| |
| |
| |
Maarten Asscher
De verstekeling
Het ergste was nog het licht. En er zat iets in zijn mond. En er was de stank, die zelfs door zijn poriën naar binnen leek te dringen. De ongemakkelijke houding waarin hij lag voelde hij niet meer. Doordat zijn polsen achter zijn rug aan elkaar waren vastgemaakt en ook zijn enkels waren samengebonden, lag hij zo verkrampt dat hij zich niet kon bewegen. Van opstaan kon al helemaal geen sprake zijn. Maar het licht, dat was pas echt vreselijk. Het was waarschijnlijk speciaal zo vreselijk bedoeld, om ervoor te zorgen dat niemand in de wc's zou blijven rondhangen. Het licht sneed door zijn ogen, van alle kanten weerkaatst door het wit. In combinatie met de pijnlijke bult op zijn hoofd gaf het licht hem de sensatie dat hij gek aan het worden was. Hij had wel om hulp willen roepen, maar er zat iets groots en plakkerigs in zijn mond.
Hoe lang hij daar al lag, kon hij met geen mogelijkheid nagaan. Het zou dertig minuten of zes uur hebben kunnen zijn. Op een gegeven moment is er tussen die alternatieven geen verschil meer en lijkt de meest langdurige schatting de juiste. Omdat hij geen buitenlicht zag, kon hij ook niet vaststellen of het al ochtend aan het worden was. Hij deed en dacht alles op halve snelheid en zolang hij zijn ogen niet normaal kon openen, leken zijn overige zintuigen ook op halve kracht te werken.
Toen hij een beetje bij zijn positieven kwam, duurde het enige tijd voordat hij goed en wel besefte in wat voor ruimte hij beland was. Hij lag op een tegelvloer, met zijn gezicht tegen de blauwwit blinkende pot van een toilet aan. Hij was wakker geschrokken van een oorverdovend geruis dat zich binnen in de pot naar beneden stortte. Verderop hoorde hij een deur slaan en daarna - zachter - nog een. Vervolgens was het weer stil. Er bleef alleen een vaag muziekje in de lucht hangen, als een achterblijfsel van het spoelwater.
Hij kreeg het zo benauwd dat hij niet meer goed kon ademen. Die prop moest zijn mond uit. Door eindeloos kauwen, spugen en slik- | |
| |
ken wist hij het spul beetje bij beetje weg te werken. Het bleek wcpapier te zijn.
Hij kon zich niet herinneren hoe hij daar op de grond terechtgekomen was, of waar dat ‘daar’ zich precies bevond. Met alle gedachten die hij kon opbrengen, voorzover niet verdoofd door pijn en stank, probeerde hij eerst zijn lichamelijke situatie te achterhalen. Pas daarna kon hij gaan nadenken over zijn omgeving en over een juiste aanpak van zijn bevrijding. Zo drong het om te beginnen tot hem door dat hij zijn eigen kleren niet aanhad. In plaats daarvan droeg hij een groenblauwe overall, die door het geschuif over de wcvloer nat en smerig was geworden. Ook meende hij te voelen dat zijn polshorloge was verdwenen. Hij had er trouwens toch niet op kunnen kijken. Het werd hem duidelijk dat hij het slachtoffer was van een beroving.
Na een aantal mislukte pogingen slaagde hij erin, dankzij een mentale aanloop van vele meters, om zichzelf met een ruk op zijn andere zij te draaien. Het was een manoeuvre die hij met een paar pijnlijke plekken op zijn heup en schouder moest bekopen. Toch was het de moeite waard, want hij lag nu niet meer tegen de wc-pot aan te kijken, maar had uitzicht over de vloer van een stuk of tien, twaalf aangrenzende wc-hokjes. De scheidingswanden liepen tot tien centimeter boven de wit betegelde vloer. Met zijn wang tegen de vloertegels kon hij er juist onderdoor kijken. Het wachten was op iemand die hem hier zou vinden en hem uit zijn bizarre positie zou bevrijden. Hij riep een paar keer luid om hulp, maar zijn droge stem echode zinloos in het witte niets. Zo moeten koeien of varkens zich in het voorgeborchte van een abattoir voelen, bedacht hij.
