een auteur zich voor de veiligheid minder expliciet uitdrukken dan sprak hij over het ‘ongeluk’ (infortunium) dat iemand getroffen had. Op dergelijke eufemismen heeft Alexander Murray zijn speurzin gericht; meer dan vijfhonderd gevallen van zelfmoord wist hij zo te verzamelen.
Kronieken leveren de magerste oogst. Murray geeft een aantal verklaringen voor deze zwijgzaamheid, naast de reeds genoemde overweging dat de middeleeuwer in het algemeen niet graag sprak over zoiets zondigs als zelfmoord. Ten eerste is daar de aard van de kroniek die geen zelfmoordverhalen uitlokte. Een kroniek is een geschiedschrijving over grote mannen en hun grote daden. Een zelfmoord was geen grote daad en hoorde er dus niet in thuis. Bovendien waren grote daden doorgaans gevaarlijke ondernemingen, en grote mannen legden dientengevolge meestal het loodje in het strijdgewoel; aan zelfmoord kwamen ze simpelweg niet toe. De enkeling die toch met de gedachte speelde stonden vele wegen open om zonder een spoor van zondigheid snel het leven te laten: een opstelling voorin de slaglinie was bijvoorbeeld een verzekering van een vlotte dood.
Een tweede groep zelfmoordgevallen is afkomstig uit religieuze teksten. Als er in wonderverhalen van suïcide gesproken wordt, dient die doorgaans als anti-voorbeeld. Auteurs presenteren zelfmoord als schrikwekkend levenseinde, en daarmee als bestraffing, van een zondig individu. Zo wordt iemand die een moord gepleegd heeft en uit wroeging zichzelf ophangt (het Judas-type) als waarschuwing tegen gewelddadig gedrag aangevoerd. Soms dient een zelfmoord ter verklaring van hevig natuurgeweld: God ontketent een storm boven een dorp omdat een inwoner de zonde van de zelfmoord begaan heeft. In heiligenlevens komt een groep bijzondere zelfmoorden voor, namelijk de niet-voltooide. In dergelijke teksten worden personen in uiterste geestelijke nood op het laatste nippertje door een heilige van hun wanhoopsdaad weerhouden, of zelfs na een geslaagde zelfmoordpoging weer tot leven gebracht. | ||
[pagina 291]
| ||
De derde, en verreweg grootste verzameling zelfmoorden is afkomstig uit Engelse en Franse juridische documenten. Juridisch gezien gold zelfmoord in de Middeleeuwen als moord: een individu had op onnatuurlijke wijze de dood gevonden had en er moest recht gesproken worden over de dader. Volgens de gebruiken van het zogenaamde horizontale rechtssysteem wreekte de familie van de vermoorde persoon zich op de familie van de moordenaar. In het geval van zelfmoord was een dergelijke bestraffing niet mogelijk, daar vermoorde en moordenaar uit een en dezelfde familie afkomstig waren. Dan trad het zogenaamde verticale rechtssysteem in werking. Een hiërarchisch hoger geplaatste, de koning of een vertegenwoordiger van de koning, moest zorgen dat het recht zegevierde. Zelfmoordgevallen waren, althans in Engeland en Frankrijk, koninklijke kwesties. Zij vielen buiten de conservatieve rechtspleging en werden ter hand genomen door vooruitstrevende rechtsdienaren des konings. Omdat deze ‘koninklijke politieagenten’ een relatief nieuw fenomeen waren die hun bestaansrecht nog moesten bewijzen, maakten zij gebruik van het schrift. Zo kon alles wat ze deden achteraf gecontroleerd worden.
In Engeland waren de lokale juridische afgezanten des konings de coroners, wier werk eens in de paar jaar gecontroleerd werd door de Eyres, een groep reizende rechters. In Frankrijk werkte het verticale rechtssysteem enigszins anders: gevallen van zelfmoord werden in eerste instantie behandeld door de lokale rechterlijke machten, de traditionele seigneurs. Wanneer de familieleden van de veroordeelde (de zelfmoordenaar) het niet eens waren met een uitspraak, konden zij in hoger beroep gaan bij de bailli of de senechal. Waren ze ook met hun oordeel niet tevreden, dan kon ten slotte nog een direct beroep gedaan worden op de koninklijke gratie bij de ‘Rechters van de Deur’.
