De Gids. Jaargang 162
(1999)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 609]
| |
Ivan Nio
| |
[pagina 610]
| |
identiteit van de bewoners van suburbs eenduidig afgeleid van de fysieke omgeving. Wie in een rustige buitenwijk woont lijkt per definitie een suburbane levenswijze te moeten leiden. Daarbij maken de auteurs van de vaak hilarische verhalen over de uit de hand gelopen barbecues, het overspel en de afgunst dankbaar gebruik van de sjablonen van de buitenwijk. Er is weinig oog voor de opkomst van uiteenlopende levenswijzen en culturele en sociaal-economische posities in de buitenwijken. Het gegeven dat de suburbs naar leefwijzen en omgangsvormen aan het verstedelijken zijn is nauwelijks een thema. Ook in de journalistiek, in televisieprogramma's en in films wordt de mythe van suburbia als veilig getto voor traditionele gezinnen voortdurend in stand gehouden. Een verklaring voor deze vooringenomenheid is de stedelijke optiek bij veel schrijvers en andere kunstenaars. Zij wonen meestal zelf in stadswijken. Door de (hoofd)stedelijke invalshoek blijft de buitenwijk iets ongrijpbaars. Als stadsbewoners hebben schrijvers een duidelijk beeld voor ogen van wat een stad en een buitenwijk moeten zijn. Overigens worden ze daarin bijgestaan door een lange traditie in de stadssociologie. Door sociale wetenschappers wordt bij de veronderstelde tegenstelling tussen leefwijzen in stad en buitenwijk nog wel eens verwezen naar het klassieke essay ‘Urbanism as a way of life’ uit 1939 van de Amerikaanse socioloog Louis Wirth. In dit artikel definieert Wirth de stad als een relatief grote, dichte en permanente vestiging van sociaal heterogene individuen. Deze kenmerken van de stad leiden volgens Wirth tot stedelijke leefwijzen die gekarakteriseerd worden door kortstondige, gefragmenteerde en oppervlakkige contacten. Sociologen na Wirth hebben de suburbs vervolgens gekenschetst als de ontkenning van de vitaliteit, stedelijkheid en heterogeniteit van de stad. De buitenwijken hebben zich als gevolg van de sterk toegenomen vrije tijd ontwikkeld tot een van de wereld afgewende sfeer van persoonlijk leven. Om ons te kunnen ontworstelen aan de ingesleten denkwijzen over suburbia en aan de houdgreep van de ironie moeten we met een andere blik naar de bewoners van deze buitenwijken kijken. In Nederland wonen vijf miljoen mensen in buitenwijken. Waarschijnlijk zijn er nog eens vijf miljoen Nederlanders in buitenwijken opgegroeid. De buitenwijk is al decennialang de kraamkamer van Nederland. Een huis met een tuin is nog steeds het woonideaal van de gemiddelde Nederlander. Voor een belangrijk deel heeft de populariteit van de buitenwijk te maken met de waarde die wordt toegekend aan de privé-sfeer. Zoals steden door sociologen zijn onderzocht via het openbare leven en de omgangsvormen op straat, zo kunnen we de buitenwijk eigenlijk alleen maar via de privé-sfeer begrijpen. In de straten van de buitenwijken valt er namelijk vrij weinig te beleven. Het leven verschuilt zich achter de hagen en voordeuren. De buitenwijk moet dan ook worden beschouwd als een labyrint van privé-domeinen dat nog in kaart moet worden gebracht. De essentie van de suburbane cultuur is te vinden in het dagelijks leven, de rituelen en routines van de bewoners. We leren de bewoners het beste kennen door een gesprek met ze te beginnen en de verhalen te noteren die de bewoners over zichzelf te vertellen hebben. ‘Ik vind het hier altijd weer een graftombe als ik binnenkom. Hier gebeurt helemaal niets. Overdag is iedereen hier weg.’ Met opnameapparatuur bij de hand hebben we vijf buitenwijken bezocht en honderd gesprekken gevoerd met bewoners, waarin werd ingegaan op de levens- en woongeschiedenis, het dagelijks leven en de ruimtelijke oriëntatie. In de verkenning lag de nadruk op het perspectief van de bewoners zelf. De geselecteerde buitenwijken zijn eind jaren tachtig gebouwd en vormen de voorlopers van de zogenaamde Vinex-lokaties die op dit moment aan veel stadsranden gebouwd worden. Uit de eerste conclusies bleek al dat niet alleen de ervaring | |