Of hij intussen weer buiten bewustzijn was geweest, wist hij niet, maar plotseling hoorde hij een deur dichtslaan en zag hij twee leren laarzen met een slobberige broek een van de verderop gelegen hokjes binnengaan. De voeten draaiden zich om, de deur ging op de knip en de groene broek viel over de enkels op de vloer. Hij wilde juist iets roepen, toen er zulke smerige geluiden klonken dat hem iedere lust tot contact verging. Terwijl de lucht om hem heen verder vergiftigde, hoorde hij vreemde piepjes. De man begon in een onbegrijpelijke taal te spreken en deed dat op luide, ruzieachtige toon. Het leek een serie bevelen, die geen enkele ruimte voor tegenspraak bood. Hij was blij dat hij deze onbehouwen tiran niet als zijn redder had aangesproken. Na enkele minuten werd het gesprek abrupt beëindigd en in grote haast verliet de man het toilet. Gelukkig spoelden de wc's direct automatisch door, want de lucht was nu niet meer te harden.
| |
| |
Na geruime tijd, waarin hij tevergeefs probeerde wakker en alert te blijven, klonken er opeens vlak bij zijn oren klikkende hakken over de vloer. Voor zijn gezicht verschenen twee enkels op roodblauwe schoenen met hoge hakken. Ze waren het hokje naast het zijne binnengegaan. Nu had hij natuurlijk meteen op normale toon om hulp kunnen vragen, maar hij aarzelde omdat hij zich schaamde en ook omdat hij in verwarring raakte. Dit was toch een heren-wc? Wat zou er gebeuren als zij het uitgilde van schrik?
Vlak voor zijn neus werd een grote blauwe tas op de grond gezet waarop een logo was aangebracht met de tekst ‘nordic airways’. De handen die bij de voeten hoorden deden de deur op slot. Hij kon nu niets meer zien, maar kon gelukkig zelf ook niet meer gezien worden. Hij voelde zich nietig als een kever. Nu iets roepen zou een scène van jewelste opleveren en hij had toch al het gevoel dat hij over zijn situatie meer uit te leggen had dan hijzelf begreep.
Er klonk een energieke urinestraal, recht in het potwater, gevolgd door gebommel van de rol wc-papier tegen het scheidingswandje. De vrouw stond hoorbaar op, haar kleding ruiste en omhoog ging de tas. Hij slaagde er niet in om enig geluid voort te brengen en vanaf de vloer keek hij onmachtig toe hoe de enkels zich tweemaal omdraaiden en zich daarna verwijderden. Na een kort oponthoud bij de wastafels hoorde hij ze de deur uit klakken.
Zozeer werd hij nu bevangen door het uitzichtloze en bizarre van zijn situatie en zozeer overmand door kramp en stank, dat hij - ondanks het gemene licht in de witte ruimte - op een gegeven moment in een soort hallucinerende toestand raakte. Hij droomde dat hij hoog boven de oceaan door een gat in de vloer het vrije luchtruim in viel. Pijnlijk bekneld door de draden van een zich niet goed openende parachute suisde hij als een rotsblok door de ruimte. Hij verlangde ernaar om zijn armen wijd te strekken en in zee te plonzen, maar al kwam het geluid van de branding steeds dichterbij, hij bleef eindeloos vallen zonder ooit het wateroppervlak te bereiken.
Op de avond dat David Melba tijdens een verjaardagspartijtje bij zijn zus ten prooi viel aan de charmes van Jetta Bordein, was het met zijn vorige vriendin nog niet helemaal uit. Dat leverde dus een slechte basis voor de toekomst op, want de bouwstenen voor deze nieuwe liefde raakten verward met het nog niet afgevoerde puin van de vorige. Maar David liet het toch gebeuren. Hij was eerder iemand
| |
| |
die zich instelt op de omstandigheden dan iemand die het initiatief neemt om ze te veranderen. Jetta had die avond haar zinnen op hem gezet en ze was niet van plan om genoegen te nemen met een mislukking.