Engelse coroners wilden ervoor zorgen dat het de Eyres duidelijk was welke straf er opgelegd was voor welke misdaad. Hun aantekeningen over zelfmoord zijn dan ook altijd beperkt tot feitelijke gegevens: plaats, persoon, methode, bestraffing. Dat laatste hield doorgaans in dat de zelfmoordenaar een niet-kerkelijke begrafenis kreeg, en dat zijn bezittingen en het zelfmoordwapen in beslag werden genomen (zelfs de waarde van het water waarin een man zich had verdronken werd eens genoteerd, zodat restitutie aan de koning plaats kon vinden). De Franse seigneurs legden weinig vast van hun rechtspraak, maar de baillis, de senechaux en de Rechters van de Deur werkten wel met het schrift. De beschrijvingen van zelfmoord die in hun documenten voor komen doen in hoeveelheid onder voor die uit de coroner's rolls, maar zijn interessanter vanwege hun narratieve karakter. Vooral de gratieverzoeken aan de koning blinken in dat opzicht uit. De Franse koning verleende gratie aan de familie van een zelfmoordenaar op basis van verzachtende omstandigheden. In verzoekschriften werd dan ook uitgebreid uitgelegd door welke gevoelens, vervelende gebeurtenissen of persoonlijk ongeluk de zelfmoordenaar tot zijn wanhoopsdaad gebracht was. | ||
De zelfmoordenaars en hun methodenMan zijn was in de Middeleeuwen suïcidaal gezien een pre: bijna driekwart van alle onderzochte gevallen betreft mannen of jongens. Murray benadrukt dat vrouwen ondervertegenwoordigd kunnen zijn, onder andere vanwege middeleeuwse vooroordelen tegen vrouwen: ‘to be a suicide [...] was shocking enough; to be a woman as well made the double horror unmentionable.’Ga naar eind2 Daarbij is het geringe aantal zelfmoordenaressen in gerechtelijke teksten verklaarbaar uit het feit dat vrouwen meestal geen eigen bezit hadden. Hun dood - zelfmoord of niet - was juridisch gezien betrekkelijk oninteressant, omdat er geen eigendomskwesties geregeld hoefden te worden. Hetzelf- | ||
[pagina 292]
| ||
de geldt voor de ondervertegenwoordiging van de allerarmsten. Uit een statistische bewerking van de verzamelde zelfmoordgevallen blijkt dat degenen die net iets meer dan helemaal niets hadden, het meest suïcidaal waren. Rijkdom lijkt een aardige bescherming tegen zelfmoord te zijn geweest. Tijdens regeringsperioden van koningen die een streng belastingregime voerden steeg echter het aantal rijke zelfmoordenaars schrikbarend.
Daarmee zijn we bij een eerste motief voor zelfmoord: financiële moeilijkheden. Eveneens worden genoemd: gevangenschap, beschuldigd zijn van en/of schuldig zijn aan een misdrijf (het eerder genoemde Judas-type), ziekte, liefdesperikelen, verlies van dierbaren, schaamte, wanhoop, droefgeestigheid, geestesziekte. Algemeen menselijk ongeluk dus, dat door de eeuwen heen niet is veranderd en mensen ook nu nog tot zelfmoord kan drijven. Opvallend is dat middeleeuwse monniken, nonnen en priesters doorgaans ‘onzichtbare’, psychische motieven voor zelfmoord hadden, met als belangrijkste wanhoop of droefgeestigheid. Zo sprong de jonge monnik Wolo, die rusteloos en labiel van karakter was, zich in het klooster van Sankt Gallen in 976 te pletter zonder duidelijke aanleiding. Leken daarentegen werden meestal door meer ‘lichamelijke’ ervaringen als gevangenschap en beschuldiging ertoe gedreven de hand aan zichzelf te slaan. Een zekere William de Bonheg bijvoorbeeld hongerde zich rond 1288 dood in de gevangenis waar hij vastgehouden werd op verdenking van diefstal.
Een van de interessantste uitkomsten van Murrays onderzoek is dat de manieren waarop mensen zelfmoord plegen door de eeuwen heen nauwelijks zijn veranderd. Verreweg de meeste middeleeuwers die zichzelf doden doen dat door middel van verhanging. Op de tweede plaats in de top drie van middeleeuwse zelfmoordmethoden staat verdrinking, gevolgd door het gebruik van een wapen (zwaard, dolk of mes). Maurice Halbwachs deed aan het begin van de twintigste eeuw onderzoek naar zelfmoordmethoden aan het einde van de negentiende eeuw, en vond dezelfde top drie.Ga naar eind3 Daarbij moet overigens aangetekend worden dat zich bij de gebruikelijke zelfmoordwapens in die tijd het pistool gevoegd had.
