Kees Bokweide
Van de leesplank
Gemis
Zoals een roman over de problemen van het bejaard zijn niet uitsluitend voor bejaarden geschreven hoeft te zijn, hoeft een roman over puberteit niet alleen maar voor pubers bestemd te zijn. Wanneer het om een roman met literaire pretenties gaat is het zelfs of juist zo dat een boek dat het oud worden tot thema heeft niet uitsluitend voor bejaarde lezers bedoeld mág zijn en dat een boek over de perikelen van de puberteit niet voor pubers (op een met een lantaarntje te zoeken uitzondering na) geschreven kán zijn.
Een volwassene die het prozaboek Gemis van Manon Uphoff heeft gelezen, blijft of achter met het gevoel een boek voor jongeren, met name vwo-meisjes tussen de dertien en achttien te hebben gelezen, of achter in de ontwikkeling van een heuse literaire smaak na de middelbare school.
Zo'n kromme zin als de voorgaande is in Gemis niet te vinden. Manon Uphoff schrijft goede zinnen. Zinnen die de vertelster, Mara, inderdaad moet kunnen produceren als ze het gymnasium achter de rug heeft. Keurige zinnen, waarmee ze, terugblikkend, verhaalt over haar puberjaren en het rommeltje dat daarbij zowel door haar omgeving als door haarzelf van de erotiek en liefde wordt gemaakt. Niet dat iedere gymnasiaste tegen haar veertiende allereerst met een volwassen Hongkong-Chinees het bed zal delen, maar in elk meisjesleven gebeurt er op het vlak van seks en verliefdheid wel het een en ander, iedereen ontdekt dan in zijn of haar omgeving dat mensen, ouders, broers, vrienden en vriendinnen, anders kunnen zijn dan je had gedacht, dat het er kennelijk aanhoudend en voor iedereen bij hoort je aangetrokken te voelen tot wat je niet kunt krijgen en te vernederen wat je hebt. Wie puber is of is geweest zal in Uphoffs boek het een en ander herkennen. (Meisjes die van paarden houden krijgen bovendien nog een grote foto van een paardenhoofd op het omslag cadeau; in het boek zelf speelt dat paard, behalve in de uitdrukking ‘werkpaard’, geen enkele rol.) Maar levert dit in correcte zinnen gepresenteerde relaas ook literatuur op? Nee. Maar zou het wel literatuur willen opleveren? Ja.
Dat Manon Uphoff met Gemis een literair boek heeft willen schrijven, blijkt bijvoorbeeld uit het gebruik van een cursief gezette appendix van een pagina, waarin ze de vertelster verantwoording laat afleggen over de incompleetheid van het verhaal. ‘Ook ik zou graag willen weten wat er gebeurde met Lori, met Feng, met Huan, met de man met het mes, de oude man die mij een lift heeft aangeboden. Maar ik heb alleen de kamers van mijn geheugen, en daar liggen honden voor de deuren met ogen als schoteltjes, met ogen als soepborden, met ogen als discussen en ik moet wachten tot een geur, een stem of een gestalte lijkt op wat ze kennen, zodat ze gekalmeerd mijn hand likken en me toegang geven. Ik loop rond, prop mijn zakken vol en sluip naar buiten.’ Afgezien van het, duidelijk tot de lezer gerichte, aanmatigende ‘Ook’ (mij persoonlijk interesseert het lot van die figuren hoegenaamd niets), laat deze reflectie van Mara zien dat de schrijfster geen oog heeft voor wat er werkelijk aan Gemis ontbreekt: de