David was een intelligente jongen die de ambitie miste om met die intelligentie ook iets tot stand te brengen. Hij woonde in een bescheiden tweekamerappartement met een balkon op het noorden, en hij werkte als computerspecialist op het belastingkantoor. Met zijn zachte gelaatstrekken en zijn jongensachtige donkere bos krullend haar maakte hij op menigeen direct een sympathieke indruk, maar hij was er de persoon niet naar om daar in zijn gedrag rekening mee te houden. Bovendien was hij van nature te onzeker om ijdel te zijn. Hij had een hekel aan drammers en was op zijn negenentwintigste tot het inzicht gekomen dat het leven heus niet zoveel te bieden heeft als de meeste mensen wel denken. Het was dus het beste om er niet met alle geweld van te willen genieten, dan viel het in de praktijk alleen maar mee.
Davids vorige vriendin had deze wat lamlendige levenshouding slecht kunnen verdragen en bijna een jaar lang tevergeefs geprobeerd om David op te peppen, te stimuleren, uit zijn tent te lokken. Hij liet dat langs zich heen gaan. Hij protesteerde niet echt, maar voelde zich evenmin uitgedaagd. Ten einde raad had het meisje hem daarop voor een keus gesteld, hem willen dwingen tot een duidelijke beslissing over zichzelf. Ze had hem een lange brief geschreven, vol Grote Dingen in het Leven, over hun toekomst, over zijn en haar carrière, over kinderen krijgen, over haar ouders en haar jeugd. Acht velletjes vol. Met als uiteindelijke vraag of hij met haar wilde gaan samenwonen.
David had haar een ansichtkaart teruggeschreven met het bericht dat hij niet goed wist wat hij precies moest antwoorden, maar dat hij haar brief met respect had gelezen. Dat kaartje had hij vier dagen later pas bij haar langsgebracht. Toen hij het door de brievenbus schoof, had zij stomtoevallig juist aan de andere kant van de deur in het halletje gestaan. Dus was ze woedend dat hij, na vier volle dagen wachten met een antwoord, niet eens de moeite had genomen aan te bellen, al was het maar om even te kijken of zij thuis was.
‘Zo kan het echt niet langer, David. Word eens wakker, jongen!’ had ze later over de telefoon gezegd. Aan de andere kant van de lijn had David gezwegen, en het telefoongesprek was niet zozeer beëindigd als wel halverwege vanzelf blijven steken. Op een gegeven moment legden ze allebei tegelijkertijd de hoorn neer.
De volgende avond was hij op de verjaardag van zijn zus Lisette
| |
| |
en daar was het dat hij uitgerekend Jetta tegenkwam. Van een afstand kenden Jetta en David elkaar al langer. Davids zus had bij dezelfde luchtvaartmaatschappij gewerkt waar ook Jetta als stewardess begonnen was, en zo hadden David en zij elkaar weleens ontmoet. Maar het was bij een oppervlakkig contact gebleven. Tot die bewuste avond, waarop Jetta hem ineens in deze overvolle huiskamer zag binnenkomen.
‘Hé David!’ riep zij hem iets te luid toe, over een paar mensen heen. Enkele hoofden draaiden zich naar haar om.
‘Eh, dag,’ zei David en stak zijn hand op. ‘Ik kom zo naar je toe. Even Lisette feliciteren, hoor.’
