| |
| |
| |
Wallace Stevens
Het irrationele element in de poëzie
I
Laat ik beginnen met iets over de uitdrukking te zeggen: het irrationele element in de poëzie is een veel te algemeen begrip om bruikbaar te zijn. Als men er even over nadenkt, dan dreigt die definitie al meteen naar alle kanten uit te waaieren. Bovendien worden we op dit moment zozeer bestookt door het kabaal dat de surrealisten en de surrationalisten produceren, en zozeer beziggehouden door wat we over hen lezen, dat het heel verleidelijk is tot de conclusie te komen dat deze experts in de romantiek vandaag de enige voorbeelden van het irrationele zijn. Zeker, ze illustreren er één aspect van. Maar wat ik in eerste instantie bedoel wanneer ik het over het irrationele element in de poëzie heb, is de wisselwerking tussen de werkelijkheid en de gevoeligheid van de dichter waarvan de poëzie het gevolg is.
| |
II
Ik ben niet bevoegd de werkelijkheid als een filosoof te bespreken. Ieder van ons begrijpt wat bedoeld wordt met de omzetting van een objectieve werkelijkheid in een subjectieve werkelijkheid. In de wisselwerking tussen de werkelijkheid en de gevoeligheid van de dichter is dat precies wat er gebeurt. Een dag of twee voor Thanksgiving viel er een dun laagje sneeuw in Hartford. Overdag smolt het een beetje weg en 's nachts vroor het weer aan, waardoor er zich een niet al te dikke, glinsterende korst op het gras vormde. Tegelijkertijd was het nagenoeg volle maan. Ik werd 's nachts één keer een paar uur voor het aanbreken van de dag wakker en hoorde, terwijl ik in bed lag, de poten van een kat onder mijn raam bijna onhoorbaar over de sneeuw rennen. De vreemdheid van dat gedempte geluid was voor mij als een van die indrukken die men zo vaak aangrijpt als aanleiding voor de poëzie. Ik veronderstel dat men in zo'n geval alleen maar zijn eigen gevoeligheid onder woorden brengt, en dat de reden waarom deze woorden de vorm van poëzie aannemen is dat ze juist die vorm zullen aannemen die men in staat is eraan te geven. De dichter geeft er de vorm van poëzie aan omdat de poëzie het medium van zijn eigen gevoeligheid is. Dit is niet hetzelfde als beweren dat een dichter poëzie schrijft omdat hij poëzie schrijft, hoewel het er verdacht veel op lijkt. Een dichter schrijft poëzie omdat hij een dichter is; en hij is geen dichter omdat hij een dichter is, maar dankzij zijn eigen gevoeligheid. Wat iemands eigen gevoeligheid bepaalt weet ik niet, en het doet er ook niet toe omdat niemand het weet. Dichters worden nog steeds geboren en niet gemaakt, en ik vrees dat ze ook niet voorbeschikt zijn om dichter te worden. Hoewel ze, als ze voorbeschikt hadden kunnen worden, nu misschien allang uitgestorven waren omdat ze in dat geval het leven zoals we het vandaag de dag kennen misschien wel veranderd hadden in een van die
herscheppingen die hen zo in verrukking brengen, en er meteen voor gezorgd zouden hebben dat ze
| |
| |
zich daarin veelvoudig vermenigvuldigd hadden.
