Anneke Brassinga
Sextus Empiricus' Grondslagen van het Scepticisme toegepast op de liefde
‘Dat wat van iets wordt weggenomen
moet voor die wegneming omsloten zijn
door dat waarvan het wordt weggenomen.
Dat wat omsluit moet immers groter zijn
dan wat omsloten wordt.’ Omhelzing:
de som omsloten door ons pover achttal
ledematen (voel maar, die bloedwarme
armen en benen) was al een baaierd
van zesendertig, waar zich verscholen
wemelende slangen in hun kuil, zes-
honderdzesenzestig om precies te zijn.
Daaronder gingen open al onzaliger
afgronden van getal, er was geen houden
aan de noodlottige val, wat door ons
werd omsloten had immers de grootte
van een heel heelal. Nee Sextus, was er
maar iets weggenomen. Het nam zijn weg.
Te zeggen is hoogstens dat het overal
in die ontelbaarheid heeft pijn gedaan
de grondslagen te voelen aan den lijve.
Sextus Empiricus: Hoofdlijnen van het pyrrhonisme, boek III hoofdstuk 12; vertaling R. Ferwerda, Ambo 1996 (‘Hoofdlijnen’ is een van de deeltitels in de ‘Grondslagen’)