Nadat hij de jarige Lisette had begroet en haar zijn cadeautje had gegeven, wurmde David zich een weg tussen mensen en meubels door en dronk met deze en gene een glaasje wijn, tot hij in de hoek van de kamer belandde waar Jetta stond. Met haar lange blonde haar dat over een strak rood truitje viel, stond ze half-zittend tegen de rugleuning van een stoel, en ze had een nagenoeg volle fles witte wijn onder handbereik. Ze schonk voor David een lekker glas in. Na een uitwisseling van nieuwtjes over zijn zus, die intussen ook bij een andere maatschappij werkte dan waar Jetta en zij jaren geleden waren begonnen, raakten ze in een gesprek verwikkeld, eerst over Lisette, toen over Davids werk en vervolgens over dat van Jetta. En intussen deed de witte wijn zijn goddelijke werk.
‘Weet je,’ zei Jetta, ‘stewardessen hebben heus niet zo'n fantastisch leven.’
‘Wat een onzin,’ reageerde David.
‘Nou, het zijn anders waanzinnige uren die je maakt, en het salaris is eigenlijk het enige waarvoor je het doet.’
‘Kom, kom, wat je allemaal niet te zien krijgt van de wereld. En zo zwaar is het werk nou ook weer niet.’
‘Dat had je gedacht,’ sprak Jetta, nu feller, ‘je hebt onderweg geen minuut voor jezelf. En wat je van de wereld te zien krijgt zijn wolken, asfalt en hotelkamers, dus wat dat betreft...’ Ze maakte haar zin niet af, nam nog een slok wijn en keek David aan.
‘Ik hou eigenlijk wel van stewardessen,’ sprak deze een beetje plechtig en hield zijn glas omhoog, zodat Jetta het kon bijschenken. ‘Een stewardess is eigenlijk het ideale rolmodel voor een vrouw.’
Jetta zei even niets. David nam nog een slok, om erachter te komen wat hij precies bedoelde.
‘Ja, een stewardess is de perfecte combinatie van een mannequin, een moeder, een verpleegster en een politieagente. En ook nog een toverfee.’
| |
| |
‘Een toverfee?’ herhaalde Jetta vragend en leunde met haar hoofd en schouders iets voorover naar David.
‘Jazeker,’ zei deze, boven het geroezemoes in de kamer uit. Er waren nu minstens twintig mensen in deze ruimte, die eigenlijk maar voor één persoon was ingericht. De drukte en de warmte stegen hem naar het hoofd. ‘De stewardess tovert eten en drinken uit het niets,’ legde David uit. ‘Ze kan moeiteloos vliegen. Ze brengt glanzende en geurige geschenken rond en ze glimlacht alsof ze iedere droomwens in vervulling kan laten gaan.’
‘Wat een flauwekul,’ flapte Jetta eruit, en ze keek David nu uitdagend aan. Maar die ging onverstoorbaar verder, terwijl hij een fles witte wijn aanpakte die hem van opzij werd aangereikt.
‘Een stewardess is eigenlijk ook nog een sadistische meesteres, die in haar suggestieve uniform mannen die vastgebonden zitten het hoofd op hol brengt.’
‘Nou, nou,’ zei Jetta lachend, ‘jij haalt er heel wat fantasie bij. Heb je eigenlijk weleens in een vliegtuig gezeten?’
‘O, vaak genoeg, maar begrijp me goed, ik heb het niet over Nederlandse stewardessen, hoor. Ik bedoel die prachtige prinsessen van Singapore Airlines en Garuda, die zijn...’
Pats! Verder kwam hij niet. Voordat David in de gaten had wat er gebeurde, had Jetta hem met haar vlakke hand een klap tegen zijn wang gegeven, die harder aankwam dan zij bedoeld had. David verloor zijn evenwicht en kon maar net verhinderen dat hij zijdelings over een bank met mensen heen viel. Hij hield zich nog juist staande, maar een deel van de inhoud van zijn wijnglas kwam in de nek van iemand terecht die op de bank zat en een luide kreet slaakte. De kamer was op slag doodstil. Iedereen keek naar Jetta en David.
