De Gids. Jaargang 161(1998)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 806] [p. 806] Carla Bogaards Het onvolledige, niet beëindigde De wereld slaapt. Het raam. De sneeuw op straat. Het dak ernaast, wit als een tafellaken. Het houtsnijwerk. Alles in diepe slaap. - Joseph Brodsky, De herfst van de havik Ze hebben elkaar de gedichten van John Donne voorgelezen, de schilder en de vrouw, hun samenzweerderspassie, opeens halverwege de maaltijd, de karaf rode wijn was driekwart leeg, het oplichtende rood van de lambrisering gloeiend waar haar vleugels van schouderbladen dwaalden. En hij had grapjes gemaakt toen hij het vlees voorsneed uit verliefdheid misschien, balorigheid, overmoed, hij zei: ik zou een man voor je doden, met dit mes, toen heeft ze het mes weggebracht. Ontrouw, wat is ontrouw? Onvermoed vroeg ze om witte wijn, hij ontkurkte de fles, schonk haar in, toen ze sliep stond hij op, bracht de wijn naar de keuken, fles naast mes. Het sneeuwt. Ze vermoedde dat hij iemand witte wijn aanbood, zomaar 's middags als die vrouw een bezoekje bracht aan het atelier, daar uitrustte, haar portret monsterde. Rood is de kleur van de liefde, van bloedrode wraak ook, 's Nachts heeft hij het tafereel geschetst om zijn bange dromen te ontvluchten de geopenbaarde wereld van de dag te bezweren, waarom arriveerde ze te laat voor het diner? Waarom aten ze zo weinig van het ribstuk. Waarom leek het leliewitte tafelkleed vol schaduwtinten? Blauw, grijsachtig, die glans, alsof een maagd verdriet heeft. [pagina 807] [p. 807] Waarom vonkte de zilveren dop van het zoutvaatje als het wit van haar oog. Waarom werd hij gadegeslagen, zelfs nu ze sliep, vorsend. Waarom hadden die nacht de vruchten op het ovalen schaaltje de weerschijn van cerise, sappig en vers, omdat haar wangen rood waren? Haar tandvlees roze? De schilder neemt een slok karmijnrode wijn uit haar glas, drinkt opnieuw die onbekende bloemengeur, de fresia's van haar corsage, ze was moe, ik ben moe fluisterde ze met haar saffranen lippen. Beiden waren ze dodelijk vermoeid, na de gedichten, na het lachen en flirten maar in godsnaam wat verborgen ze onder hun tong. C.N. Storm van 's-Gravesande, Boeuf à la mode Vorige Volgende