| |
| |
| |
Richter Roegholt
Van ‘de’ pil tot de Viagrapil
Emancipatiepatronen
Toen hij bereisd was weergekeerd
Odysseus in zijn eigen land
Herkende hem zijn oude hond
Zijn vrouw aan 't hoge weefgetouw
Verwachtte al die tijd zijn komst
De heer gemaal van Sacontale
Moe van krijgsroem was verheugd
Dat hij haar vond van liefde bleek
De ogen van het wachten dof
Verdiept in haar gazellestiertje
In bovenstaande strofen van La chanson du mal-aimé vertolkte Apollinaire in 1903 het droombeeld van de avontuurlijke man en zijn kuise echtgenote. De man gaat op avontuur, en al duurt het twintig jaar voor hij terugkomt, hij is er zeker van dat zijn vrouw hem trouw is gebleven. Door de eeuwen heen was Penelope het symbool van zo'n vrouw. Het standaardbeeld was voor Apollinaire al aan het kantelen. Hij denkt niet met streng moralisme, maar met de ironische nostalgie van de moderne Parijzenaar terug aan ‘ces rois heureux’, die gelukkige koningen uit de verhalen met het gave wereldbeeld. Zelf weet de dichter wel beter.
In 1966, toen de seksuele hervorming zich in versneld tempo uitbreidde, woedde er in Nederland een discussie over de toelaatbaarheid van pornografie. Het echtpaar Eberhard en Phyllis Kronhausen had een boek gepubliceerd onder de titel Is pornografie schadelijk?, dat door de vele voorbeelden van pornografie die het gaf, zelf als ‘pornografie’ zou kunnen worden verboden.
Naar aanleiding van de - kortstondige - opwinding over het pornografieprobleem schreef ik in 1966 in het oktobernummer van De Gids een essay: ‘Seksuele hervorming in de branding of: was Penelope wel gezond?’ De ondertitel sprak Ed Hoornik, destijds de centrale figuur in de Gids-redactie, bijzonder aan. Het was volgens de nieuwe, links en rechts opborrelende gedachten toch van de gekke dat een jonge, pas een jaar getrouwde vrouw (Telemachos was nog een baby toen zijn vader aan de veldtocht tegen Troje moest deelnemen) twintig jaar kuis zou blijven. Als ze dat klaarspeelde moest ze wel ziekelijk zijn! Mijn visie uit 1966 werd in 1998 bevestigd door de discussies over de Viagrapil, waarover een keurige columniste als Ileen Montijn in NRC Handelsblad (29 juni 1998) schreef dat hij zo nuttig is als (ik citeer) ‘twee mensen graag met elkaar willen neuken’.
De oorzaken van het versnelde emancipatieproces waren op dat moment, 1966, zonneklaar. Ik noem er drie van een heel complex: de welvaart die de jeugdcultuur voortbracht, de anticonceptiepil die in 1962 door de nvsh in Nederland was ingevoerd en het softenondrama (1961/1962), dat de abortusdiscussie een schrijnende actualiteit had gegeven. Nadat was uitgekomen dat het slaapmiddel softenon misvormingen aan het embryo kon veroorzaken, maakte een vrouw in Zweden bekend dat zij haar zwangerschap had laten afbreken, wat streng verboden was; in Luik stond een moeder terecht die de kinderwagen met haar wel ter wereld gebrachte softenonbaby het water in had laten rijden.
De emancipatie kwam echter niet uit de
| |
| |
lucht vallen. Het bespreekbaar maken, de ‘socialisering’, van het seksuele problemenveld ging eraan vooraf. We kunnen het Kinsey-rapport uit 1948 zien als de beslissende mijlpaal op dit gebied. Hier begint het proces, waarbij de kloof tussen norm en praktijk op het gebied van het seksuele leven wordt blootgelegd. Niet op ideologische wijze, zoals het in de jaren tussen de wereldoorlogen wel was gedaan door de SexPol-beweging, maar met statistieken, zo nuchter als het maar kon. Daardoor werd de kloof tussen norm en werkelijkheid bespreekbaar. (Dat we sinds 1998 hebben geleerd een vraagteken te zetten bij de nuchterheid van Kinseys observatiemethode doet niet af aan de invloed die zijn boek sinds 1948 heeft uitgeoefend.)
