[In Latijns Amerika volgt de daad op het woord]
In Latijns Amerika volgt de daad op het woord. Nauwelijks hadden stafchefs en opperbevelhebbers van de Organisatie van Amerikaanse Staten op 27 september Rio de Janeiro verlaten om zich naar hun diverse landen terug te spoeden, of ze onderzochten hoe ze de theorie in praktijk konden omzetten. De theorie was, dat de hoogste militairen controle moesten uitoefenen op de civiele gang van zaken. En ziedaar! In Peru was president Belaünde in ernstige moeilijkheden geraakt. Hij had sinds 1963 verkondigd dat hij de machtigste oliewinnende buitenlandse onderneming, een filiaal van de Esso, zou nationaliseren. Zijn pad ging sindsdien niet over rozen: de Amerikaanse regering onthield hem drie jaar lang subsidies voor openbare werken. Maar aan het Peruaanse leger ontnam Washington zijn bijdragen niet. Eindelijk, dit jaar, ‘nationaliseerde’ de president de oliemaatschappij. Groot gejuich. Wat bleek echter? Dat hij wel het oppompen van de ruwe olie tot staatszaak had verklaard, maar aan de Amerikaanse onderneming voor veertig jaar het winstgevende monopolie had gelaten die ruwe olie te raffineren, te transporteren en te verkopen. Massale teleurstelling. Dit was het moment dat het leger de heer Belaünde geruisloos kon wippen: hij had weinig meer achter zich.
De militairen handhaafden de nationalisatie. Maar in een persconferentie zei een van hun leiders, generaal Ernesto Montagne, dat dit een uitzondering zou blijven. Buitenlands kapitaal moest worden aangetrokken; met de vele Amerikaanse filialen was de verhouding opperbest; de junta hoopte op 60 miljoen dollar van het Internationale Monetaire Fonds (zonder goedkeuring van de Verenigde Staten niet te krijgen) en ze zou de politieke partijen voorlopig op stal zetten, verkiezingen verschuiven, de grondwet veranderen enzovoort. In het Pentagon zal men geen ogenblik ongerust zijn geweest. Maar het State Department deed alsof het de (zoveelste) afzetting van een wettelijk staatshoofd en de instelling van een militaire dictatuur griezelig vond. In Washington zijn de rollen goed verdeeld.
Minder ingewikkeld was de Panamese affaire. In de Amerikaanse vazal-staat Panama is de zeer welgestelde en machtige familie Arias, naar traditie, anti-yankee. Zij zou wellicht de republiek beheersen, als de Amerikanen niet in de kanaalzone zaten als toeziende voogden. De Arias-clan is dus (curiositeit!) antirevolutionair en anti-yankee. Wegens dit laatste kenmerk is ze populair. Al drie maal heeft Arnuifo Arias ondanks de (falende) verkiezingstechniek van de leiders der Nationale Garde het presidentschap veroverd. En drie maal is hij door de kolonels afgezet. Deze vechtjassen hebben blijkbaar onvoldoende intellect om de verkiezingen te prefabriceren, of niet genoeg medewerking van het ambtelijke apparaat. In mei won Arnuifo waarachtig weer. Hij aan-