| |
| |
| |
Miguel Declercq
Zomerzot/Somersault
Gaat het ons goed voor den wind, dan kunnen wij het liefdespel, het hof maken, de vrijage van een heerlijk gekleurd paartje nagaan. Het mannetje, in zijn sierlijke wambuis, maakt allerlei staartbewegingen voor het uitverkoren wijfje, en zulks uren, soms dagen achtereen!
- August Havermans in ‘Ons terrarium’, De kleine Vlaming, 1 juli 1927
| |
At my most beautiful
Ik ben bezig het te doen.
Ik word schikkelijk daarvan.
Ik was vroeg, om zo te zeggen, in de veren gisteren:
kinderporno haarprothesen
happy happy horny baby Zij
ik houd van u ik houd van u
‘Je was vannacht zo mooi.’
| |
| |
| |
Zomerzot
's Avonds ligt ze naast me.
‘Oortje bijten?’ vraagt ze.
| |
| |
| |
Ragebol
Rossig is het woord niet.
's Ochtends is ze schattig,
| |
| |
| |
Waterval
Zij lepelde koffie. Ik lepelde thee.
Wij lepelden theebleke koffie.
Ik dacht aan van alles en nog wat. Obsceen
als ik ben (ik was onder de indruk),
verleidde ik liever die kersen van haar.
‘Je fluit als een merel.’
(Ze floot als een ketel.)
Ze fluit als een meerval.
| |
| |
| |
Tam
de kuiltjes in d'r wangen
moeten kunnen. ‘Kijk hoe schattig
dat ze is en hoe gelukkig!’
o Wat is ze toch gelukkig!
Ook Declercq is nijg gelukkig.
Die ligt ergens met de flair
die jonge hazen/bavianen/
te houden van zijn Saskia.
(Jawel, het is zo'n ogenblik.)
Ze lacht als Minnie Driver.
| |
| |
| |
Somersault
vanochtend bij de platenboer
(‘Je bent nochtans niet klein.’)
(Ik ben nochtans niet klein,
maar zoiets overweldigt mij.)
Ik lijk nochtans niet wijd.
| |
| |
| |
Avond
Verandering van vochtigheid
doet hoesten, proesten, lijden.
(Mijn longen fluiten wijsjes.)
(Het gras herkauwt een koe.)
| |
| |
| |
Gezellig
't Avondt, 't avondt: trage en treurig
terdt het voort, en anders niet.
Hobbel-dobbel-drets- en drevelend,
vlugger als de wind die vliegt.
't Avondt, 't avondt: trage en treurig
nijpt de nacht de dagkeerse uit.
Avond wordt het, vlugs, en weder
's avonds als het avond luidt.
't Avondt, 't avondt: trage en treurig
wikkelwakkelwaait het snel.
Alzoo snel en nog veel snelder:
los, met klank en vingrenspel!
| |
| |
| |
16
de schrammen op d'r knieën
en de krasjes in d'r buik
(Er scheen een kwade zon die dag. De jaren zwegen stil.)
(Ik was vannacht zo mooi.)
(Zij weet niet half hoe erg dat is.)
(Ik zoek het woord ervoor.)
| |
| |
uit wat ze zegt (hoewel ze zwijgt)
wanneer het komt, het komt, het komt!
Ik heb geen inhoud een moment.
ik zou mijn vingers rond je sluiten
‘Laat me horen van je stem.’
Op het perron zwijgt alles stil.
Aan het perron valt niet te zien
knaagt nu een marter aan mijn hart.)
‘Er knaagt een marter aan mijn hart.’
Er woont een marter in mijn hart,
als je begrijpt wat ik bedoel.
|
|