| |
III
Er bestaat natuurlijk een geschiedenis van het irrationele element in de poëzie, een geschiedenis die niet veel meer is dan een hoofdstuk in de geschiedenis van het irrationele in de kunst in het algemeen. We laten hier de pathologische betekenis van het irrationele buiten beschouwing. Fuseli placht 's avonds voor het slapen gaan rauw vlees te eten om te bereiken dat zijn dromen een vleselijke gewelddadigheid kregen die zij normaliter niet gehad zouden hebben. Ook met dit soort zaken willen wij ons hier niet inlaten; noch met enigerlei vorm van irrationaliteit die uitgelokt wordt door bidden, whisky, vasten, opium of de hoop op publiciteit. De gothische romans van achttiende-eeuws Engeland zijn niet langer irrationeel, ze zijn alleen maar saai. Wat ons interesseert is een bepaald proces in de rationele geest dat we als irrationeel herkennen doordat het zich op een onverklaarbare wijze aan ons voordoet - al zou ik misschien eerder moeten zeggen dat ons niet zozeer het Hegeliaanse proces interesseert als wat ervan het gevolg is. We zouden er waarschijnlijk veel verstandelijker in geïnteresseerd zijn geweest wanneer er zich uit de geschiedenis van het irrationele een traditie had ontwikkeld. Het is al te eenvoudig om het irrationele van tafel te vegen met de bewering dat wij allen rationele wezens zijn, aanhangers van Aristoteles en geen beesten. Het wordt met de dag eenvoudiger te beweren dat we irrationele wezens zijn; dat alle irrationaliteit niet over één kam geschoren kan worden en dat de enige reden waarom zij nog geen traditie kent is dat haar traditie constant in wording is. Toen ik, lang geleden, hier in Harvard studeerde bestond het cliché dat alle gedichten geschreven waren en alle schilderijen geschilderd. Het is heel goed mogelijk dat eenzelfde manier van redeneren onze belangstelling voor het irrationele oorspronkelijk heeft aangewakkerd, want ondertussen was Freud een van de invloedrijkste personen van deze moderne
wereld geworden. En hoewel zijn theorieën relatief weinig invloed op de ontwikkelingen in de poëzie hebben gehad, vergeleken met andere gebieden, heeft hij het irrationele een bestaansrecht gegeven die het daarvoor nooit gekend had. Niettemin zijn Mallarmé en Rimbaud gewichtiger invloeden gebleken.
| |
IV
Het kan zijn dat mijn eigenlijke onderwerp, iets subtieler uitgedrukt, de irrationele manifestaties van het irrationele element in de poëzie is; want als het irrationele element alleen maar poëtische energie is, dan zal het aangetroffen worden overal waar de poëzie zelf aangetroffen wordt. Een van die manifestaties is de onthulling van de persoonlijkheid van de dichter. Het is onwaarschijnlijk dat deze onthulling voor anderen ooit zo duidelijk zichtbaar zal zijn als voor de dichter zelf. In de eerste van de gedichten die ik zo dadelijk voor u zal lezen, is het onderwerp waaraan ik dacht het effect van de economische crisis van een aantal jaren geleden op de belangstelling voor de kunst. Ik zocht een confrontatie van de wereld zoals die in de kunst verbeeld werd en zoals zij destijds in werkelijkheid was. Als ik een museum binnenliep merkte ik dat ik geen belangstelling had voor wat ik zag. Er hing een gespannen sfeer van angst en bezorgdheid. Mijn kijken naar die schilderijen was te vergelijken met iemand die vanmiddag in Madrid piano probeert te spelen. Ik was net zo goed in staat interpretaties te bedenken en op te schrijven als ieder ander; en als dat was wat ik gewild had, dan had ik ze ook kunnen formuleren. In mijn gedicht wilde ik me met precies dat onderwerp bezighouden en ik koos de crisis als een stukje werkelijkheid, actualiteit, het eigentijdse. Maar ik wilde dat het resultaat poëzie zou zijn, voorzover ik in staat was poëzie te
| |
| |
schrijven. Meer bepaald, ik wilde mijn gevoeligheid toepassen op iets dat volkomen zakelijk was. Het resultaat zou een onthulling van mijn eigen gevoeligheid of persoonlijkheid, zoals ik het zoëven noemde, zijn - zeker voor mijzelf. Het gedicht heet ‘De oude vrouw en het standbeeld’. De oude vrouw is een symbool voor degenen die het slachtoffer van de economische crisis zijn geworden en het standbeeld staat symbool voor de kunst, al heeft het standbeeld in verscheidene andere gedichten in Owl's Clover, de bundel waaruit ik u vandaag zal voorlezen, telkens een andere symbolische waarde. En hoewel dit gedicht niet automatisch geschreven is, kleeft er toch een automatisch aspect aan doordat het is wat ik wilde dat het zou zijn zonder dat ik voor het schrijven wist wat ik wilde dat het zou zijn, zelfs al wist ik voordat ik begon te schrijven wat ik wilde gaan doen. Als ieder van ons een biologisch mechanisme is, dan is iedere dichter een poëtisch mechanisme, in de zin dat wat hij produceert mechanisch is: dat wil zeggen, dat hij niet bij machte is het te veranderen. Het is irrationeel. Misschien moet ik een kleine kanttekening zetten bij mijn opmerking dat hij niet bij machte is het te veranderen. Want hij zou het, door een wilsinspanning, kúnnen veranderen. Met dat gegeven in het achterhoofd bedoel ik dat het onwaarschijnlijk is dat hij het kan veranderen zolang hij zichzelf is. Dit geldt voor iedere dichter.