Jetta begon verschrikkelijk te lachen. Er was geen houden aan. Ook anderen, die niet precies wisten wat er gebeurd was, zagen nu iets grappigs en begonnen mee te lachen. David bleef beteuterd staan kijken en kon geen woord uitbrengen. Was dit nou als belediging bedoeld of niet? Hij nam de laatste slok uit zijn glas en gaf zijn zakdoek aan de jongen die wijn over zich heen had gekregen. David mompelde iets en keek afwisselend naar de gierende Jetta en naar de luid lachende mensen in de rest van de kamer. Net toen David zich bedacht dat hij eigenlijk dronken was, ging Jetta rechtop voor hem staan en gaf hem een zoen vol op zijn mond. Iedereen juichte en David moest nu zelf ook lachen.
Een halfuur later verlieten Jetta en David samen het weer zeer geanimeerde partijtje. Jetta troonde hem achter op haar fiets mee naar huis. En daar, te midden van de rotzooi in een slaapkamer van ie- | |
| |
mand die er meestal niet is, bedreven zij in een zeer ongelijke strijd de liefde.
Om kwart over zes de volgende ochtend, terwijl Jetta nog in een onnavolgbare slaap verloren lag, stond David op en kleedde zich stilletjes aan. Hij schreef een briefje met de tekst: ‘Zo bedoelde ik het niet. Dag. David.’ Hij zag zo gauw geen plaats in de kamer waar het papiertje voldoende zou opvallen, dus liep hij naar de douche en zette zijn boodschap schuin tegen haar tandenborstelbeker op de wastafel. Hij keek daarna nog één keer om de hoek van de slaapkamerdeur naar haar halfnaakte lichaam, en sloop toen het huis uit.
Wandelend over de kille vrijdagochtendstraten op weg naar zijn eigen huis besloot David dat het zo niet langer ging. Hij had het gevoel dat hij een beslissing moest nemen. Iedereen wilde van alles van hem. Hij had er behoefte aan in alle rust na te kunnen denken. Wat voor iemand wilde hij eigenlijk zijn? Hij vond dat hij er maar eens een weekje tussenuit moest.
Het meisje van Quick Tours deed net of ze heel behulpzaam was, maar dwars daardoorheen zag je haar ongeduld en irritatie. David Melba kon het ook niet helpen dat hij niet precies wist wat hij wilde. Het kon hem niet zoveel schelen waar hij heen ging, als het maar een week in het zuiden was, waar nog een beetje zon te beleven viel en rust en stilte. Probleem was dat hij direct wilde vertrekken, liefst dezelfde avond nog, of anders de volgende dag. Hij had schoon genoeg van zijn leven hier en had die ochtend naar zijn baas gebeld en de hele volgende week zonder probleem vrij kunnen krijgen van zijn werk. Dus wilde hij nu ook zo snel mogelijk weg.
Na een hele stapel gidsen samen doorgewerkt te hebben kwamen ze eerst uit bij de Canarische Eilanden (daar bleek alles vol te zitten), vervolgens bij Kreta (dat was alleen nog voor twee weken te boeken), zodat tenslotte de keus viel op een van de Eolische eilanden, ten noorden van Sicilië, waarvoor nog juist één vliegtuigstoel met bijbehorende accomodatie te vergeven was. Zeven dagen, met hotel, vertrek diezelfde nacht, en nog een uiterst voordelige last minute-aanbieding ook.
David zei dat hij het best vond en zij begon het ingewikkelde gevecht met haar computer om zijn reservering ‘erdoor’ te krijgen. Achter David had zich intussen een rij wachtenden gevormd. Hij keek afwisselend naar de handen van het meisje en de presentatie
| |
| |
van zijn reis in de vakantiegids. Het was een wonder dat ze met die onwaarschijnlijk lange vingernagels nog een toetsenbord kon bedienen, meende hij.
