| |
| |
| |
Martin Bril
Suburbia Blues
Ik ben in een buitenwijk geboren, het Kanalen
Eiland in Utrecht, en het dreunen van heimachines
is de soundtrack van mijn jeugd en de vooruitgang.
Die dingen hangen onlosmakelijk samen, ik kan er
niets aan doen. Die jeugd speelde zich af in het
begin van de jaren zestig, toen Nederland de handen
uit de mouwen had gestoken voor een
toekomst die nu eens geen droom was, maar een
werkelijkheid om de hoek, voor iedereen
bereikbaar die maar wilde werken.
In mijn jeugd werd altijd gewerkt.
Iedere ochtend reden alle vaders de straat uit,
iedere avond kwamen ze terug, de een na de ander,
sommigen pas als het donker was. Als de vaders
weg waren, en de straten leeg, waaide er zand door
mijn jeugd en moeders duwden hun kinderwagens
tegen de wind in naar de noodwinkel die in een
keet was gevestigd, terwijl verderop het
winkelcentrum uit de grond werd gestampt. Ik
hoor nog de wielen knarsen in het zand, de
heimachines in de verte, de zwarte rook die in
aandoenlijke pufjes boven de daken van de
overburen omhoog werd gedreven. Zaterdag was
de enige dag dat alle vaders thuis waren. Ze wasten
hun auto's, reden moeder naar de stad om te
winkelen, speelden 's middags met hun zonen die
alles van auto's wilden weten. Iedereen eindigde
gebogen over de motor van de nieuwste Taunus uit
de straat. Er was in mijn jeugd altijd sprake van
Ik geloof dat ik een gelukkige jeugd heb
| |
| |
gehad, in ieder geval hing er een sfeer van
optimisme en daadkracht overheen, van frisse
lakens aan alle balkons op iedere maandagmorgen,
van woensdag gehaktdag en mannen die met het
bovenste knoopje van hun overhemd los en de
stropdas omlaaggeschoven verfrommeld thuis
kwamen, te laat voor het eten dat klaar stond om
vuurvast te worden opgewarmd. Daarna gingen de
kinderen naar bed en zaten pa en ma in de
huiskamer te rekenen, want ze wilden verder, naar
een nieuw huis, een groter huis, een eigen huis.
Eerst een flatje, dan een rijtjeshuis, liefst eentje op
een hoek, vervolgens twee onder één kap, tot slot
iets dat vrijstaand was, een bungalow, een villa of
Volgens die logica zagen de ouders van mijn
jeugd het leven, en velen slaagden erin die logica
aan hun wilskracht te onderwerpen. Vooruitgang
bestond, als je maar werkte. De buitenwijk was een
startpunt van al die dromen, het was de bakermat
van de stijgende lijn - het ideaal van het eigen
bezit, onafhankelijkheid. Vrijheid. Zo zie ik het. Zo
heb ik het beleefd. Het kan zijn dat het beeld
vertekend is door jeugdsentiment, heimwee en
melancholie, ongetwijfeld, maar dat doet er niet
toe. Het is een beeld dat staat, als het
Buitenwijken zijn er nog steeds.
Het is er mooier dan ooit, vooral op papier
en in gedachten, maar zelfs in werkelijkheid. Maar
de buitenwijk, dat landschap van de toekomst, is
nu zelf de toekomst zelf geworden. Architecten,
ontwerpers, stedebouwkundigen, ze moeten er in
mijn jeugd ook zijn geweest, maar ik herinner me
er weinig van. Alles was saai en functioneel, snel
en goed, effectief, precies genoeg om mee te
beginnen, maar niet ontworpen om een leven lang
in te wonen. Het was behelpen, maar in het licht
van wat komen ging was dat juist inspirerend.
Niemand bleef, iedereen wilde verder, naar elders,
De buitenwijken zoals die de laatste jaren
| |
| |
ontstaan maken met al hun futuristisch elan de
indruk een eindpunt te zijn, een gerealiseerde
droom, een wonder van design en planning, een
ideaal dat werkelijkheid is geworden in staal, glas,
beton, gezellige bakstenen en heel veel politiek
correct groen. Daverende perfectie, een voorschot
op de eeuw die komen gaat. Het enige dat het beeld
verstoort, zijn de mensen die er wonen. Zij maken
een onthechte, verdwaalde indruk. De moderne
buitenwijk is een plaats geworden waar je niet
meer vertrekt, het is een eindstation in plaats van
een begin, het is een landschap waar de stedeling
terechtkomt die de metropool ontvlucht omdat hij
bang is voor de toekomst van zijn kinderen, of
omdat het leven in een stad als Amsterdam alleen
nog maar betaalbaar is voor de rijken en hij niet tot
de armen behoort die dreigend, indolent en de taal
onmachtig de rest van de stad bevolken. Het nieuw
te realiseren IJburg, nabij Amsterdam, zal uit
eilanden bestaan die middels ophaalbruggen met
elkaar zijn verbonden. Sommige eilanden - waar de
duurste woningen komen te staan, koopwoningen
waar geen subsidie bij komt kijken, villa's van
tussen de zeven en negen ton - zullen zelfs de
bruggen ophalen. Daarmee heeft ‘the gated
community’ zijn intrede gedaan in Nederland. Wij
willen ons kennelijk verschansen, en verstoppen
Ik geloof in vooruitgang.
Ik geloof ook dat het een heilige opdracht is
die vooruitgang te dienen, vorm te geven en ja, te
realiseren. Een buitenwijk waar je niet uit kunt, al
is ie nog zo wijds en polderesk ontworpen, is geen
buitenwijk maar een getto. En hetzelfde geldt
voor suburbia waar de bewoners alleen nog uit
komen als ze naar Ikea moeten, aan
koninginnedag in de hoofdstad deel wil nemen of
op vakantie gaan. Het is kenmerkend voor onze
tijd dat het oude ideaal van vooruitgang en
verbetering, modernisering en vrijheid haaks is
komen te staan op een werkelijkheid die
eenvoudig hard werken niet meer beloont.
| |
| |
Recreatie en vrije tijd zijn de eufemismes die we
daarvoor in het leven hebben geroepen, suburbia is
het land waarin de zwijgende meerderheid van het
volk is opgesloten. Prozac en Joop van den Ende
doen de rest. Wij wonen in een land dat op
maandagochtend met tegenzin aan de slag gaat.
Maar het is goed nieuws voor de mensen die
verantwoordelijk zijn voor de planning van de
toekomst, de bouwers, architecten, politici en
aktiegroepen. Zij zijn bij machte de letterlijke en
figuurlijke spiegels te ontwerpen en te bouwen
waarin we iedere ochtend onszelf kunnen zien
zoals we zouden willen zijn, zij bouwen, als het
goed is, de contouren van wat de horizon van onze
dromen moet worden. Dat klinkt vaag, en
misschien is het wel onzin, maar zonder dromen
kunnen mensen niet leven, zonder vooruitgang is
niets de moeite waard. Als de buitenwijk een eiland
wordt waar buitenstaanders niet op kunnen, is het
|
|