| |
V
Ook denk ik dat de keuze van het onderwerp een volkomen irrationeel proces is, mits een dichter zichzelf de vrijheid gunt om te kiezen. Als je een Imagist bent, dan wordt je keuze van onderwerpen duidelijk beperkt. Hetzelfde geldt voor anderen die een bepaalde thematiek strikt willen toepassen. Maar als je ervoor kiest vrij te blijven en je door de wereld beweegt om te ervaren wat je toevallig ervaart, zoals de meeste mensen, zelfs als ze het tegendeel beweren, dan is hetzij je keuze van onderwerpen toevallig of de identiteit van de omstandigheden waaronder je de keuze gemaakt hebt is niet te bepalen. Lyrische dichters worden aangestoken door de lente en romantische dichters door de herfst. Naarmate een dichter vertrouwder wordt met zijn eigen poëzie, veroudert zijn mechanisme, niet alleen voor hemzelf maar ook voor al zijn lezers. Hieruit volgt dat een van de motieven voor het schrijven vernieuwing is. Dit beïnvloedt de keuze van het onderwerp ongetwijfeld even absoluut als veranderingen in ritme, dictie en methode. Het is van elementair belang dat we ritmes instinctief variëren. We zeggen dat we de dictie perfectioneren; we hebben er domweg genoeg van. Methode is iets dat nog niet afdoende geïsoleerd is. Zij betekent geen stijl; zij betekent de houding van de schrijver, eerder zijn gedrag dan zijn zienswijze. Zijn houding tegenover wat? Niet tegenover iets in het bijzonder, eigenlijk alleen zijn pose. Hij hoort de kat over de sneeuw rennen. De voortsnellende poten bepalen het ritme. En er is geen ander onderwerp dan de kat die in het maanlicht over de sneeuw rent. Hij krijgt er schoon genoeg van, hij wil een onderwerp, gedachte, gevoel, zijn hele methode verandert. Al deze dingen tellen mee bij de keuze van het onderwerp. De man die een kunstmatige school heeft doorlopen wordt buitensporig reëel. De Mallarmist wordt de proletarische romanschrijver. Dit alles is irrationeel. Als de keuze van het onderwerp
voorspelbaar was zou het rationeel zijn geweest. En net zoals de keuze van het onderwerp van begin af aan onvoorspelbaar is, zo is de manier waarop het zich nadat het gekozen is ontwikkelt onvoorspelbaar. In de poëzie schrijft men altijd over twee dingen tegelijk. Dit is het wat de spanning creëert die zo karakteristiek voor de poëzie is. Het ene is het echte onderwerp en het andere is de poëzie van het onderwerp. De moeite die men heeft om zich aan het echte onderwerp te houden, terwijl het de poëzie van het onderwerp is die men voornamelijk in gedachten heeft, hoeft alleen maar genoemd te
| |
| |
worden om begrepen te worden. Bij een dichter die het echte onderwerp tot hoofdonderwerp maakt en dat alleen maar verfraait en opsmukt, blijft het onderwerp constant en verloopt de opbouw op een ordelijke wijze. Als de poëzie van het onderwerp voorop staat, dan blijft het echte onderwerp niet constant en verloopt de opbouw niet ordelijk. Dit geldt bijvoorbeeld voor het werk van Proust en Joyce in het moderne proza.