Vanaf de ligbedden op het privé-lavastrand van Hotel Eolian op het eiland Vulcano keek je volgens de gids prachtig uit over het blauwe water naar het zeshonderd meter verderop gelegen eiland Lipari. Ook de eilanden Filicudi en Salina lagen vlakbij en konden met een gehuurd vissersbootje probleemloos bezichtigd worden. Aan haar rechter ringvinger droeg het meisje twee gladde trouwringen, die ze bij het nadenken soms even tegen haar onderlip aan hield. Misschien was ze wel met twee mannen getrouwd, een als reserve, dagdroomde David.
Dat Hotel Eolian, aldus de hoofdzakelijk in blauw geïllustreerde folder, een ‘uitgestrekt complex’ was, bestaande uit ‘verschillende gebouwen met prima ligging’, voorzien van een ‘tv-ruimte, bar en tafeltennis’, dat moest David maar voor lief nemen. Overdag zou hij toch niet rond het hotel blijven hangen. Wat hij op Vulcano wel ging doen, wist hij niet, maar hij verheugde zich er daarom niet minder op. Eigenlijk wilde hij simpelweg de verwarrende periode die hij achter de rug had op een onbezorgde en zonnige manier afsluiten, en het laatste waar hij behoefte aan had waren verplichtingen of andere complicaties.
Pas toen zijn reis er al helemaal ‘doorheen’ was, kwam het meisje van Quick Tours met de mededeling dat het eiland Vulcano niet rechtstreeks per vliegtuig te bereiken valt. Dat kon alleen via Sicilië. Daar zou de hele groep op de heen- en de terugreis één nacht in een hotel bij Messina verblijven, omdat ze de afstand tussen de Siciliaanse havenplaats Milazzo en Porto di Levante op Vulcano tweemaal per boot moesten afleggen. Met de nagel van haar wijsvinger snijdend over de kaart, wees het meisje David de route aan die hij zou varen. Vreselijk vond hij dat langdurig optrekken met een groep landgenoten, en het betekende dat zijn vakantie in werkelijkheid niet zeven, maar slechts vijf dagen zou duren. Maar keus had hij niet meer, want de reis was al geboekt. Het minste wat je er achteraf van kon zeggen, was dat het een slecht voorteken was.
David zou vliegen met Transinternational Airlines, zo'n populaire chartermaatschappij die zijn passagiers het liefst in het bagageruim zou inblikken, om zoveel mogelijk ruimte, eten en drinken te sparen en de algehele service tot het niveau van vrachtvervoer te beperken. Maar goedkoop was het wel. Het tijdstip van vertrek van zijn vlucht was 1.50 uur diezelfde nacht en hij werd dringend verzocht, aldus een foldertje bij het ticket, om twee uur van tevoren in
| |
| |
te checken. Daar gaat mijn nachtrust, rekende hij zichzelf voor.
David betaalde en nam zijn ticket en alle andere reispapieren van het meisje in ontvangst. Hij drong zich tussen de zes, zeven wachtenden die achter hem stonden naar de deur. Ze keken hem geërgerd aan, maar hun aanwezigheid had hem ook geïrriteerd. Hij had daardoor het onprettige gevoel gekregen dat het hier lopendebandwerk was, terwijl hij juist helemaal voor zichzelf een beslissing had genomen om een reis van eigen keuze te maken. Maar eenmaal weer buiten voelde hij een goed humeur komen bovendrijven en in opperbeste stemming liep hij de stad in. Over twee dagen zou hij aan zijn privé-lavastrand liggen, zonder dat iemand wist wie of waar hij was. Dat was nog eens een goede manier om je leven te ontvluchten.
Toen hij aan het eind van de middag met een paar inkopen thuiskwam, bleek er een bericht van Jetta op zijn antwoordapparaat te staan. Hij drukte een paar keer stevig op de knop ‘wissen’, want daar had hij nu echt geen zin in. Ze begreep iets niet van hem, zoveel ving David nog op. Direct nadat hij haar boodschap had gewist, had hij er spijt van. Hij wilde haar meteen terugbellen, maar bedacht zich. Eerst een weekje tot mezelf komen, hield hij zich voor. Bovendien, als hij Jetta nu zou bellen en haar zou zeggen dat hij een paar dagen wegging, zou zij zijn plotselinge vertrek natuurlijk verkeerd opvatten. Het was dus beter om het even zo te laten.
