naar de zwarte K in het gele veld. Verdwenen. Dan naar binnen. Onwillekeurig een rilling bij de gedachte aan de motor-metzijspan. Die ligt hier blijkbaar nog. In de derde ruimte vind ik de denkbeeldige K boven het kabinetje, dat toen dezelfde vragen wekte als nu. Of liever: dat nu gelukkig dezelfde vragen wekt als toen.
De denkbeeldige K erboven heeft nu de gestalte van prof. dr. A.D. Fokker (1887-1972) in een somber portret. Hij bouwde, naar Christiaan Huygens, het 31-toonsorgel, dat zich elders in het gebouw bevindt. Zijn vondst liet eigenlijk enkel zijn droeve trekken na, ten teken dat ook deze uitvinding door de tijd werd ingehaald.
Hij troont boven de etagère, die mij van alle tientallen toonkastjes in Teylers Museum het meest intrigeert. Het licht door vliegen bepoept glazen kabinetje bevat op drie plankjes en de houten bodem ervan met zorg gerangschikte kabelmonsters. ‘Monsters van telegraafkabels,’ zegt het met de trekpen beschreven kartonnen etiket, ‘bijeengebracht door dr. Th. van Doesburg en aan Teylers Stichting geschonken door mr. J. de Vries-Van Doesburg.’ Het jaartal van de schenking ontbreekt. Wie was dr. Th. van Doesburg? Was mr. J. de Vries zijn zuster, die na zijn dood opruiming hield en Teyler wist te interesseren voor zijn verzameling?
Dat de schenking werd aanvaard, moet aan het bijzondere karakter van de kabelmonsters hebben gelegen. Ze zijn, daterend uit de pionierstijd van de elektromagnetische telegraaf met het streepjeshandschrift van Samuel Morse, stuk voor stuk afkomstig van de zeebodem. Polsdikke, soms vingerdunne, nooit korter dan 10 centimeter lange, zwaar geïsoleerde koperwindsels, die ooit de stemmen van Dover in Calais lieten horen, die van Batavia in Singapore, die van Enkhuizen in Stavoren.
De vermelde bestemmingen zijn merendeels exotisch - van Suez naar Aden, van Newfoundland naar Cap Breton, van Bombay naar Suez - en verbeelden de eerste tussen 1860 en 1870 verzonken verbindingen tussen oorden die door de zee werden gescheiden, maar nu in hun verlangen elkaar van alles te melden waren bevredigd. Scheepsberichten, beursberichten, berichten van vertraging en verhindering, liefdesberichten, overlijdensberichten. In de kabels hangen nog de in morsetekens gehulde stemmen van toen, plotseling gesmoord toen het monster voor dr. Th. van Doesburg werd afgezaagd. Zo vormt zijn kastje vol ‘ready-mades’ ook de metafoor voor de verbroken verbinding. Een golf van ontroering wordt langer dan een eeuw later nog gewekt door het bibberig genoteerde opschrift ‘Opgevischt Diepzee-eind Atlantis 1865’, en daarachter een afgeklo-