| |
VI
Waarom schrijft iemand poëzie? Ik heb al een aantal redenen genoemd, waaronder deze: omdat men daartoe wordt aangezet door persoonlijke gevoeligheid en ook, bijvoorbeeld, omdat men moe wordt van de eentonigheid van de eigen verbeelding en naar variatie begint te zoeken. Tien of meer jaar geleden, in zijn discours voor de Académie, besprak Monsieur Brémond het mystieke motief in de poëzie en verduidelijkte dat men, naar zijn mening, poëzie schrijft om God te vinden. Ik zou deze stelling nader willen beschouwen in combinatie met iets dat misschien beter apart beschouwd kan worden, namelijk de kwestie van betekenis in de poëzie. Monsieur Brémond legde de nadruk op de overeenkomst tussen poëzie en gebed en volgde Bergson door, in laatste instantie, op geloof te vertrouwen - al gebruikt hij ‘geloof’ hier niet in de enge zin van religie. Monsieur Brémond elimineerde de rede als het essentiële element in de poëzie. Poëzie waarin het irrationele element domineerde was zuivere poëzie. Monsieur Brémond zelf is zeer beslist over de uitdrukking zuivere poëzie, die hij beperkt tot slechts een handvol dichtwerken, en terecht, wanneer de regels waarin hij haar meent te herkennen hem even waardevol zijn als ze op het eerste gezicht lijken. Maar ondanks Monsieur Brémond is zuivere poëzie een term die tegenwoordig gebruikt wordt om poëzie te omschrijven waarin niet het echte onderwerp maar de poëzie van het onderwerp voorop staat. Alle mystici benaderen God via het irrationele. Zuivere poëzie is zowel mystiek als irrationeel. Als we ons verwaardigen van deze hoogte neer te dalen en de vrijere en bredere definitie van zuivere poëzie toepassen, dan is het mogelijk te zeggen dat, hoewel het in de aard van slechts weinigen van ons ligt om poëzie te schrijven teneinde God te vinden, het waarschijnlijk
het doel van ieder van ons is poëzie te schrijven om het goede te vinden, wat in de platonische betekenis van het woord synoniem is met God. Men schrijft dus poëzie teneinde het goede in wat harmonieus en ordelijk is te benaderen. Of men schrijft eenvoudigweg poëzie uit verrukking over het harmonieuze en het ordelijke. Als het waar is dat de meest abstracte schilders haringen en appelen schilderen, dan is het even waar dat de dichters die het hardnekkigst de wereld afzoeken naar de sancties van het leven, naar dat wat het leven zo enorm waard maakt te leven, hun oplossingen misschien wel vinden in een eend in een vijver of de wind op een winterse nacht. Het is denkbaar dat een dichter zo'n reikwijdte weet te ontplooien dat hij de abstractie waarvan zoveel afhangt op muziek kan zetten. Ondertussen moeten we leven naar de literatuur die we hebben of in staat zijn te produceren. Ik zeg leven naar de literatuur omdat de literatuur het betere deel van het leven is, vooropgesteld dat zij gebaseerd is op het leven zelf. Hieruit volgt dat de betekenis van de poëzie ons ten zeerste aangaat. Dat wil niet zeggen dat poëzie die van origine irrationeel is geen communiceerbare poëzie