personage - meer kan een boek niet geven, zou je zeggen.
Meesterwerken van deze eeuw schenken geen verlossing. Hooguit troost in schoonheid, maar uiteindelijk tonen ze de lezer een kuil om snikkend in te vallen. Céline, Kafka, Camus, Orwell, Nabokov, Joyce, Hermans, laat alle hoop maar varen. Wie literatuur wil maken van Jezus als verlosser zal met andere woorden een markant melodietje moeten fluiten.
Zoals Norman Mailer bijvoorbeeld, die er geen been in zag om de Nazareeër als hoofdpersonage te kiezen. Van Mailer verscheen onlangs in Nederlandse vertaling een roman met de titel Het evangelie volgens de Zoon. Dat liegt er niet om, en je vraagt je af of de Amerikaan het vertellen over de Messias opnieuw heeft weten uit te vinden.
Mailer kiest voor God en niet voor Jozef, althans, dat suggereert de hoofdletter Z in zijn titel. Al op pagina één wordt dat vermoeden bevestigd: een ik-figuur neemt het woord en presenteert zich ondubbelzinnig als de zoon van de god der christenen. Zijn situatie oogt klassiek: nadat Jezus gelezen heeft wat er al die jaren over hem geschreven is, acht hij de tijd rijp om zelf de pen op te pakken. Dat doen wel meer publieke figuren, zij het nooit postuum.
Voor ons liggen dus de memoires van Jezus Christus, tenminste: dat is wat Norman Mailer zijn lezer vraagt te geloven zolang zijn boek duurt. We gaan akkoord, natuurlijk, maar toch maakt het verschil tussen Dichtung en Wahrheit al snel korte metten met de tinteling die de eerste zin van dit apocrief der apocrieven teweegbrengt - heel even is daar die korte maar intense nieuwsgierigheid naar hoe een verlosser denkt en praat. Die prettige sensatie maakt terstond plaats voor een afgeleide, literaire nieuwsgierigheid: hoe laat je als schrijver een verlosser denken en praten? Welke woorden leg je een telg van de Alwetende in de mond, hoe laat je hem de wereld inkijken? Hoe dúrf je hem de wereld in te laten kijken? Het is aan Mailer, de Messias is als was in zijn handen. De kunst van het romanschrijven biedt hem in ieder geval duizelingwekkende mogelijkheden.
Jezus Christus in een kurken slaapkamer bijvoorbeeld, op zoek naar zijn verloren tijd in Nazareth. Of Jezus Christus die wonderen verricht in opdracht van een God die als twee druppels water op hem lijkt, en die als hij voor Pilatus wordt geleid spoorloos verdwenen blijkt. Of, ook niet flauw: Jezus Christus die zijn kruisgang naar Golgotha beleeft zoals Leopold Bloom zijn tocht door Dublin. Enzovoort.
Wat doet Mailer? Hij begint gedurfd, althans: hij doet alsof door Jezus zeer polemisch te laten inzetten. ‘Ik zou weliswaar niet willen zeggen dat het Evangelie van Marcus vals is,’ zegt de memoiresschrijver al op bladzijde één, ‘maar erg overdreven is het wel. En nog minder waarde hecht ik aan de verhalen van Mattheus, Lucas en Johannes, die mij woorden in de mond legden die ik nooit heb gesproken, en mij als vriendelijk beschreven waar ik bleek zag van woede. Hun woorden zijn vele jaren na mijn heengaan geschreven en herhalen slechts wat oude mannen hun verteld hebben. Heel oude mannen. Op dergelijke verhalen moet men evenmin steunen als op een struik die losraakt van zijn wortels en wegwaait in de wind.’
Het Nieuwe Testament oudemannenpraat, dat is ferme taal. We zien Gods vermeende woord al wegrollen als een losgeraakte struik in de wind, terwijl een andere Jezus opstaat - grijpbaarder, scherper omlijnd, meer mens in zijn dagelijkse doen, meer god in het diepst van zijn gedachten. Maar tegelijkertijd begint Het evangelie van de Zoon opvallend bijbelvast. Mailer laat Jezus bijna letterlijk openen zoals Marcus, de vroegste evangelist. In dezelfde beknopte, primitieve stijl beschrijft de ik hoe na zijn doop door Johannes de hemel openscheurde en de gehele voorzienigheid zich aan hem meedeelde: God, de Geest, en Satan staan in drie zinnen op het toneel, met hoofdletter en al. Niet zo'n frisse start dus, en bovendien ijkt de passage nog voor we goed en wel begonnen zijn de traditionele metafysische orde. Je-