[pagina 611]
| |
van de openbaarheid volstrekt anders is dan in de stad, maar dat de bewoners van de buitenwijken ook niet eenduidig blijken samen te vallen met hun woonplek. De betekenis van de buitenwijk schuilt niet zozeer in de fysieke omgeving, maar veel meer in de woning. De buitenwijk is voor miljoenen mensen het rustpunt in de maalstroom van de moderniteit. Bestaat de moderne ervaring voor de stadsbewoners nog in hoofdzaak uit het openbare leven op straat en de onvoorspelbare gebeurtenissen in de openbare ruimten, voor bewoners van de buitenwijken bestaat de ervaring van de moderniteit vooral uit de privé-wereld van interieurs en de verplaatsing over de snelweg. In dit opzicht zijn de bewoners van de buitenwijk veel moderner of hedendaagser dan stadsbewoners. De vernieuwingsdrang en de genomen risico's van de bewoners van Overkroeten Breda, Diemen-Noord of Toolenburg Hoofddorp worden onderschat. Ze hebben niet gekozen voor beangstigend correcte woonmilieus als Amsterdam-Zuid of Kralingen in Rotterdam, maar voor de frontier-towns van Nederland, wijken zonder duidelijke eigenschappen. Het leven in de buitenwijk is misschien zelfs wel onstuimiger, met meer drama en fantasie dan in de stad. ‘Ik vind het huis belangrijk. En wat eromheen zit? Ik werk de hele dag, kom 's avonds thuis en het gaat erom dat je je huis binnenkomt. En dat je dan door een nieuwbouwwijk moet rijden om daar te komen, dat is mij een zorg. Ik woon hier omdat ik mijn huis hier heb staan. Ik heb verder niets met Hoofddorp en ik heb er geen hekel aan ook.’ | |
2 De verstedelijking van de buitenwijkVeel buitenwijken worden ingesloten door spoorwegen, snelwegen, kanalen en industrieterreinen. Planologen en stedebouwkundigen beschouwen dat vaak als een probleem. Toch liggen deze buitenwijken in de beleving van de bewoners niet geïsoleerd of afgelegen. De snelwegen die deze wijken van de stad scheiden ervaren de bewoners niet zozeer als barrières, maar als snelle verbindingen met eveneens afgelegen werklokaties en voorzieningen en met de woonplaats van familie en vrienden in andere buitenwijken. Door de directe aantakking van buitenwijken op het netwerk van snelwegen is niet het stadscentrum, maar de buitenwijk het centrum van het stedelijk veld. Afstand en nabijheid worden door de bewoners van de buitenwijk ook anders ervaren dan door de meeste stadsbewoners. Een aanzienlijk aantal huishoudens beschikt over twee auto's. Door hun grote mobiliteit is bereikbaarheid belangrijker dan nabijheid. Niet het aantal kilometers, maar de reistijd is bepalend voor de organisatie van het dagelijks leven. ‘Hoofddorp is een prima plek om te wonen. De ligging is goed, je komt makkelijk in de hele Randstad. Je hebt de voordelen van het dicht bij Amsterdam wonen zonder de nadelen van het in Amsterdam wonen.’ De mobiliteit geeft de leden van een huishouden de mogelijkheid om verschillende activiteiten met elkaar te combineren en zo te beschikken over een zekere autonomie in het samenstellen van een eigen ruimtelijke ordening. Tijd is dan ook belangrijker dan ruimte in deze stad. De keuze voor een buitenwijk als woonplaats is bij tweeverdieners vaak gebaseerd op de reistijd: hij ligt precies tussen de twee werkplekken in. Voor stedelijk geörienteerde gezinnen vormt de buitenwijk een combinatie van twee onverenigbare woonplekken. ‘In de levensfase waarin we nu zitten is dit een prettige combinatie. Ons kind kan rustig buitenspelen zonder overreden te worden en je zit in een kwartier in de grote stad. Je hebt de voordelen van de stad en het gevoel dat je buiten woont.’ | |