is: de zuivere poëzie van Monsieur Brémond is van origine irrationeel. Toch communiceert het zozeer dat Monsieur Brémond haar als soeverein beschouwt. Omdat de meesten van ons niet in staat zijn de ervaringen van Monsieur Brémond te delen, moeten we ons met minder tevreden stellen. Als we in poëzie iets aantreffen dat ons kortstondig een verhevigde ervaring bezorgt, is het dan nodig te vragen naar de betekenis van het gedicht? Stel dat het gedicht een betekenis had en dat de uitleg ervan de illusie doorprikte, hebben we
| |
| |
dan iets gewonnen of verloren? Neem bijvoorbeeld het gedicht van Arthur Rimbaud, een van Les Illuminations, dat ‘Wagensporen’ heet:
Rechts wekt de zomerdageraad de bladeren en de wazen en geruchten uit deze hoek van het park, en de hellingen links bergen in hun violette schaduw duizend snelle sporen op de natte weg. Sprookjes in optocht. Ja echt: praalwagens vol verguld houten dieren, palen en kleurig zeildoek, met twintig bontgevlekte circuspaarden in gestrekte galop, en de kinderen en mannen op hun meest verwonderlijke beesten; - twintig rijtuigen met hoge rug en vlaggetjes en bloemen als karossen van weleer of uit sprookjes, vol kinderen, opgedoft voor een herdersspel in de voorstad. - Zelfs doodkisten onder hun nachtelijke baldakijn met gitten pluimen, in vliegende vaart achter de grote, blauw-zwarte merries.
(vertaling Hans van Pinxteren)
Ik weet niet welke beelden dit gedicht in het leven hebben geroepen. Monsieur Delahaye zegt dat het gedicht ingegeven was door de komst van een Amerikaans circus naar Charleville, waar Rimbaud als jongen woonde, in 1868 of 1869. Wat is het effect van deze uitleg? Die vraag hoef ik u niet te beantwoorden. Miss Edith Sitwell schreef de inleiding bij de uitgave van Rimbauds gedichten in Engelse vertaling die onlangs verscheen. Iets in wat ze in die inleiding schreef, illustreert hoe het echte onderwerp het nominale onderwerp vervangt. Ze schreef:
Hoe anders was dit leven [in de goot] dan het beschermde en zelfs nogal saaie leven van eeuwige zondagen dat hij geleid had toen hij nog een jongetje in Charleville was. Op die steeds terugkerende dagen van strakke kleren en gebed begeleidde Madame Rimbaud hem samen met zijn broer en twee zusters naar de mis van elf uur, over de felverlichte stoffige wegen, onder bomen waarvan de grote glinsterende bladeren en enorme roze bloesems op hemelse transfiguraties van deftige dames leken, bomen die schenen te schudden van het lachen over deze sobere optocht.
Miss Sitwell kon niet zeggen of de mis van elf uur de felverlichte wegen opriep of dat de deftige dames haar werden ingegeven door de grote glinsterende bladeren die daar alleen maar verstrikt hingen tussen de enorme roze bloesems, of dat zij met de enorme roze bloesems meekwamen. Dat is namelijk afhankelijk van de vraag of deftige dames volgens Miss Sitwell enerzijds groot en glinsterend zijn, of anderzijds enorm en roze. Hier was het echte onderwerp de glinstering en de kleur van een impressie.
