kam, een jojo en een doos kleurpotloden.
Onder het toeziend oog van Raymond putten we ons uit in bedankjes aan de dames - dank u wel, mevrouw, vrolijk Kerstfeest, mevrouw - en zodra ze met het gevoel goede christelijke vrouwen te zijn naar huis waren gegaan, kropen wij in onze stapelbedden en aten van dat pré-burgeroorlogsnoep tot we ervan moesten kotsen - één keer heb ik mijn hele tube tandpasta leeggegeten en daarna weggespoeld met een teug mondwater - en vielen in slaap zonder dat er droombeelden, noch van caramels, noch van witte baarden en rode puntmutsen of wat dan ook, in ons hoofd ronddansten.
Maar deze Kerstmis was een grote verrassing. Bij het wakker worden zagen we de kerstman in eigen persoon stuurloos over de speelplaats zwalken. Hij sleepte een kolossale groene legerplunjezak achter zich aan door de sneeuw en riep aan één stuk door: ‘Joho, joho! 't Is Kerstmis! Joho! Waar zitten jullie allemaal, verdomme!’
Raymond, met kater, in boxershort, was het eerst beneden. ‘Hé, wat krijgen we nou?’ schreeuwde hij uit de deur van de slaapzaal.
‘Waar zijn de jongens?’ brulde de kerstman. ‘Ik heb cadeautjes!’
Ik herkende ogenblikkelijk de hoge, schrille stem van mijn vader. Hij zwaaide een beetje te overmoedig met de plunjezak en raakte uit zijn evenwicht. Hij kwam languit in de sneeuw terecht, zijn voeten fietsten door de lucht. ‘Kolere,’ riep hij. ‘Ik ben m'n baard kwijt!’
Het was meer dan drie jaar geleden dat ik hem voor het laatst had gezien, toen alles instortte. Op een nacht verongelukte mijn moeder, overreden door een auto toen ze naar huis liep van haar werk in de Wild Cat Tavern, waarop mijn vader, toch al op weg een dronkelap te worden, het zo op een zuipen zette dat hij soms weken achtereen onvindbaar bleef en mij ondertussen aan mijn lot overliet. De eerste keer dat er een maatschappelijk werkster langskwam, trof ze me slapend aan in de kruipruimte onder het huis, samen met onze hond opgerold op een stuk karton.
De overheidsinstanties wisten niet wat ze met me moesten beginnen. Ik was een halfbloed - moeder Apache, vader blank - en niemand van de familie, van moederskant noch van vaderskant, wou me hebben. Dus stuurden ze me naar Teddy Roosevelt, een omgebouwde legervesting die een soort dump was geworden voor alle scholen die onder het Bureau van Indiaanse Aangelegenheden vielen. Hoewel Teddy Roosevelt op het Apache-reservaat lag, waren de leerlingen afkomstig uit elke stam die je je maar bedenken kon: Pima, Papago, Yavapai, Maricopa, Havasupai, Hopi; we waren allemaal op de een of andere manier indiaans, maar daarmee hield me-