[pagina 612]
| |
Iedere stadsrandbewoner stelt zijn eigen polycentrische stadsgewest samen. Men is daarbij niet alleen maar geörienteerd op de eigen wijk of de eigen stad. Het dagelijks leven speelt zich af op een veel hoger schaalniveau. Het dichtstbijzijnde stadscentrum is maar een van de vele centra die in het dagelijks leven wordt opgezocht. Minstens even vaak wordt een bezoek gebracht aan kantoren- en bedrijvenlokaties langs de snelweg en aan nieuwe openbare ruimten als wegrestaurants, sport- en recreatieparken en supermarkten. Dat zijn de nieuwe betekenisvolle plekken van alledag geworden. Daarnaast worden ook nog de stadscentra bezocht om er te winkelen, een festival te bezoeken of om er op een terras te zitten. De leefwijze van de bewoners van de buitenwijk is stedelijke geworden. De leefwijze van de bewoners uit de buitenwijken kan net zo anoniem en individualistisch zijn als dat van stadsbewoners. De stedelijke leefwijze is niet langer gebonden aan de specifieke materiële omgeving van de stad. Er is daarom sprake van een nieuw soort stedelijkheid, namelijk een stedelijkheid zonder stad. Zowel buitenwijken als stadscentra zijn deel gaan uitmaken van die nieuwe stedelijkheid, een stedelijk veld waarin de grenzen tussen stad en buitenwijk en tussen stad en landschap meer en meer vervagen. ‘We zijn in Diemen gaan wonen vanwege de ligging aan de ringweg. De bereikbaarheid is enorm goed. Dat heb je niet op de gracht. We wonen hier fijn omdat het buiten de stad is en overal dichtbij is. Dat is een ongelooflijk voordeel. Het is dicht bij Amsterdam, het confectiecentrum en Schiphol.’ Een mooie beschouwing over het fenomeen van de nieuwe stedelijkheid geeft Stefan Hertmans in zijn verhalenbundel Steden. Met een verwijzing naar het boek De grenzeloze stad van de filosoof Willem Koerse zegt Hertmans dat het stedelijke zich tot in de kleinste voorstad en zelfs tot in de dorpen heeft gevestigd. Maar waar Koerse nog geen onderscheid maakt tussen stedelijkheid in stedelijke en niet-stedelijke gebieden, daar zegt Hertmans dat typisch stedelijke verschijnselen in de nietstedelijke gebieden geen grond hebben, geen basis van waaruit ze logisch zijn voortgekomen: ‘Het moderne is er fake en dus wilder, de basis voor al het denkbaar mogelijke, dus ook het redeloze exces.’ De stedelijkheid is ook in de buitenwijken losgeraakt van de gebouwde omgeving. De leefwijze en identiteit van de bewoners heeft geen duidelijke relatie meer met de fysieke omgeving. ‘Ik mis mijn wortels, maar die heb ik ook nooit gehad.’ De buitenwijken zijn geen wijken die veel houvast bieden voor een ruimtelijke identiteit, zoals dat nog wel geldt voor de oudere stadswijken. De bewoners gaan daarom zelf op zoek naar meer betekenisvolle plekken, die verspreid over het stedelijk gebied liggen. Ze zijn rustelozer dan de stadsbewoners. Ze brengen opnieuw samenhang aan in hun levensverhaal door zich te oriënteren op verschillende plekken waarmee ze zich kunnen identificeren. De bewoners zijn verzamelaars van plekjes geworden. Dorpen, landschappen en stadscentra zijn plaatsen die worden geconsumeerd. De diffuse ruimtelijke oriëntatie heeft een hoog zap-gehalte. ‘We zijn er eigenlijk altijd wel op uit. Om te kijken, of we kijken van tevoren of er iets te doen is, of er bijvoorbeeld een leuke rommelmarkt is of een antiekmarkt. Of musea bezoeken, dat doen we ook altijd graag en dan gaan we daarna lekker uit eten. We gaan overal naartoe, naar Delft of naar Amsterdam. Dan weer eens naar Breda of een dagje naar Antwerpen.’ De schaalvergroting van het dagelijks leven betekent dat de wijk als territoriaal integratiekader is weggevallen. De bewoners maken deel uit van verschillende verspreide sociale en | |
[pagina 613]
| |
functionele netwerken voor werk, verenigingsleven en vriendenkring. Goede burencontacten worden wel op prijs gesteld maar vanwege het belang dat gehecht wordt aan de vrije tijd en de privé-sfeer worden buurtbewoners op enige afstand gehouden. Gezamenlijke activiteiten als barbecues en straatfeesten zijn eerder uitzondering dan regel. Ook de buurthuizen en bewonersverenigingen vervullen geen belangrijke functie meer. Een tennisvereniging in de wijk kan nog wel aanleiding zijn voor vrijblijvende ontmoetingen. Nieuwe vormen van collectiviteit kunnen het resultaat zijn van het drukke bestaan dat veel tweeverdieners hebben. Het wordt steeds lastiger om twee banen, zorg voor de kinderen en huishoudelijke taken met elkaar te combineren. Dat kan leiden tot de herwaardering van een woonomgeving waar dat hectische bestaan iets makkelijker valt te regelen. De schaalvergroting in het dagelijks leven gaat dan ook gepaard met een schaalverkleining. Er bestaan daarnaast ook nog ruimtelijke bindingen met de regio waar men woont. Bewoners die in Diemen-Noord wonen of in een buitenwijk op tien kilometer afstand van het centrum van Breda voelen zich toch Amsterdammer of Bredenaar. Aan de ligging van de buitenwijken nabij de stad of aan de sociale en mentale banden met een bepaalde streek ontlenen ze in veel sterkere mate hun identiteit dan aan de buitenwijk zelf. Er kunnen bijvoorbeeld sterke bindingen blijven bestaan met de omgeving waar men is opgegroeid. ‘Ik denk dat het een beetje het Brabantse bloed is. Het is misschien niet helemaal realistisch. Ik werk al tien jaar aan die kant maar ik zou er niet kunnen wonen. Mensen gaan hier jovialer met elkaar om. Het is allemaal wat gemoedelijker, wat vriendelijker. Ik denk dat de mensen in de Randstad, tenminste dat is onze ervaring, wat meer afstandelijk van elkaar leven, hun eigen gedoetje hebben. Ik zou niet weg willen. En mijn vrouw nog minder.’ | |
3 De meerduidigheid van de buitenwijkDe sociaal-culturele overzichtelijkheid van de buitenwijk was betoverend. De grote verzameling traditionele gezinnen gaf de buitenstaander tenminste nog enige houvast. De buitenwijken zijn echter inmiddels complexe sociale en mentale ruimten geworden. Dat komt doordat het niet meer zo is dat de bewoners onder één sociologische categorie vallen. De sociaal-culturele kenmerken van de bewoners zijn gemêleerder geworden. Alhoewel gezinnen met kinderen nog wel de meerderheid vormen, worden ze nu in sterkere mate dan in de jaren zeventig vergezeld door ouderen, stellen, alleenstaanden en allochtonen. Qua her- en afkomst zijn er verschillende groepen te onderscheiden met verschillende leefwijzen. Het is maar een betrekkelijk kleine groep mensen voor wie de buitenwijk een vanzelfsprekende woonomgeving is. Bij deze minderheid van ‘echte’ buitenwijkers staat de wooncarrière voorop, die een afspiegeling vormt van hun maatschappelijke carrière en aspiraties. Ze zijn verhuisd vanuit een andere