| |
VII
De druk van het eigentijdse is, vanaf het begin van de wereldoorlog tot op de dag van vandaag, onophoudelijk en extreem geweest. Het is onmogelijk dat iemand terzijde gestaan heeft, in een gelukkige staat van onwetendheid. Toch was dit tot kort voor het uitbreken van de oorlog eerder regel dan uitzondering. In die dagen was de zee vol zeiljachten en zaten de jachten vol miljonairs. Het was een tijd waarin alleen maniakken iets verontrustends te berde brachten. Het tijdperk was als een decor dat sindsdien is afgebroken en met vrachtwagens afgevoerd. Dat decor was tegen het einde van de oorlog volledig afgebroken, zelfs al duurde het nog tien lange jaren van worstelen met de consequenties van de vrede voordat men het zich realiseerde. De mensen zeiden dat als de oorlog zou voortduren er een einde aan de beschaving zou komen, net zoals ze nu zeggen dat nog zo'n oorlog een einde aan de beschaving zal maken. Praten over het einde van de beschaving is één ding, het is iets anders te voelen dat dat niet alleen mogelijk maar ook hoogstwaarschijnlijk is. Als je geen communist bent, is de beschaving in Rusland dan niet op- | |
| |
gehouden te bestaan? Als je geen nazi bent, is zij dan niet verdwenen in Duitsland? We hebben nog niet gezegd dat dat hier nooit kan gebeuren, of we beseffen al dat we dat zonder enige illusies zeggen. We worden in beslag genomen door gebeurtenissen, zelfs als we die niet van nabij meemaken. We voelen ons ontredderd, we voelen ons bedreigd. We kijken vanuit een onzeker heden naar een nog onzekerder toekomst. Men verlangt ernaar om dit alles weer onder controle te krijgen in zowel de poëzie als in de politiek. Als de politiek nader tot ons staat vanwege de druk van de eigentijdse wereld, dan geldt dat evenzo en om dezelfde reden voor de poëzie. Niemand denkt toch dat de enorme mensenmassa in dit land bij de laatste verkiezingen gedreven werd door rationele overwegingen? Zelfs als we dit evenzeer wijten aan de rede
als aan de radio, dan nog is het zeker dat zo'n omvattende beweging op gang gebracht werd door emoties, en dus door het irrationele. Het probleem is dat hoe groter de druk van het eigentijdse is, des te groter de weerstand ertegen wordt. Weerstand is het tegenovergestelde van vluchten. De dichter die temidden van alle verwarring zich op het goede wil bezinnen, is als de mysticus die zich omringd door het kwaad op God wil bezinnen. Zelfs de gedachte aan vluchten is zinloos. Zowel de dichter als de mysticus kan zich richten op haringen en appelen. De schilder kan zich richten op een gitaar, een exemplaar van de Figaro en een schaal vol meloenen. Dit zijn versterkingen, hoewel irrationele. De enig mogelijke weerstand tegen de druk van het eigentijdse is een zaak van de haringen en appelen of, om het wat minder exact uit te drukken, het eigentijdse zelf. In die zin is het onderwerp van de poëzie niet het eigentijdse, omdat dat alleen maar het nominale onderwerp is, maar de poëzie van het eigentijdse. Weerstand tegen de druk van onheilspellende en destructieve omstandigheden bestaat uit hun omzetting, waar mogelijk, in andere, verklaarbare, handelbare omstandigheden.
| |
VIII
Monsieur Charles Mauron zegt dat iemand gekarakteriseerd kan worden door zijn obsessies. We worden geobsedeerd door het irrationele, wellicht omdat we verwachten dat het irrationele ons kan bevrijden van het rationele. In een notitie over Picasso, met de veelbetekenende titel ‘Maatschappelijke feiten en kosmische visioenen’, schrijft Christian Zervos:
De explosie van zijn geest heeft de barrières afgebroken die de kunst aan de verbeelding had opgedrongen. De poëzie heeft zich aangeboden met haar intense, haar enigmatische, haar vreemde zintuig dat in het leven niet alleen een beeld van de werkelijkheid ziet maar het ook beschouwt als een mysterie dat zich overal om ons heen wikkelt.
