Arno Breekveld
Hij leve hoog
Allen kijken wij soms in de lucht, ook als wij wel eens alleen zijn en niets anders hebben om ons aan te trekken. Dat geldt voor elementen in wat de Engelsman hoofdstroom noemt, dat geldt niets minder voor de dichtcolonne, de meer of minder ruchtige ruis- of kabbelstroom die vanuit diverse verbaria in binnen- en buitenland de dorre grond bevloeit, die overal wel te vinden is. Ik zou daar graag eens op doorgraven, maar feitelijkheid en inbinding zijn mij verzocht geworden, waarna ik derhalve akte moet schenken aan het volgende, dat Adolf Wölfli noodzakelijk slechts oppervlakkig in een vreemde taal kan worden overgebracht, vanwege de nauwkeurig geboekstaafde knauwerijen en tongstorting van hem en de landsaard te kanton Bern in Zwitserland. Wat een rijkdom die toch overblijft, als we in de colonne met de dichter tussen de bergen kijken en zien wat zweeft en op- en neervalt. Maar dat spreekt vanzelf. Feitelijk kan ik zeggen dat Wölfli's ‘Mars tot slot’ per dato tussen 1908 en 1912 geschoven moet, een volle tijd met gecomponeerde toonstukken en schilderkunstig werk onder meer, want de grootste lof die Adolf Wölfli hoort te worden toegezwaaid is dat hij de mens kernachtig in al zijn omnipotentie en universaliteit vertegenwoordigt.