Door Kinsey werd het debat actueel of normen die zeer algemeen worden overschreden nog wel als norm te handhaven zijn. Gedrag dat eeuwenlang verboden was geweest, vaak oogluikend was toegestaan maar bij golven streng was bestraft, werd voorwerp van een wereldwijde maatschappelijke discussie. In 1957 betekende het Wolfenden-rapport in Engeland dat homoseksueel gedrag tot een sociaal erkend probleem werd: als zovelen dit gedrag vertonen, heeft het dan zin het strafbaar te stellen? En wat het aanvaarden en beschrijven van seksueel plezier betreft: in 1960 verklaarde een jury in Engeland dat Lady Chatterley's Lover van D.H. Lawrence geen strafbare passages bevatte. Volwassen mensen mochten nu in Engeland lezen wat de houtvester en de Lady (wier man verlamd was) samen deden.
| |
De drie fasen
De emancipatie van verboden gedragsvormen doorloopt een vast patroon: na het strenge verbod komt eerst de neutrale tolerantie, daarna de acceptatie in gelijkwaardigheid, en vervolgens de fase van de positieve aanbeveling.
De dreiging met aardse en helse straffen trof vooral zulke wijd verbreide gedragsvormen als zelfbevrediging, waarvan je naar het heette ruggengraatstering kon krijgen, voorhuwelijks geslachtsverkeer waardoor je eer verloren ging, en homoseksueel gedrag waardoor je in de gevangenis kon komen. Verbod en straf maakten geleidelijk plaats voor een neutrale tolerantie: laat ze maar begaan, zolang ze hun schoolwerk doen/niet zwanger raken/uiteindelijk toch een meisje vinden (de destijds graag geziene ‘oplossing’ voor jeugdhomoseksualiteit).
Maar met zulk een kleurloze tolerantie nam de ontwikkeling geen genoegen. Zelfbevrediging, voorhuwelijks geslachtsverkeer, buitenhuwelijks geslachtsverkeer, homoseksualiteit en pornografie wilden niet neutraal getolereerd worden, maar eisten de erkenning van gelijkwaardigheid als menselijk en maatschappelijk verschijnsel. En al spoedig meldden zich de ‘seksuele minderheden’, die - met de restrictie dat niemand er tegen zijn zin in werd betrokken - bestaansrecht opeisten. (De Nederlandse vertaling van Lars Ullerstam, De seksuele minderheden, verscheen in 1966.)
Vervolgens kwam de derde fase van de emancipatie, die van de positieve waardering en propaganda. Voorhuwelijks geslachtsverkeer was al door het echtpaar Floor en Mathilde Wibaut-Berdenis van Berlekom in Wordend huwelijk (1932) aanbevolen als een nuttige inleiding op het huwelijk (hun boek werd, maar dit terzijde, door de vara in de ban gedaan). In de jaren zestig werd ongehuwd geslachtsverkeer erkend als de gewoonste zaak van de wereld. Buitenhuwelijks verkeer was bij de Wibauts voor de man een nuttige verfrissing van het huwelijksleven; de vrouw kwam toen nog niet aan bod. Zelfs mensen als de Wibauts konden in hun geest niet ‘alles tegelijk’ veranderen. Door de seksuele revolutie van de jaren zestig kreeg de vrouw (min of meer?) gelijke rechten. De derde fase, waarin vormen van samenleven anders dan in het traditionele huwelijk positief werden aanbevolen, kwam aan bod in geheel nieuwe huwelijksconcepten, zoals het seriehuwelijk dat door Margaret Mead werd aanbevolen en de ‘netwerken’ die door Iteke Weeda bo- | |
| |
ven het monogame huwelijk werden geprefereerd: wie zich eenzaam voelt vindt in zijn netwerk altijd wel iemand die bereid is haar of hem te troosten.
Zelfbevrediging kreeg de erenaam van soloseks, die niet alleen normaal werd gevonden, maar nu positief werd gewaardeerd als een nuttige voorbereiding op de volwassen seksbeleving. Ja, voor hen die kampten met een geblokkeerde seksualiteit kwamen er masturbatiecursussen, soms collectief in een grote kring, en met huiswerkopgaven.