Tegen middernacht kwam David met de trein aan op het vliegveld. Het lag er donker, groot en verlaten bij. Door de talloze lichten en lichtjes die er binnen en buiten brandden, leek de duisternis alleen maar dieper. Hij had slechts een reistas bij zich die hij als handbagage in het vliegtuig kon meenemen, omdat hij een hekel had aan dat gewacht op je koffer als je zelf al bent gearriveerd.
Op de tv-schermen met vertrektijden stond zijn vlucht ta 055 niet om 1.50 uur, maar om 4.15 uur aangegeven. Dat moet een vergissing zijn, was zijn eerste reactie. Hij keek om zich heen, zoals iemand die zijn eerste stappen zet in een hem onbekende stad. Er waren op dit uur maar weinig mensen op het vliegveld en de meesten waren medereizigers die zelf op weg waren of ongestoord naar huis wilden. Het weinige luchthavenpersoneel dat er rondliep, zag er niet uit of men tijd had om een vraagje van David te beantwoorden over de vertrektijd van zijn vakantievlucht. Na enig dwalen vond hij in een van de verlaten vertrekhallen een balie met het logo van Transinternational Airways. Een vrouw met geblondeerd haar en met een sigaret tussen haar lippen was bezig haar papieren in een tas te stoppen.
| |
| |
‘Goedenavond,’ zei David, ‘ik heb een vlucht geboekt met Transinternational Airways om tien voor twee. Vluchtnummer ta 055 is dat, naar Sicilië. Maar nu zie ik op het scherm dat die pas om kwart over vier vertrekt. Is dat zo?’
‘Nee hoor, dat kan niet,’ zei de vrouw resoluut.
‘O, mooi, dus hij gaat gewoon om tien voor twee.’
‘Nee, hij gaat pas om kwart over vier, maar via uw reisbureau moet u vanmiddag bericht hebben gekregen dat de vlucht later vertrekt. Dat is standaard bij nachtvluchten als er een vertraging van meer dan twee uur verwacht wordt. Bij wie hebt u uw reis geboekt?’
‘Bij Quick Tours,’ antwoordde David, terwijl hij slechte zin in zijn reis begon te krijgen.
‘O, maar dan hebben ze u vast en zeker vanmiddag gebeld.’ Ze ritste een grote tas dicht en drukte haar sigaret uit. Ze leek aanstalten te maken om de balie te sluiten. Zometeen was ze misschien door het deurtje in de achterwand verdwenen. David werd overvallen door een gevoel van onrechtvaardigheid.
‘Ja zeg, wacht eens even,’ sprak hij. ‘Er heeft mij helemaal niemand gebeld. Ik kom hier op de tijd die op mijn ticket staat en nu moet ik hier nog vier uur lang rondhangen, voordat ik eindelijk kan vertrekken. Dat gaat toch zomaar niet?’
‘Meneer,’ sprak de vrouw vermoeid, terwijl ze het sjaaltje om haar hals verschikte en haar hoofd vervolgens een beetje schuin hield, ‘het is standaard dat bij goedkope chartervluchten de vertrektijden kunnen veranderen. Als u dat niet wilt, moet u voor vijf keer zoveel geld een lijnvlucht boeken. Het enige wat ik voor u kan doen is u een maaltijd-voucher aanbieden. Uw vliegtuig komt nu eenmaal pas om half vier binnen en daar is echt niks aan te doen. Neemt u dat van mij aan.’
