De Gids. Jaargang 162(1999)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 881] [p. 881] Wiel Kusters Interview Vroeg in het jaar, rond het midden van maart, zat er een merelnest in de wijnstok bij het raam. Toen de jonge merels de tuin in waren gefladderd, besloot ik het nest weg te halen. U werkt wel eens in de tuin? Ik wilde voorkomen dat er nog een keer eieren werden gelegd. Een nest in de tuin betekent huisarrest voor de katten, onverdiend. Toen de avond viel haalde ik het nest steels tussen de ranken vandaan. [pagina 882] [p. 882] Het zat een beetje vast- geplakt, ik voelde mij zeer gewelddadig toen ik het lostrok. En toen? Ik legde het in een doos met oud papier. De volgende dag waren de oude merels aan een nieuw nest begonnen, in de clematis. Daar kon ik niet tegenop. Ik haalde het oude nestje tevoorschijn en plantte het terug in de wijnstok. Of op mijn been klimop beklijft? Of het gewone in mij woont? Zolang geen woord zich op mij schrijft heeft mijn dood zich niet geloond. Helpt u wel eens met de afwas? Ik deed mijn horloge af. Het aanrecht was nat. Daarom legde ik mijn horloge op het lege bord dat daar stond, het was een angst- aanjagend gezicht. [pagina 883] [p. 883] Diepte aan het oppervlak. IJs, een dunne laag. De suggestie van een wak. De lichtval op een waag. Hoezo? Ik heb een keer het licht beledigd. Ik zag een wit vlekje op de blauwe badkamermat. Het leek wel poeder. Even wreef ik erover met een punt van de schoen. Het was zonlicht, een kleine spiegeling. Ik schaamde mij voor het gebaar van mijn voet. Als dichter door de zon beëdigd, om waar te spreken wat ik kan, is schaduwschrijven mij niet vreemd. De vrucht wordt door haar pit gestenigd, betekenis door klank geclaimd. Misschien nog eens terug naar de tuin? In het grasveld stond een wilde kersenboom. Hij had de Japanse kers die op zijn prille stam geent was geweest ruimschoots overleefd. Ik gunde hem dat, wilde hem niet verstoten. [pagina 884] [p. 884] Maar zijn kruin ving te veel zonlicht. Daarvan wilde hij groeien. Hij gaf het ons niet terug. Hij moest worden gerooid. De man die hem uit de grond haalde, die hem zijn lengte gaf, zei dat hij in de grond met zijn scherpe schop het hart van de boom moest raken. De tuin was later heel erg leeg. De zon bleef waar ze was, achter de wolken. Aan het gras kon je zien dat er een gat was geweest, ook al waren de zoden teruggelegd op de wond. Van tweeën een, van een tot geen. Zie de veelheid van een steen, in stukken sla ik hem uiteen, geeneen kan maken dat ik ween. Voorjaarsmelancholie? Ik moest een grafje graven voor een kat, het was zwaar werk, de grond zat vol met stenen, zweetdruppels vielen in het gat. Het grafje werd steeds smaller, hoe dieper ik kwam. [pagina 885] [p. 885] Als een tekstblok, met de hand geschreven. Een trechter is te veel gezegd. Ze kon er languit in terecht. Ze voedt de bloemen die ze kreeg van onderop. Zulke dingen gaan dan door u heen? Wij hebben lengte, geen hoogte. De Mount Everest is niet lang, maar hoog. Dat mensen lang zijn, loopt vooruit op hun dood, op hun dode meetbare liggen. In memoriam uw moeder? Het einde lag haar al voor ogen, het stond niet op mijn weg, te gaan naar waar haar geest werd heengebogen. Laat staan of ik dat wist, laat staan. Heeft u kinderen? Ik word wel honderd jaar, zei T van tien, want ik word heel lang en als je heel lang bent duurt het ook lang voor het gezakt is. [pagina 886] [p. 886] Daar zit iets in. Er gaat iets door ons heen als zand en licht en taal. Leven, sterven, liefst iets meer. Tenminste ons verhaal. Vorige Volgende