een nachtpon vol met bloemetjes
's nachts ontbonden tot een vlecht
en als ze mij vertellen ging
at ik lekker van de appel
die ze in de oven had gelegd
en sneeuwde het soms laat in maart
dan zei ze: jongen pak wat sneeuw
en was daar vlug je ogen mee
De eerste dode die ik zag
- een dode waar ik niet van schrok -
dat was mijn oma die daar lag
Wie had dat nou van haar gedacht?
als meisje ging ze naar de markt
te voet naar Aken met een vracht
nu was ze dood, wat was ze klein
ik zelf was nu al tamelijk groot
ik wist niet wat nog komen moest
‘Kniettewies’ is geschreven in mijn moedertaal, de taal van Kerkrade, die met wat varianten ook de taal van Aachen en Köln is, en, in België, van de streek rond Eupen.