Willem de Ridder pleitte in Hitweek (1965-1969) voor de invoering van liefde als schoolvak, een idee dat in 1997 nog door het Amsterdamse gemeenteraadslid Roel van Duijn werd overgenomen. Pornografie kon nuttig zijn, ook al om een geblokkeerd liefdesleven weer op gang te brengen. Zij kon trouwens ook nuttig zijn door in eenzaamheid troost te bieden, zoals Willem van Oranje reeds wist, toen hij naar het slagveld moest en zijn pasgetrouwde vrouw Anna van Buren de raad gaf in bed eens een erotische Italiaanse roman te lezen.
| |
De ingebouwde barrières
Zo'n ontwikkeling in fasen voltrekt zich niet probleemloos. De voorvechters van de emancipatiebewegingen werpen vaak zelf barrières op in de ontwikkeling, die daarna onafhankelijk van hun weerstand toch doorzet. Zo begroette Nellie van Kol als voorstandster van geboortenregeling het pessarium occlusivum (een baarmoederkapje), omdat de vrouw hiermee een eigen voorbehoedmiddel in handen kreeg. Zij maakte echter het voorbehoud dat de vrouw door het uitsluiten van het risico van zwangerschap het willoos lustobject van haar man zou worden. Dat de Wibauts hun tolerantie en positieve waardering voor vreemdgaan beperkten tot de mannelijke helft van het huwelijk, hebben we al gezien. Het veranderen van je beeld van leven en wereld is nu eenmaal een pad vol kronkels en doornen.
De emancipatie van de homoseksuelen wordt gemarkeerd door de publicatie van De homoseksuele naaste in 1961, in de reeks pastorale cahiers van uitgeverij Paul Brand, met medewerking van de katholieke psychiater C.J. Trimbos. De invloed van Gerard Reve op het sociaal bespreekbaar maken van de homoseksualiteit is van onschatbare betekenis geweest. Denk alleen maar aan zijn optreden in 1969 bij het ontvangen van de P.C. Hooftprijs in de Vondelkerk te Amsterdam. Daar liep hij, voor de televisiecamera, hand in hand met zijn vriend Teigetje en werd beloond met een kus van minister Marga Klompé.
Hoe schoorvoetend de fase van de acceptatie-als-gelijkwaardig toch nog kan verlopen blijkt uit een brochure van het Nederlands Gesprek Centrum uit 1966, waarin de homoseksuele relatie naast de heteroseksuele wordt gesteld als een kleiner glas naast een groter. Ze kunnen beide vol zijn, ‘maar het feit van het kleiner zijn blijft’. De denkenergie die in deze zin gestoken is, lijkt achteraf een nutteloze verspilling, maar was voor die mensen een noodzakelijk tussenstation. Het gaat gewoonweg niet één-twee-drie.
| |
Niet alles wordt positief...
Ik voorspelde in 1966 dat de fase van de positieve waardering niet op elk gebied zou intreden, bijvoorbeeld niet voor abortus. Abortus was destijds het allermeest verboden onderdeel van het seksuele leven. Toen ik eind 1959 door het bestuur van de nvsh werd gevraagd de eindredactie van het verenigingsorgaan, het maandblad Verstandig Ouderschap, op me te nemen, kreeg ik slechts één voorschrift mee: schrijf nooit over abortus; zelfs als je ertegen schrijft, zullen onze rooms-katholieke tegenstanders het zo draaien dat je er propaganda voor maakt.
In 1966 was de abortus op medische indicatie reeds in zekere mate getolereerd. Ook in dit geval was het probleem tot sociaal aanvaardba- | |
| |
re discussiestof gemaakt door een brede publieksenquête, en wel in het Franse blad Elle, waarop tal van vooraanstaande, beroemde vrouwen eenvoudig hadden geantwoord: ja, ik heb in mijn leven een abortus gehad. In Nederland werd de medische indicatie door prof. Ch.J. Enschedé opgerekt tot zij de sociale indicatie insloot. Immers, iemand die al veel kinderen heeft - sociale indicatie - kan geestelijk instorten door een nieuwe geboorte - medische indicatie. Een arts mocht, zo betoogde Enschedé, in zo'n geval datgene doen wat hij voor de gezondheid van zijn patiënt nodig achtte. De abortus was reeds op weg als een normaal verschijnsel te worden erkend. Een arts-seksuoloog te Amsterdam had in 1970 ‘elke donderdagavond zijn abortusspreekuur’.
Ik geloofde echter niet dat abortus ooit als een positieve ervaring zou worden gewaardeerd. In 1974 leek het erop, toen de Bloemenhovekliniek door actievoerders werd gered met de positief klinkende leuze ‘baas in eigen buik’, maar die actie was een verzet tegen het verbod van een abortus in een laat stadium, geen verheerlijking van de abortus op zichzelf. Er zijn geen tekenen die erop duiden dat er ooit een echte positieve waardering zal zijn voor deze ingreep, hoe noodzakelijk hij soms ook is.
| |
... of zelfs maar geduld
Mary Zeldenrust, de voorzitster van de nvsh, betoogde in haar slotrede van het Sextantcongres van 1967 reeds dat er geen ruimte meer was voor een aparte seksuele moraal. Er is één moraal, die zich keert tegen alles waarmee je de ander schade berokkent, of dit nu op seksueel of ander gebied is.