Even later liep David met zijn tegoedbon in de ene en zijn reistas in de andere hand opnieuw langs de incheckbalies in de grote vertrekhal. Davids bescheiden persoonlijkheid vloeide weg in de onbepaalde atmosfeer van deze kolossale ruimte. Een jongeman van circa 1.80 meter met donker, krullend haar, gekleed in een korte blauwe jas en een beige spijkerbroek, en met een blauw-gele reistas in de hand. Hij kon eigenlijk iedereen zijn, onderweg van overal naar nergens, of vice-versa. Hier en daar verschenen plukjes van twee of drie mensen, die spoedig weer in draaideuren, via roltrappen en achter balies oplosten. Af en toe klonk door de enorme ruimte het irritante geluid van een koffer op wieltjes, die over de kleine tegels op de vloer werd voortgetrokken.
Misschien had het meisje van Quick Tours inderdaad geprobeerd
| |
| |
hem te bellen, bedacht David zich met schrik. Toen hij zo rigoureus de boodschap van Jetta op zijn antwoordapparaat had gewist, had hij misschien per ongeluk ook een andere boodschap verwijderd.
Het was nog te vroeg om in te checken, en om voor die paar uur helemaal heen en weer naar huis te gaan was ook onzin. Hij zou Jetta nu wel willen bellen, maar het was al na middernacht. David nestelde zich op een ongemakkelijke plastic kuipstoel met een Amerikaanse krant van de vorige dag, die hij slenterend van een verlaten counter had meegenomen. Hij had nog meer dan drie uur wachten voor de boeg. Niet aan denken, dacht hij.
David las wel, maar merkte dat hij niets in zich opnam. Voortdurend werden er berichten omgeroepen in één, twee of drie talen, terwijl er nauwelijks mensen te zien waren voor wie die woorden bestemd konden zijn. Sommige oproepen waren exotisch en ronduit raadselachtig, in de trant van: ‘Mr Bodugu and Mr Kamingo, travelling to Kuala Lumpur, are kindly requested to get in touch with the crew of the Victory Spirit, who will arrive at 1.30 from Gate c38.’ Was dit een gecodeerde boodschap voor drugssmokkelaars, vroeg David zich af, of stond er inderdaad midden in de nacht hier ergens een Aziatische scheepsbemanning te wachten? David werd moe en dacht verlangend aan zijn eiland Vulcano. Hij vroeg zich af of de vulkaan op het eiland nog steeds werkte. Hij zou er zelf in ieder geval geen poot uitsteken. Hij stelde zich voor hoe het zou zijn als gloeiendhete lavastromen plotseling bezit zouden nemen van deze glanzende, moderne luchthaven. Hoe ruiten en aluminium deuren en grote spiegels van de hitte zouden knappen. Hoe vloeren zouden smelten en alle lichten zouden uitgaan. Hoe hij zou rennen voor zijn leven om ergens een uitgang te vinden.
David wilde wel even gaan liggen, zo slaperig was hij geworden, maar hij besloot dat hij iets moest gaan eten en stond met een ruk op. Hij had de maaltijd-voucher nog in zijn hand.
Rond een uur of twee zette David Melba zich - tegen afgifte van de tegoedbon - in een naargeestig synthetische eethoek aan het verorberen van een ‘Strudel van ossenhaas, afgemaakt met sauce milanaise’. Hij had deze gemalen hamburger met tomatenketchup nog maar nauwelijks naar binnen gewerkt, of hij voelde zich niet lekker. Ook het glas bier dat hij erbij had gedronken was niet goed gevallen.
Bij het binnengaan van de uitgestrekte heren-wc viel hem niets bijzonders op. Er was een dozijn wc-hokjes op een rij, waarvan sommige gesloten waren, terwijl andere deurtjes geheel of gedeeltelijk openstonden. Er klonk zachte melodieuze muziek, die lang niet
| |
| |
opwoog tegen de bedorven lucht die er hing. Voordat David had besloten welk hokje hij zou binnengaan voelde hij uit het niets een geweldige dreun tegen zijn achterhoofd. Hij ging finaal onderuit, waarbij hij lelijk tegen de witte tegels op de vloer smakte.
[fragment]
|
|