verveling. De soldaten lagen of zaten op de vloer, ze rookten en dronken, maar wat nog erger was, ze vloekten toen ze ons zagen. Een bende.
‘Dag allemaal,’ probeerde ik te zeggen, maar mijn stem sloeg over.
‘Waar is jullie generaal,’ donderde de koningin.
‘Hahaha, de generaal.’ De soldaten lieten hun ruwe lach horen en ik zag dat menig soldaat geen voortanden meer had. ‘Hahaha, we weten nauwelijks hoe de generaal eruitziet, hij ligt altijd op bed, z'n roes uit te slapen, hahaha, de generaal.’ Dit kregen we te horen.
De kranige generaal met z'n wapperende grijze haren, met z'n strikte voornemens, een ongenaakbare man met strenge oogopslag onder z'n te grote maar sierlijke pet, een man ook vol koddige hoffelijkheid jegens zijn koning en koningin, jegens ons dus, een man kortom van branie en afkomst, en dan dit.
Z'n roes?
Ik schrok, de koningin kneep in m'n zij. Ze bracht haar mond dicht bij m'n oor.
‘Wacht even, soldaten,’ zei ik, ‘de koningin gaat iets tegen me zeggen. Een mooi moment.’
‘Het zijn schoften,’ klonk het in m'n oor, ‘schoften.’
Ik slikte en probeerde te glimlachen. ‘Ach, heren,’ zei ik, ‘de koningin kan soms zo grappig zijn, begrijp dat toch, mijne heren.’
Ik nam me voor om nooit meer een bezoek af te leggen in de kazerne.
De koningin, mijn vrouw dus, keerde zich met een ruk om en liep weg. ‘Schoften,’ we konden haar duidelijk in de verte horen roepen, ‘schoften!’
Dit was laf, eigenlijk. Nu moest ik in mijn eentje een dikke koning zijnde, de soldaten op hun ongemanierde gedrag wijzen. Misschien hakken ze me wel in stukken als ik de goede toon niet kan vinden, of binden ze me vast en draaien ze me een arm uit. Je weet het nooit met soldaten. Zijn zeer onberekenbaar. En een koning verdedigt zich niet, dat weet iedereen.
‘Heren soldaten,’ begon ik, ‘althans...’
‘Woorden, woorden, daar komen ze weer aan, de woorden, daar hebben we toch niets aan, koning,’ brulden de soldaten. Ze waren oud geworden.
Ik sloot m'n ogen en telde tot drie. ‘Ik weet wat,’ riep ik, ‘ik heb een vraag, en dat is deze: hebben jullie de koningin, mijn vrouw, hè, hebben jullie haar nog lief?’
De soldaten gingen tekeer en schreeuwden door elkaar. Geen duidelijk antwoord dus.