Deze uitspraak bleek van toepassing op de nieuwe aandachtgebieden, die in de tijd dat ik Verstandig Ouderschap (1960-1968) leidde nog nauwelijks of helemaal niet aan de orde waren gesteld, zoals ongewenste initimiteiten, verkrachting, pedofilie en kinderporno. Zij waren geen deel van het emancipatieproces van tolerantie, aanvaarding en waardering, maar vielen onder het oordeel van de gewone moraal. Er ontstond zelfs een ‘nieuwe preutsheid’. Tegenwoordig is verkrachting een regelmatig terugkerend verschijnsel in de krant, is het binnen het huwelijk strafbaar gesteld en is een tongzoen reeds door de Hoge Raad gelijk gesteld aan seksueel contact, zodat een afgedwongen tongzoen als verkrachting kan worden aangemerkt. Dokters, hulpverleners en docenten zorgen ervoor dat er een derde aanwezig is als zij zich met een patiënt/pupil bezighouden.
De nieuwe preutsheid kwam in dramatisch conflict met de emancipatie, toen vrouwen toegang kregen tot traditionele, ja archetypische mannenberoepen. Soldaten werden veroordeeld voor het opvoeren van een grof-seksueel cabaret, waaraan de oudere generatie, ook de officiersvrouwen, plezier had beleefd onder het motto ‘die jongens toch’. De vrouwelijke soldaten, leeftijdsgenoten van de jongens, dienden de aanklacht in. Zij hadden er aanstoot aan genomen omdat ‘ze er tegen hun zin getuige van waren geweest’. Het was een omgekeerd generatieconflict: de jongeren dienden een klacht in tegen iets dat door de ouderen al als normaal was aanvaard. En wat te denken van de positie van vrouwelijke bemanningsleden van een onderzeeboot? Wie achteraf kwam aandragen met verontwaardiging over ‘misdragingen’ in de dicht opeengepakte intimiteit van een duikboot, stond toch wel in de reuk van hypocrisie.
| |
Een parallel proces
Hetzelfde patroon van emancipatie werd ook doorlopen door minderheden en groepen die niet seksueel bepaald waren en toch maatschappelijk ongelijk behandeld werden. Ivo de Wijs wijdde een cabaretlied aan hen die als zondebok voor alles moesten opdraaien: ‘Die homoseksuele joodse neger met een bult.’ Om hen ging het de laatste dertig jaar en om iets
| |
| |
vollediger te zijn dan de cabarettekst, het ging om vrouwen, joden, negers, homoseksuelen en allochtonen. Van minachting via tolerantie naar aanvaarding als gelijkwaardig tot positieve discriminatie was een onontkoombare ontwikkeling voor de minderheden. Gerrit Komrij verkondigde de opvatting dat er geen zuiverder liefde bestaat dan de homoseksuele liefde. We kregen te maken met woman power, black is beautiful, met joodse Olympische spelen en met de Gay Games. De positieve discriminatie kan echter zijn doel voorbijschieten als uit pure goeddoenerij het belang van de bevoordeelden uit het oog wordt verloren. Is het leuk te weten dat je tot minister of schoolhoofd bent benoemd omdat je een vrouw bent?
Het grootste nadeel van de positieve discriminatie is dat er nieuwe apartheidsmuren worden opgetrokken, een gevaar waarop tijdens de Gay Games van verscheidene kanten is gewezen. Elke apartheid draagt de kiem in zich van gewelddadige zuiveringen. Zelfs de geïnstitutionaliseerde apartheid die de Hugenoten door het Edict van Nantes van 1598 verwierven, werd in 1685 opgeheven; de Hugenoten moesten vluchten. De Nederlandse verzuiling vormt een uitzondering. Zij verzachtte de apartheid van de zuilen, doordat de toppen van de zuilen politiek contact onderhielden. Dit poldermodel avant la lettre bezweek in het communicatietijdperk, maar er vloeide geen bloed.
| |
Nu nog een mannenpil
De scheiding van seksplezier en voortplanting, die de kiem van de hele seksuele hervorming is, beleeft in de Viagrapil een nieuwe triomf. Het is de derde fase, die van de positieve aanbeveling. Paren mag niet zomaar, het moet. ‘De’ pil verschafte de vrouw de mogelijkheid de gevolgen van de paring te beïnvloeden. De Viagrapil gaat verder: zij grijpt een stap eerder in doordat zij de man in staat stelt te paren, ook als de natuur het hem belemmert.
