Ed. van Thijn
Srebrenica: een godgeklaagd gebrek aan onbehagen
‘Hoe voelt het om als Nederlandse schrijver geassocieerd te worden met de genocide in Srebrenica?’ De vraag sloeg in als een mortiergranaat. Een panel van Nederlandse schrijvers was speciaal overgekomen naar Sarajevo om met Bosnische collega's ervaringen uit te wisselen over literatuur. Chris Keulemans, organisator en discussieleider, had zojuist aan het panel, bestaande uit drie Nederlandse en vier Bosnische schrijvers, de openingsvraag voorgelegd: ‘Kunt u iets vertellen over uw allereerste boek? Hoe bent u schrijver geworden?’ Halverwege het eerste antwoord kwam de striemende interruptie.
Een grote ontreddering was het gevolg. De Nederlandse schrijvers putten zich uit in gevoelens van schuld en schaamte, maar de vragen werden steeds agressiever. Een wanhopig beroep van de voorzitter om niet al te zeer af te wijken van het onderwerp van de avond: de literatuur, had geen enkel effect. De aanwezigen begonnen steeds onrustiger op hun stoelen te schuiven en keken met een schuin oog om naar de twee gevluchte schrijvers uit Srebrenica die op de achterste rij hadden plaatsgenomen en de discussie zwijgend, met diep verzonken ogen, volgden. De interrumpant, die inmiddels was gaan staan, riep, bevend van woede: ‘Hoe kunnen we met jullie over literatuur praten als we niet eerst met elkaar over Srebrenica in het reine zijn gekomen?’
De Nederlandse schrijvers probeerden de zaak nog te sussen. ‘Over deze zaak is in Nederland het laatste woord nog niet gesproken. Wij hebben een kritische pers,’ zei de een. ‘Ik ben geen politicus,’ zei de ander, ‘maar ik blijf hopen op het zelfreinigende vermogen van de Nederlandse politiek.’
Maar ook deze antwoorden misten doel. De stemming bleef geladen en agressief. De voorzitter zag zich, diep ontgoocheld, genoodzaakt de bijeenkomst vroegtijdig te beëindigen.
De Nederlandse schrijvers dropen af.
Intussen is er, ruim een jaar later, van het zelfreinigend vermogen van de Nederlandse politiek - behoudens een per abuis uitgewist filmrolletje met mogelijk bewijsmateriaal - weinig gebleken. De Tweede Kamer is na een enkel debat overgegaan tot de orde van de dag. Tot een parlementaire enquête is het niet gekomen. Voorstellen om een internationaal onderzoek in te stellen zijn, zoals te verwachten was, ergens in het spookcircuit van de internationale gemeenschap gestrand. In arren moede heeft men ten slotte de eigen verantwoordelijkheid uitbesteed aan het riod. De minister van Defensie Voorhoeve, eerst verantwoordelijke voor de wanvertoning van Dutchbat, kan zijn tijd rustig uitdienen.
Tal van brandende vragen, die deels ook teruggrijpen op het beleid van zijn voorganger Ter Beek, zijn onbeantwoord gebleven. Hoe kon het dat Dutchbat gelegerd werd in een zogenaamd ‘safe area’ op een moment dat dit in feite al - zoals uit de inmiddels beschikbaar gekomen gegevens blijkt - door de internationale gemeenschap was opgegeven? Hoe kon het dat - alle militair-deskundige adviezen ten spijt - de Dutchbat'ers, onvoldoende toegerust