En dan is er al gauw geen houden meer aan. Een allochtonenpercentage tot tien à vijftien procent binnen de schoolpopulatie is voor een school prima, werkt zo'n beetje als de juiste hoeveelheid peper in een anders wat smakeloos recept. Maar als de schoolbevolking hogere percentages allochtonen kent, dan is dat voor verreweg de meeste autochtone ouders, en ook voor allochtone ouders met betere sociaal-economische status, een overheersende reden om een andere school voor hun kinderen te kiezen.
Vanaf vijfentwintig procent allochtonen is de keuzefactor ‘mijn kind niet bij allochtonen’ zo overheersend dat andere keuzefactoren voor de school in kwestie niet meer meespelen; de school wordt een zwarte school.
Er zijn nog steeds mensen die dat wel prima vinden. Alle achterstandsproblemen zijn op deze wijze mooi in bepaalde wijken op één hoop geveegd, we gooien er wat extra faciliteiten tegenaan en als dat dan niet helpt, dan is de problematiek tenminste buiten het gezichtsveld. Maar helaas verergert de problematiek daardoor in tweeërlei opzicht. De problemen van leerlingen op zwarte scholen worden groter en er ontstaat een bedreiging voor onze welvaart, dus beschaving en cultuur.
Leerlingen van zwarte scholen krijgen niet de gelijke kansen aangeboden die het onderwijs alle kinderen van dezelfde leeftijd zoveel mogelijk zou moeten aanbieden. De individuele taalachterstand van allochtone kinderen eist een omgeving waarin de heersende taal van het land, Nederlands dus, de voertaal is. Op een zwarte school is dat te weinig het geval, waardoor het behalen van goede onderwijsresultaten te weinig lukt en er in dit opzicht een vicieuze cirkel ontstaat. Iedereen weet van de slechte onderwijsresultaten van zwarte scholen en tot mijn grote woede is het zelfs politiek correct aan het worden om deze slechte resultaten goed te noemen.
De meeste zwarte scholen hebben zich bij hun situatie neergelegd en maken er het beste van. De reportages over deze scholen zullen de lezers van dit artikel niet ontgaan zijn. Hoe goed al deze zwarte scholen zichzelf ook vinden en hoe goed voor mijn part mevrouw Netelenbos of mevrouw Adelmund ze ook mogen vinden, doet voor de problematiek nauwelijks terzake. Ik vind die scholen niet alleen goed, ik vind ze op een bepaalde wijze ontzettend goed en heb diep ontzag voor de arbeid die daar op onderwijsgebied en aangrenzende welzijnsterreinen verricht wordt. Zwarte scholen, ook goede of uiterst goede zwarte scholen, slagen er helaas niet in om de emancipatie van de allochtone bevolking voldoende op gang te brengen. En dus zijn ze ook gewoon slecht.
De meeste zwarte scholen zijn vbo/mavoscholen, een aantal zijn brede scholen met ook een havo/vwo-top. Vraag op een brede, zwarte school naar de omvang van de havo/vwo-top en je krijgt het falen van de zwarte school direct in beeld. Dergelijke havo/vwo-toppen tellen altijd zo weinig leerlingen dat ze alleen maar in stand gehouden kunnen worden op grond van de grote aantallen leerlingen in de lagere afdelingen.
Het Niels Stensen College in Utrecht heeft in de jaren tachtig en begin jaren negentig bewust geweigerd breed te worden, omdat wij daar toen al een doofpotoplossing in zagen voor het meest pregnante deelprobleem. Helaas helpt buiten de deur houden van vbo ook niet, de beter bedeelde burger stuurt zijn kinderen bij voorkeur niet naar een zwarte school.
Het percentage allochtone kinderen is in de steden boven de zestig procent. De problematiek kan voor veel mensen nu nog wel buiten het gezichtsveld liggen of er min of meer bewust buiten geschoven worden, maar voor 2005 kan niemand er meer omheen dat we zo slecht met de talenten van allochtone kinderen zijn omgesprongen dat de basis van onze welvaart gevaar loopt.
Nog één keer dat meest pregnante deelprobleem, ook al is het tussen de regels door hierboven al meerdere keren aangeduid.
Nederland heeft voor zijn welvaart in de na-