Toen ik in de laatste oorlogsjaren werd ingewijd in de geheimen van het sovjetcommunisme leerde ik dat de sovjetmens in de periode van oktober 1917 tot de Kronstadtrebellie van 1921 een staat van paradijselijke onschuld op aarde had verwezenlijkt, volgens het adagium: ‘Van ieder naar zijn vermogen, voor ieder naar zijn behoeften.’ Zo kon het gebeuren dat een Arbeidster tegen een Arbeider zei: ‘Tovaritsj Arbeider, jij moet mijn lichamelijke behoefte bevredigen.’ (Dat was de ‘glas water’-theorie, waar Lenin zich later tegen verklaarde.) Maar het gebeurde ook dat een studente hetzelfde tegen haar bejaarde professor zei. De professor, een ouderwets man, verontschuldigde zich met het onvermogen van zijn leeftijd, waarop de studente: ‘Maar kameraad professor, u hebt toch twee handen!’ Het bijzonder vrouwvriendelijke verhaal - een levensles voor de zeventienjarige, die zich reeds een minnaar droomde te zijn - brengt ons terug bij de Brave New World-achtige oplossing van Ileen Montijn. Het herinnert mij speciaal aan Aldous Huxleys essay Obstacle Race, waarin hij laat zien dat we pas door de noodzaak obstakels te overwinnen tot echte cultuur komen. Als de studente haar professor een Viagrapil had aangeboden, zou het handwerk van de minnaar wellicht overbodig, in elk geval minder noodzakelijk zijn geweest. Precies wat Huxley aanduidt als een verlies aan cultuur.
Aan de komst van Viagra is niet, zoals in andere gevallen - de kloof tussen norm en praktijk, de anticonceptie en de abortus - een socialiserende publieke discussie voorafgegaan. Impotentie, daar praatte je niet over. Viagra kwam, en voorzag in een behoefte waarvan de omvang zelfs door deskundigen niet was voorzien. De socialisering van het impotentieprobleem voltrok zich in de kranten na de komst van Viagra. Impotentie komt gewoon veel voor en veroorzaakt veel leed, dat nu misschien kan worden voorkomen. Maakt Viagra de behoefte aan een sterilisatiepil voor mannen groter?
Hoe is ‘de’ pil ontstaan? Gregory Pincus, biochemicus en directeur van de Worcester
| |
| |
Foundation for Experimental Biology te Shrewsbury, Massachusetts, schreef mij kort voor zijn dood in 1967 dat hij tot het ontwikkelen van de anticonceptiepil was gekomen na een bezoek van de Amerikaanse strijdster voor vrouwenbelangen Marie Stopes. Zij had hem uitgedaagd nu eens iets voor de vrouw te doen: ‘Verzin een pil die de vrouw belet zwanger te worden.’ Op het hele parcours vanaf de thymus tot aan de baarmoeder - de reproductive tract - had hij één plaats gevonden waar hij langs biochemische weg een barrrière kon opwerpen: dat was het moment van de ovulatie. De pil was dus niet alleen in uitwerking, zij was ook in opzet een vrouwvriendelijke uitvinding.
Toch werd dat niet door iedereen met ongemengde gevoelens zo gezien. Jasper Grootveld, de goeroe van Provo, toonde zich trouw aan zijn rol van voorloper met gevoel voor wat er nog ontbreekt, toen hij mij in 1967 hierover aansprak. Als eindredacteur van Verstandig Ouderschap leek ik hem de aangewezen persoon voor de klacht dat ‘de’ pil toch weer de last bij de vrouw legde. Wanneer zou er eindelijk een mannenpil komen? Ik was niet in een positie hier iets aan te doen, maar ik noteerde als historicus de onstuitbare dynamiek van het anti-discriminatiebeginsel. Is er een plossing gevonden via de vrouw? Dan moet er ook een worden gezocht via de man.
Er is wereldwijd al veel onderzoek gedaan naar een mannenpil, maar tegelijkertijd is ook de sterilisatie in zwang gekomen en is de techniek van het repareren daarvan verbeterd. Toch lijkt de komst van Viagra de behoefte aan de mannenpil opnieuw te accentueren. Zo ligt er toch nog een opgave op dit gebied voor de farmaceutische industrie.
|
|