Picasso is misschien een wat toevallige keuze om deze stelling mee te illustreren, maar we kunnen het met Monsieur Zervos eens zijn dat Picasso's geest symbool kan staan voor de geest van iedere kunstenaar die naar vrijheid zoekt. Een superieure obsessie van al deze geesten is de obsessie met de vrijheid. Er zijn echter niet zoveel excuses meer om de hele boel op te blazen omdat men, in de schilderkunst evenzeer als in de poëzie, vrij is te doen wat men wil. Men kan poëzie componeren in welke vorm men maar wil. Als het te veel riekt naar een zeventiende-eeuwse gewoonte om regels te beginnen met een hoofdletter, dan kan men kiezen voor de vloeibare overgangen van een grotere eenvoud enzovoort. Niet dat het niemand interesseert; het doet er zelfs heel veel toe. De nietigste klank doet ertoe, het meest vluchtige ritme doet ertoe. Je kunt doen wat je wilt, en toch doet alles ertoe. Je bent vrij, maar je vrijheid moet stroken met de vrijheid van anderen. Of, om even bij de kwestie van toon stil te staan: we houden niet meer van Poe's gerinkel. Je bent vrij om zoveel te rinkelen als je maar wilt. Maar anderen zijn even vrij om hun handen over hun oren te slaan. Het leven is mis- | |
| |
schien geen mysterie dat zich overal om ons heen wikkelt. Je moet op de een of andere manier de toon leren kennen die precies de juiste is; en in feite weet je dat ook, zonder te weten hoe. Je kennis is irrationeel. In die zin is het leven mysterieus; en als het dan toch mysterieus is, dan denk ik dat het op een kosmische manier mysterieus is. Ik hoop dat we het er tenminste over eens zijn dat het mysterieus is. Wat voor toon geldt, geldt voor alles: het gevoel voor woorden zonder te letten op hun klank bijvoorbeeld. Kortom, er bestaat een ongeschreven retoriek die steeds verandert en waarop de dichter zich steeds moet richten. Dat is het boek waarin hij leert dat het verlangen naar vrijheid in de literatuur of in welke kunstvorm dan ook een verlangen naar vrijheid in
het leven is. Dat verlangen is irrationeel. Het resultaat is het irrationele dat naar het irrationele zoekt, een opmerkelijk gelukkige stand van zaken, als je daar gevoelig voor bent.
Zoals degenen die zonder reserve kunnen zeggen: de geringste kritiek op het najagen van het irrationele dient te worden verworpen als een abominatie. Rationele wezens zijn canaille. In plaats van te zien zouden we holtes moeten graven in het oog; in plaats van te horen zouden we klanken moeten zetten tegenover een emotionele klingklang.
Dit lijkt op vrijheid omwille van de vrijheid. Als we beweren naar vrijheid te verlangen als we al vrij zijn, lijkt het me duidelijk dat we dan aan een vrijheid denken die we nog niet eerder ervaren hebben. Maar is dit niet een houding tegenover het leven die lijkt op de houding van de dichter tegenover de werkelijkheid? Ondanks het cynisme dat bij ons opkomt als we zulke dingen vernemen, kan een vrijheid die men niet eerder ervaren heeft of een poëzie die nog niet eerder onder woorden gebracht is, opkomen met een snelheid die inherent is aan de poëtische metamorfose. Voor dichters betekent die mogelijkheid de ultieme obsessie. En intussen reinigen ze zichzelf tegenover de werkelijkheid in wat ze bedoelen als heilige oefeningen.
U zult zich misschien de brief herinneren die Rimbaud aan Monsieur Delahaye schreef, waarin hij zei:
Het is noodzakelijk een ziener te zijn om van zichzelf een ziener te maken. De dichter maakt een ziener van zichzelf door middel van een langdurige, grootse en beredeneerde tegendraadsheid van de zintuigen... Hij omarmt het onbekende.
| |
IX
Laat me hier tot slot nog iets opmerken over het irrationele als onderdeel van de dynamiek van de poëzie. Het irrationele verhoudt zich op dezelfde manier tegenover het rationele als het onbekende tegenover het bekende. In een tijdperk dat wreedheid even hoog in zijn banier heeft staan als intelligentie, worden uitspraken over het onbekende snel van tafel geveegd. Let wel, ik wens me geen moment lang schuldig te maken aan mystieke retoriek, aangezien ik hoegenaamd geen geduld heb voor dat soort zaken. Toch is het zo dat het onbekende als bron van de kennis, als object van het denken, juist doordat het deel uitmaakt van de dynamiek van het bekende, niet in staat is tot ontkenning. Het is het onbekende dat de hartstocht van geleerden opwekt die, als ze aan het bekende zouden zijn overgeleverd, waren verschrompeld van verveling. We accepteren het onbekende zelfs wanneer we heel sceptisch zijn. We zijn beledigd als andere dan de meest verlichte geesten het in overweging nemen; maar als het door hen in overweging genomen wordt, kent het grotere en krachtiger verleidingen dan het bekende.
