Maarten van Buuren
De artistieke ervaring
‘De kunstenaar is de schepper van mooie dingen,’ zegt Oscar Wilde aan het begin van The Picture of Dorian Gray. Met mooie dingen bedoelde Wilde dingen die hem genot verschaften. In de roman vertelt hij hoe Lord Henry zijn leven aangenaam vult met het bijwonen van toneelvoorstellingen, het bezoeken van tentoonstellingen en het verzamelen van Chinees porselein, kostbare boeken en Perzische tapijten. Pronkstuk van zijn verzameling is Dorian Gray, een levend kunstwerk dat hem hetzelfde artistieke plezier verschaft als een Grieks Hermes-beeld uit zijn collectie. Kunst is in de wereld van Wilde onlosmakelijk verbonden met leven en met genot.
De vermenging van kunst en leven spreekt me erg aan, maar niet op de manier die Wilde voorstelt. Wildes maatstaf voor schoonheid was de Griekse kunst. Mensen en dingen gaven hem artistiek genoegen voorzover ze hem herinnerden aan beelden, toneelstukken en gedichten van de Griekse meesters. Dat geeft iets stars en onbewegelijks aan zijn schoonheidsopvatting. En ook iets oppervlakkigs: Wildes kunstwerken hebben een wrijvingloze, naar kitsch neigende prettigheid. Dat is niet de schoonheid die mij treft. Maar welke is dat wel? Op die vraag weet ik zo geen antwoord. Ik zal mijn vraag wat bescheidener stellen: op welke momenten word ik getroffen door iets moois? Wanneer doen zich artistieke ervaringen voor en wat zijn dat?
De voorbeelden die me te binnen schieten zijn een beetje verwarrend, omdat hun aanleidingen weinig met kunst te maken hebben. Ze deden zich onverwacht voor bij dagelijkse bezigheden. Ik zal een voorbeeld geven.
Vorige week keek ik 's avonds laat naar de tv. De dag was lang geweest, ik was toe aan een uur pretentieloze verstrooiing. Er werd een programma aangekondigd over spionage in de ddr. Dat leek me wel wat. Ik verheugde me op de sluwe streken waarmee Oost-Duitse spionnen de Engelse mi-5 te snel af waren; op sigarettenpakjes, tubes tandpasta en dasspelden waarin ongelooflijk kleine fotoappartuur of even klein, maar dodelijk wapentuig verborgen zat. De wereld van James Bond, maar dan echt. Maar het viel tegen. Er verscheen naar Amerikaanse gewoonte een presentator in beeld die vertelde wie hij was, aan welk instituut voor polemologische of andere studies hij werkte aan de bestudering van spionagetechnieken door de eeuwen; dat de kennis omtrent een aantal perfide operaties te danken was aan ontdekkingen die hij had gedaan tijdens een studiereis door de voormalige ddr, welke reis voor deze gelegenheid was gereconstrueerd om hem, wandelend door de straten van Leipzig, in staat te stellen de kijker te informeren over de ongehoorde doortraptheid van een regime dat enzovoorts enzovoorts. Ik was al bezig om door te zappen naar een volgend kanaal toen de man halt hield bij een eigenaardig archief in het gebouw van de voormalige Stasi. Op hoge, brede schappen stonden daar duizenden flessen. Ze deden veel aan weckflessen denken en ze waren leeg, op een stofdoekje na. De flessen droegen etiketten met daarop de namen van ddr-burgers wier geur in de stofdoekjes was vastgelegd. Volgde een fascine-