Alexander Murray toont zich immer bereid om zijn onderzoeksresultaten op meer dan een manier te presenteren. Ook de algemene gegevens over methoden van zelfmoord worden gevolgd door tabellen die aangeven welke verschillen er op dat gebied bestonden tussen mannen en vrouwen, tussen Engelse en Franse, religieuze en juridische teksten. Dan wordt bijvoorbeeld duidelijk dat vrouwen dichter bij huis zelfmoord pleegden dan mannen, wat ongetwijfeld te maken heeft met het feit dat vrouwen over het algemeen meer aan huis gebonden waren dan mannen. Zij verdronken zich in de put of bron waar ze jarenlang de was hadden gedaan, of verhingen zich op de zolder bij de bedjes van hun kinderen. Mannen lieten zich liever meeslepen door de stroming van de rivier waarin zij gewoon waren te vissen, of ze knoopten hun strop aan een boom in het bos waar zij het hout voor hun haardvuur gekapt hadden.
Tot de meest bizarre details van het onderzoek naar zelfmoord in de Middeleeuwen behoren degene die het tijdstip van de daad betreffen. Zowel in Frankrijk als in Engeland waren december, april en juli de meest suïcidale maanden. Vooral bij mannen schijnt juli als zelfmoordmaand erg populair te zijn geweest. Dergelijke gelijkelijk over de seizoenen verdeelde uitschieters liet een onderzoek van Emile Durkheim naar zelfmoord in Frankrijk in de negentiende eeuw niet zien.Ga naar eind4 Daar neemt de hoeveelheid zelfmoorden per maand van januari tot juni toe, om van juli tot december weer geleidelijk af te nemen. Hoogzomer is klaarblijkelijk zowel in de Middeleeuwen als in de negentiende eeuw een moeilijke periode ge- | ||
[pagina 293]
| ||
weart. Niet alleen over de maanden van het jaar, ook over de dagen van de week heeft Murray iets op te merken. Op maandag was men in de Middeleeuwen verreweg het meest zelfmoordlustig, terwijl donderdag ‘a suicidal day off’ moet zijn geweest waarop maar een enkeling de aandrang voelde zich van kant te maken. En als je dan als middeleeuwer op bijvoorbeeld een maandag een zelfmoord plande, dan bracht je doorgaans ofwel vroeg in de morgen, ofwel laat op de avond je plan ten uitvoer. | ||
BesluitAlexander Murray legt in de inleiding op zijn driedelige studie uit welke gedachte hem tot zijn studie naar zelfmoord in de Middeleeuwen bracht. Uit enkele eerdere vergelijkbare onderzoeken blijkt dat het aantal zelfmoorden vrij plotseling stijgt vanaf de tijd van de Reformatie. Betekent dat dat de gemiddelde middeleeuwer gelukkiger was dan de gemiddelde zestiende-tot-twintigste-eeuwer? Murray construeerde bij wijze van verklaring de volgende gedachtegang. Vroege samenlevingen werden geteisterd door allerlei fysieke gevaren, zoals oorlogen, besmettelijke ziektes en wilde dieren. In de loop van de eeuwen is de mensheid er althans in het Westen in geslaagd veel van die gevaren de baas te worden. Die vooruitgang heeft echter niet iedereen gelukkig gemaakt; sterker nog: het lijkt of de afwezigheid van fysieke uitdagingen de mens ongelukkiger kan maken. Psychische problemen hebben de kop op gestoken, waarmee ook het aantal zelfmoorden is toegenomen. Zelfmoord is als het ware in de plaats van de roofdieren, de vele oorlogen en de pestepidemieën gekomen. Murray stelt dat hij zijn verklaringsmodel voor de toename van het aantal zelfmoorden sinds de Middeleeuwen na zijn diepgravende studie nog steeds houdbaar acht, maar komt er in het vervolg van het eerste deel, The Violent against Themselves, niet meer uitgebreid op terug. Eigenlijk wordt zelfs het gegeven waarvoor hij de hypothese ooit opstelde op losse schroeven gezet. Murrays nuanceringsdrang weerhoudt hem er namelijk van te concluderen dat men in de Middeleeuwen inderdaad minder vaak zelfmoord pleegde dan tegenwoordig. We kunnen nooit zeker weten of de gevallen die ons bekend zijn alle, of zelfs maar een groot deel van alle middeleeuwse zelfmoordgevallen zijn; iedere cijfermatige vergelijking met andere periodes is dus in wezen onmogelijk. Zelfmoord in de Middeleeuwen is een te problematisch begrip, een te problematisch verschijnsel om er werkelijk definitieve uitspraken over te kunnen doen, daarvan raakt men diepgaand doordrongen bij het lezen van Murrays studie. | ||
Literatuur:
|
|