Er zijn mensen die, nooit overtuigd van het feit dat het rationele ons in God heeft veranderd, bereid zijn om aan te nemen dat het irrationele in dat opzicht werkzaam kan zijn. De rationele geest die geconfronteerd wordt met het bekende verwacht het glinsterend in een vertrouwde ether aan te treffen. Wat het in feite
| |
| |
aantreft is steeds het onbekende achter en voorbij het bekende. Er zijn natuurlijk charlatans van het irrationele. Maar dat verlangt nog niet van ons dat we het irrationele met de charlatans moeten vereenzelvigen. Ik zou niet willen dat men mij verkeerd begrijpt en denkt dat ik hierbij op de dichters van het surrealisme doel. Zij concentreren hun dapperheid in een techniek die merkwaardig beperkt lijkt maar die, ondanks alles, de dynamische invloed van het irrationele laat zien. Ze zijn buitengewoon levendig, en dat ze het ons mogelijk maken poëzie te lezen die gevuld lijkt met vrolijkheid en jeugd, net op een moment dat we tot wanhoop gedreven werden door vrolijkheid en jeugd, is een uitdagende bijkomstigheid. Eén proeve van hun dynamische eigenschappen, en bijgevolg van hun dynamische effect, is dat ze andere vormen verouderd doen lijken. Na verloop van tijd zullen ook zij opgeslorpt worden, met als gevolg dat wat nu zo geconcentreerd, zo inconsequent in het gebruik van hun beperkte techniek en zo provinciaal lijkt, iets zal toevoegen en ontlenen aan het hele procédé van geven en nemen waaruit het groeiproces van de poëzie bestaat.
Degenen die naar de nieuwheid en vreemdheid van de poëzie zoeken op nieuwe en vreemde plekken doen dit uit een diepgewortelde behoefte. De behoefte die de dichter aan poëzie heeft is een dynamische beweegreden voor de poëzie die hij schrijft. Dankzij het irrationele treft hij vreugde aan in het irrationele. Als we spreken over verandering van smaak, dan hebben we het over sporen van de uitwerking van het irrationele. Zulke veranderingen zijn irrationeel. Ze zijn een weergave van de gevolgen van poëtische energie; want waar niets verandert ontbreekt ook de poëtische energie. Ik hoop dat het duidelijk is dat ik het woord irrationeel nogal nonchalant gebruik, ergens tussen zijn verschillende betekenissen in. Er is nog tijd genoeg om een meer systematisch gebruik te adopteren als de kritiek van het irrationele geschreven zal worden, door iemand die zich uiteindelijk met dit onderwerp vol mogelijkheden zal inlaten. Voorlopig kunnen we in de toekomst onophoudelijke activiteiten van het irrationele en op het gebied van het irrationele tegemoetzien. De voortgang die daarmee geboekt wordt, zou nog groter kunnen zijn als het karakter van de dichter niet zo willekeurig en grillig was. De dichter kan het irrationele niet belijden zoals een priester het onbekende belijdt. De rol van de dichter is breder omdat hij bezeten moet worden door, naast een heleboel andere zaken, de aarde en door mensen met hun betrokkenheid tot de aarde. Voor de dichter is het irrationele van elementair belang; maar noch de poëzie noch het leven is normaal gesproken zo dynamisch als het irrationele kan zijn. We kennen, en prefereren over het algemeen, Sweeney zoals hij is: zonder overdadige pracht en praal, en zo zullen we hem ongetwijfeld altijd prefereren.
Vertaling Peter Nijmeijer
|
|