opgetrokken die kwaliteit en waarde toevoegen aan de geleverde informatie. De talige formulering is de vorm die de ordening, selectie, kritiek en deskundigheid uitdrukt. Op dit terrein werkt de traditionele redacteur, hij is de priester van de schriftcultuur.
In een jonge digitale cultuur ontstaan geleidelijk vormen die selectie, kritiek, deskundigheid uitdrukken waarin de volzin maar een van de bouwstenen is en niet langer de enige. Onder de teksten, plaatjes, grafische elementen, links en geluiden bevindt zich het niveau van het interface. Dat is de vorm waarin de gegevens (die niet alleen talig zijn) ontsloten en geordend worden; dat is dus ook de code waarin een maker zijn selectie, kritiek en deskundigheid uitdrukt. Het is een vormentaal die is opgebouwd uit deelcodes, waarvan die van het schrift (de alfanumerieke code) er maar eentje is. Grafische vormgeving, stilstaand en bewegend beeld, hyperlinks, geluid en communicatie-protocollen zijn andere.
Het ligt voor de hand dat cultuurdomeinen die het zwaarst leunen op de vormen van de schriftcultuur het meest te lijden hebben onder de digitalisering. In de muziek bijvoorbeeld vindt de digitalisering allang en veel soepeler plaats. De instrumentalisten zijn niet vervangen, noch de zangers of de componisten, maar ze bevinden zich nu in een veld waar ook wat voorheen de muziekredacteuren waren (arrangeurs, deejays, producers, technici) creatieve makers zijn geworden. De verhouding tussen makers en de redactionele functies is in een digitale cultuur anders dan in een schriftcultuur.
Begrijp me goed, ik wil niet beweren dat de nog in de kinderschoenen staande digitale cultuur betere producten aflevert, of waardevollere. Evenmin wil ik ontkennen dat het verlies van aandacht voor tekstredactie onder economische en technologische druk een bedenkelijke ontwikkeling is. Het enige wat ik wilde zeggen was dat naast nieuwe typen auteurs ook een nieuw type redacteuren is ontstaan, wiens werk niet in de eerste plaats neerkomt op het redigeren van teksten. Zij bedenken interfaces, zoekprogramma's, filters, systemen; dat kunnen ook digitale kranten en tijdschriften zijn, maar vooral omgevingen die niet meer te vergelijken zijn met gedrukte media. Dat het veelal pioniersarbeid is en tasten in het duister, is zonneklaar. Dat het de smakeloze carpetbeggars en roofridders zijn die al die pioniersarbeid financieren ook, en de resultaten zijn ernaar. Maar dat het steeds moeilijker zal zijn om jonge, capabele tekstredacteuren te vinden, ligt net zo goed voor de hand. Hun rol is namelijk veel minder doorslaggevend, sturend, prestigieus, dan voorheen. Tekst is maar een onderdeel, de onderliggende machinecode is waar de werkelijke redactionele beslissingen en uitvindingen moeten plaatsvinden.
Ik deel de afkeuring en het pessimisme die spreken uit je schildering van een uitgeefcultuur waarin liefdeloos en zonder scrupules alle mogelijke vormen van culturele informatie als handelswaar worden verpatst. Maar dat ligt niet per definitie aan het verval van de functie van tekstredacteur. Eerder aan de worsteling om in die wilde, door commercie overheerste digitale cultuur nieuwe uitdrukkingsvormen te vinden en dus nieuwe rollen voor mensen die kwaliteit toevoegen door selectie, ordening, kritiek en deskundigheid. De vormen waarin dat plaatsvindt zullen niet bedacht worden door tekstredacteuren, maar door digitale redacteuren/makers. Dat er bij jonge digerati een trend valt te bespeuren naar eenvoud en een zorgvuldiger aandacht voor tekst en het gebruik ervan, rechtvaardigt misschien een sprankje hoop.
Groet, Dirk van Weelden.