buitenwijk van een huur- naar een koopwoning, of naar een duurdere en grotere vrije-sectorwoning. De woning is belangrijker dan de fysieke woonomgeving. Deze bewoners laten zich bij hun keuze vooral leiden door de grootte of de betaalbaarheid van de woning. De buitenwijk is voor deze bewoners, die geen sterke banden meer hebben met de stad, het centrum van de stedelijke regio. De meeste familieleden en vrienden wonen eveneens in buitenwijken. Er zijn ook bewoners rechtstreeks afkomstig uit de oude stadswijken als de Indische Buurt in Amsterdam of het Oude Noorden in Rotterdam, die hier zijn geboren en opgegroeid. Na hun verhuizing naar een sociale huurwoning of een goedkope koopwoning in een nieuwbouwwijk behouden deze oorspronkelijke stedelingen een sociale en mentale binding met de oude buurt, die gebaseerd is op de woonplek van familie en kennissen. Ze hebben hun | |
[pagina 614]
| |
oude buurt verlaten door de opgetreden veranderingen in de bevolkingssamenstelling, maar ook door het verlangen naar een grotere woning. De verhuizing naar de buitenwijk betekent zowel een vlucht uit de oude stadswijk als de bevestiging van een maatschappelijke stijging. ‘De godvers vliegen hier niet door de straat. Dat was in Crooswijk wel anders. In alles is het hier afgestemd op nettere mensen, de scholen, de winkels, en de woorden die je hoort.’ Ambivalente gevoelens over de nieuwe woonplek treffen we aan bij een andere groep die uit de oudere stadsdelen afkomstig is. Deze mensen zijn ooit eens naar de stad getrokken om een hogere opleiding te volgen en zijn na hun studie in de stad blijven wonen uit waardering voor het stedelijk leven. Velen hebben inmiddels niet alleen een aantal jaren aan hun carrière gewerkt, maar ook kinderen gekregen. Het verlangen ontstond naar een groter huis met een tuin. Vanwege de mentale band met de stad en het frequente bezoek aan vrienden en het gebruik van stedelijke voorzieningen ging de voorkeur uit naar een oude stadswijk met een stedelijk karakter. Maar omdat ze zich een grotere en betere woning in de stad financieel niet kunnen permitteren zijn ze min of meer gedwongen verhuisd naar de buitenwijken, naar de plekken waarvan ze altijd gezegd hadden er nooit te willen wonen. Voor hen blijft de stad onderdeel van het dagelijks leven. In hun belevingswereld is de stad meer dan alleen maar een centrum van vermaak. Een nieuwe stedelinge met kinderen van vier en acht uit het Oude Noorden in Rotterdam vertelt over haar keuze voor een nieuwbouwwijk: ‘Ik was een keer in Prinsenland gaan kijken en ik had zoiets van gatverdamme, wat een keurige wijk met keurig gekapte mensen. Ik wilde mijn kinderen daartussen niet laten opgroeien. We wilden gaan wonen in een oudbouwwoning waar de kinderen wel buiten konden spelen. Een beetje groen met pleinen of een grote tuin. Dat was gewoon te duur. Wij kunnen het blijven in de stad niet betalen.’ Nieuwe stedelingen komen we vooral tegen in de grotere steden als Amsterdam en Rotterdam. Bewoners afkomstig uit dorpen treffen we veelvuldig aan in groeisteden als Amersfoort, Hoofddorp en Breda. Sommigen zijn net als de nieuwe stedelingen gedwongen verhuisd omdat het woningaanbod in de dorpen beperkt en relatief duur is. Door de sterke sociale en mentale banden met het dorp van herkomst zijn deze dorpelingen eigenlijk tegen hun zin in de buitenwijk terechtgekomen. Andere dorpelingen hebben echter vrij bewust gekozen voor de relatieve anonimiteit van de nieuwbouwwijk, die in de kleinere dorpsgemeenschappen ontbreekt. De sociale controle is in de dorpen veel groter dan in de buitenwijken. De achterdeur die in de dorpen vaak openstaat voor de buren, blijft in de buitenwijken gesloten. ‘Iedereen weet daar alles van elkaar. Komt er een man op bezoek, dan weet de volgende dag half Prinsenbeek het. En hoe lang die is gebleven. Dat soort dingen, dat is toch een beetje bekrompen, vind ik. Echt een dorpse mentaliteit, en dat wil ik niet meer.’ Deze bewoners hebben geen behoefte meer aan de sociale controle van het dorp, maar vinden aan de andere kant de anonimiteit en drukte van de stad niet aanlokkelijk. Er zijn meer bewoners voor wie de binding met een specifieke buitenwijk minimaal is en die geen mentale of sociale binding hebben met een bepaalde stad. Voor suburbanisanten kan de woonwijk bijvoorbeeld niet rustig, kindvriendelijk en suburbaan genoeg zijn. Alhoewel deze bewoners wel economisch gebonden blijven aan de stad willen ze juist afstand bewaren tot die stad, die in hun beleving overlast geeft en te | |
[pagina 615]
| |
dicht bebouwd is. Aan het rustige en ruime karakter van een suburbaan woonmilieu wordt vooral veel waarde gehecht vanwege de kinderen. ‘Ik heb het gevoel dat mijn kind hier wel goed zal opgroeien, en dat is natuurlijk een belangrijke overweging. Ik vind de speelterreintjes leuk, dat heb je in Haarlem niet zo. De kinderen kunnen hier vrij opgroeien. In de toekomst komt er ook nog een recreatieplas. Ik vind het goed hier.’ De meest ‘postmoderne’ bewoners in de buitenwijk zijn de nomaden. Dat zijn mensen die niet aan een bepaalde plek gebonden zijn en voor wie de woonplek volkomen inwisselbaar is. Dit zijn hoogopgeleide bewoners die vaak een hectische woongeschiedenis achter de rug hebben en die een belangrijk deel van hun tijd besteden aan hun carrière. Afstand speelt bij deze mobiele huishoudens geen belangrijke rol in hun dagelijks leven. De binding met één specifieke stedelijke regio is zeer klein. Nog sterker dan bij de andere bewoners speelt het aanbod van een gunstig gelegen woning ten opzichte van de werkplek de belangrijkste rol in hun keuze van de woonplaats. Waar die woning staat kan ze niet zoveel schelen. Ze komen toevallig in een bepaalde wijk terecht. ‘Het was niet zo van: wat is die wijk toch geweldig, daar willen we heen. Het was eigenlijk meer: dat huis staat er toevallig.’ De vestigingsmotieven in de buitenwijk zijn divers. De buitenwijk heeft voor elke groep en zelfs voor elk huishouden binnen die groep een andere betekenis. Dat komt vooral tot uiting in de verschillende bindingen die de bewoners met hun woonplek hebben, in de organisatie van hun dagelijkse leven en de perceptie die ze van hun eigen situatie hebben. Er is, anders dan vaak beweerd wordt over buitenwijken, sprake van een voortdurende reflectie op de eigen situatie en levenswijze. Er bestaan geen tradities meer op basis waarvan een levenswijze in de buitenwijk vormgegeven zou moeten worden. Doordat vanzelfsprekendheden zijn weggevallen, moeten voortdurend keuzes worden gemaakt, en het eigen levensverhaal aangepast en opnieuw geïnterpreteerd. Ook de keuze voor een bepaalde woning in een buitenwijk moet passen in het verhaal dat men van zichzelf wil vertellen. Keuzes hebben niet alleen een functionele maar in toenemende mate ook een symbolische waarde. Bij het vertellen van het levensverhaal is men afhankelijk van de verschillende mogelijkheden waarover men beschikt. Dat men in een buitenwijk woont, wil niet bij iedereen zeggen dat men geen echte stedeling is. Maar in dat geval vindt men wel dat men zich moet verantwoorden. In de buitenwijk is daarom sprake van een herinterpretatie van de mogelijkheden die de omgeving biedt om te voorkomen dat men van een nieuwe stedeling verandert in echte buitenwijker. ‘Haha, ja, ik heb me vijf weken geleden, na anderhalf jaar aarzelen, opgegeven voor een cursus bloemschikken. Ik vond dat het toppunt van truttigheid, maar nu zit ik erop. Ik doe het samen met de buurvrouw. Ja, het is wel leuk, het toppunt van afzakken.’ Voor de hoogopgeleide nieuwe stedelinge met een design-interieur is het buurthuis camp. Om niet de status van buitenwijker te riskeren wordt er een andere betekenis aan gegeven. Ook kan men de kritiek dat men in een saaie buitenwijk woont pareren met de bewering dat het toch niet uitmaakt waar men woont en dat men toch altijd ergens anders verblijft voor werk of voor een bezoek aan vrienden en stedelijke voorzieningen. De leden van de huishoudens spelen verschillende rollen op uiteenlopende plaatsen. Deze modularisering van het dagelijks leven betekent ook dat men vrij is om inconsistent te zijn in het vormgeven van een levenswijze. Aspecten van moderne en traditionele levenswijzen verbindt men met elkaar. | |
[pagina 616]
| |
De levenswijze van de bewoners wordt niet meer eenzijdig gedicteerd door het gezinsleven. De identiteit en levenswijze van de bewoners is daarom niet eenduidig vast te stellen. De vraag is alleen hoe open de bewoners zich werkelijk opstellen voor andere opvattingen, leefwijzen en gedragingen. Want niet altijd valt er in de buitenwijk het gewenste samenhangende verhaal te vertellen. Met name de heterogeniteit van de bewoners kan het verhaal van de bereikte maatschappelijke stijging in de weg staan. Dat geldt bijvoorbeeld als er dure en goedkope huizen door elkaar gemengd zijn. De bewoners van dure vrije-sectorwoningen vinden het moeilijk te accepteren dat ze naast mensen wonen in sociale huurwoningen. ‘Je hebt toch geen contact met elkaar. Waarom moet dat dan allemaal bij elkaar gezet? Dat wil ik niet. Ik ga echt niet klaverjassen bij iemand van die huurwoningen.’ Contacten verlopen vooral soepel als mensen zich in elkaar herkennen. Voor meer intensieve contacten is het belangrijk dat men dezelfde interesses, opvattingen of levenswijze deelt. ‘Het is een buurt met veel jonge kinderen. De mensen zijn al wat ouder en hebben dezelfde achtergrond. Ze werken allemaal, zijn hoogopgeleid en hebben redelijke tot goede inkomens. Dat geeft toch iets gezamenlijks. En ze hebben geen passieve houding, ze vinden het leuk om actief te zijn.’ | |
4 De verbeelding in de buitenwijkVeel bewoners in de buitenwijk hebben ambivalente gevoelens over hun woonplek. Wat mensen willen en de financiële mogelijkheden die ze hebben om die verlangens ook te vervullen, gaan niet altijd samen. De woning en de woonwijk waar men uiteindelijk terecht is gekomen, is daarom niet zelden tweede of derde keus. Gewilde woningen zijn schaars en duur, zoals een herenhuis in een rustige stedelijke wijk, een boerderijtje op het platteland of een zelfgebouwde villa op een vrije kavel. Maar ook meer bescheiden woonwensen zijn in Nederland op veel plaatsen onbetaalbaar, zoals een twee-onder-één-kapwoning of een jarendertig-rijtjeshuis. De dromen en verlangens worden in de buitenwijk niet vaak bevredigd. De hybride buitenwijken zoals die in Nederland gebouwd worden, zijn maar voor weinig bewoners een vanzelfsprekende biotoop. De meeste bewoners verlangen naar een meer landelijke woonomgeving of naar echt stedelijke, suburbane of dorpse woonmilieus. Sommige bewoners hadden zich van hun nieuwbouwwijk dan ook iets heel anders voorgesteld. Door de kleine kavels, de krappe tuintjes en de smalle straten zijn veel buitenwijken vlees noch vis. ‘Die huizen hier om ons heen irriteren me mateloos. Inkijk, geen privacy. Alsof het hier een kampong is. Ik ben speciaal in een nieuwbouwwijk aan de rand van de stad gaan wonen om wat meer ruimte te hebben. Als ik dicht op elkaar had willen zitten, was ik wel in het centrum gaan wonen. Je zit hier echt op elkaars lip.’ Nederlandse buitenwijken zijn geen ruim opgezette suburbs. Door het ontbreken van dichtheid en multifunctionaliteit zijn het ook geen echte steden. Buitenwijken zijn een soort hybride tussenruimtes. De meeste bewoners zien het als een tijdelijke omgeving op weg naar een in hun ogen idealer en extremer woonmilieu, met als ultiem einddoel het dorp, het platteland of de stad. Maar wat valt er nog te dromen in deze arcadische woonmilieus? Als tussenruimte is de buitenwijk een voedingsbodem voor de verbeelding. ‘Dit is een heel mooi project. Ook de kleuren zijn heel mooi. Als je hier in de zomer komt lijkt het net of je in Spanje bent. Dat zeggen mensen ook. Dit noemen ze de Mid- | |
[pagina 617]
| |
dellandse Zee-wijk en die paarse en roze woningen de Griekse wijk.’ In Steden is Stefan Hertmans een belangrijk beginsel van de verbeelding in de buitenwijk op het spoor. Volgens Hertmans levert het centrum van de steden niet de chaotische verlangens en frustraties op die van iemand een origineel kunstenaar maken: ‘Alles wat zich in de tussengebieden afspeelt, schemert en krioelt, is in al zijn geweldadige leegte de basis voor het nieuwe, dat we vrezen en verlangen.’ Op weinig andere plekken wordt zoveel gedroomd en gefantaseerd als in de buitenwijken. ‘Een oud huis heeft zijn charmes en uiteindelijk is dit huis een beetje een grachtenpanden-iets. Dat is toch wel een beetje Amsterdams.’ Een stedelijk woningtype met een hoge woonkamer in Hoofddorp kan een doorslaggevende factor zijn om toch maar te verhuizen naar de buitenwijk. Maar het kan wel ten koste gaan van andere verlangens, het verlangen wellicht om in een echte stad te wonen. Zoals gezegd, de keuze voor de buitenwijk dwingt mensen ertoe hun woonomgeving en levenswijze voortdurend te legitimeren. Het is bij de verhalen van de bewoners daarom ook een kwestie van tussen de regels lezen, het op de juiste wijze duiden van de aarzeling in de formulering en de inconsistentie in het levensverhaal. Dat wat verzwegen wordt over nieuwe angsten en normen is minstens zo belangrijk als dat wat wel verteld wordt. Want het zijn natuurlijk geïdealiseerde en geromantiseerde verhalen die de bewoners in de gesprekken over zichzelf vertellen. Ze vormen de hoofdrolspelers in de door henzelf geregisseerde toneelstukken. In het empirische sociologische onderzoek is geen blik geworpen op de duistere wereld achter de fictie van het dagelijks leven. Twijfels over de nieuwbouwwijk worden op het moment van het interview overstemd door de opgetogenheid over de net aangeschafte grotere en comfortabele woning. Het is na deze sociologische verkenning dan ook weer de beurt aan de romanciers en filosofen om de illusies en idylles af te breken en het menselijk tekort in de buitenwijken te beschrijven. ‘Ik zou niet zonder kunnen, ik vind het hier prettig, maar af en toe heb ik gewoon het idee dat ik meer wil, dat ik hier weg moet. Dan ga ik naar de stad, het bruisende leven. Af en toe beknelt het hier. Toen ik met zwangerschapsverlof was, was ik natuurlijk de hele dag thuis, en dan is er geen kip te bekennen hier, bijna iedereen is tweeverdiener. Dan wil je gewoon even mensen om je heen hebben. In een stad heb je dan toch meer leven gedurende de hele dag.’ |
|