| |
| |
| |
Ciaran Carson
Gedichten
Ja
Op de intercity van Dublin naar Belfast drink ik net de 7 Upgroene ogen
Van het barmeisje in - flessen en glazen klinken met elkaar - wanneer
De trein afremt met een geluid als Schweppes en vlak voor de grens stopt.
Niet zo ongewoon, daar we geen onbekenden van de grensbom zijn.
Terwijl het Noord-Iers accent van de intercom ons vertelt wat er aan de hand is
Sta ik op het punt Basho's De smalle weg naar het hoge Noorden te citeren -
Paddestoel in bloei: blad van onbekende boom blijft eraan kleven -
Als hij afgaat, en staan we op losse schroeven. Mijn mond is vol
Gebroken glas en kinine terwijl alles achteruitrijdt naar het zuiden.
| |
| |
| |
Nog een hoek om
Er is een kaart van de stad waarop de brug die nooit gebouwd is staat.
Een kaart waarop de brug die instortte staat; de straten die nooit hebben bestaan.
Ireland's Entry, Elbow Lane, Weigh-House Lane, Back Lane, Stone Cutter's Entry -
De kaart van vandaag is al die van gisteren - de straten die er waren zijn verdwenen.
En de vorm van de gevangenissen mag men om veiligheidsredenen niet tonen.
De linnen rug valt uit elkaar - de Falls Road hangt aan een draad.
Als iemand mij vraagt waar ik woon, herinner ik me waar ik vroeger woonde.
Iemand vraagt me de weg, en ik denk twee keer na. Ik sla een zijstraat in
In een poging mijn schaduw af te werpen, en de geschiedenis is veranderd.
| |
| |
| |
Laatste ronde
Druk op de zoemer aan het stalen hekwerk als was het een trekker, hoewel het
Iemand anders is die jou in het vizier houdt. Klik. Het gaat open. Als elektronische
Russische roulette, omdat je nooit zeker weet wie wie is, of waarin
Je terechtkomt. Ik bijvoorbeeld, zou iedereen kunnen zijn. Al zeggen ze
Dat ‘paap’ op mijn gezicht geschreven staat. Zeg nou zelf, zou ik op uiterlijk afgaan?
Binnen valt plots een stilte. De barkeeper buigt zijn hoofd naar ons. We bestellen Harp -
Lijkt veilig genoeg, iedereen drinkt 't. Terwijl iemand een dodelijke blik naar ons werpt
In de Bushmills-spiegel, valt het dubbeltje: hoe eenvoudig is het voor iemand
Als wij binnen te lopen en de hele tent, inclusief onszelf, naar het hiernamaals te blazen.
| |
| |
| |
John Ruskin in Belfast
Toen ik de stad naderde begon de donderwolk van de negentiende eeuw
Te zwenken en zijn hangende decennia te groeperen; de jaren werden zwaar, blauwgrijs,
Tastbaar, mompelend met duistere pauzes, voortrollend als een kletterende karikatuur
Van een goederentrein. En al die tijd ziedden de minuten voort als rookwolken
Van een artilleriegeschut die dreigden neer te zijgen als een bedompte mist.
Een enkele wazige flard van irisblauw - al wat overbleef van de klare hemel -
Verschrompelde, een en al pupil nu, olijfzwart, ondoorzichtig, op stel en sprong
Vergeten; migrainebliksems lichtten op in de donkere kruik van mijn hersens.
Net als Turner, vastgesnoerd aan de mast van de Ariel om beter te kunnen zien
Wat hij later schilderde - de onvermoeibare passie van het geheugen, geen
Onderscheid tussen zee en lucht - doorsta ik de orkaan, de kronkelende wolkenmassa
Die uiteenvalt in een zee van opgehoopt schuim, dat draderig en als rouwkransen
Aan de golven hangt; watervallen van schuim storten neer uit de rokerige masten
Van deze industriële Armada terwijl het wrak oplost in strengen en leuvers,
In zandbanken en poelen en geulen; de lucht staat stijf van vitriool,
De ziekenhuiszoete geur van snuifpoeder, tabak en linnengoed.
| |
| |
En de doolhof van stegen vol met weggesmeten zwachtels, bebloed,
Alle vuiligheid die je kunt bedenken: de drek van paarden, honden en ratten
En mensen; de wirwar van straten bezaaid met oude schoenen, as, lompen,
Gebroken aardewerk, geweerpatronen, flarden van naamloze kleren, verrot
Hout met kromgeslagen spijkers, sintels, botten en bakstenen, kapotgeslagen
Flessen; en boven dit alles, vertrapt of deinend, fladderend, dansend
De verfomfaaide resten van het nieuws, de weerzinwekkendste advertenties,
De krantenkoppen die een levensgrote rel aankondigen, verminkte politiek,
Het ziedende schuim van de anarchie: het doeltreffende beeld van een kuil
Waarin een geketende dwerg een geketende buldog martelde.
Terwijl ik mij tegen deze lethargie en extase in mijzelf verzette, borrelden
Uiteengereten fragmenten uit mijn voordracht, Het Mysterie van het leven en zijn kunsten,
Omhoog uit stapelwolken: Deze vreemde kwelling van de zucht naar rechtvaardigheid
Kan men, denk ik, vaak in Ierland tegenkomen - want ook wie genereus is en altijd
Rechtvaardig wil zijn, overtreedt onbewust wetten en gedragscodes; en dus
Vliegt men op wanneer men wordt tegengewerkt en ontkent zelfs de mogelijkheid
Van een vergissing... Vandaar het statische karakter van de oude Ierse kunst,
De schilder van missalen die zijn engel zonder een spoor van faalangst schildert
Zoals een kind een engel schildert, en daarbij rode stippen in de palm
Van elke hand aanbrengt, terwijl de ogen - ja, de ogen zijn volmaakte
Cirkels - en de mond, helaas, geheel is weggelaten.
| |
| |
Die sprakeloze mond, als de herinnering aan een teleurgestelde glimlach,
Blijft me kwellen. Die kalme terreur, dicht vanwege de mist en smog van Belfast:
Laat hij niet opengaan en mij verdoemen. Dat niemand hem met een vinger aanrake.
Of laat de ontbrekende mond de mijne, zoals op een avond in Siena, toen ik
Boven in de heuvels liep, waar glimwormen zich als dunne stralen sterrenlicht bewogen
Door de paarsrode bladeren, rijzend, dalend - met witte randen, reusachtig -
Terwijl kobaltwolken de onweernacht binnendrongen; en glimwormen rondwaaiden
Als windvlagen door het weerlicht, tot ik bedacht dat ik mijn mond
Moest opendoen en hen opslokken, zoals je per ongeluk de melkweg doorslikt.
Wanneer de laatste ster vervaagt in het definitieve blauw van de hemel, keer ik terug
Naar waar Turners Dawn of Christianity in zijn vergulde lijst hangt, in Belfast:
Etherische, halfontdekte tinten aqua, de nacht nevelig als melk en parelmoer,
Het doek een volmaakte cirkel; en terwijl ik in de opalen spiegel staar
Probeer ik zijn onderwerp te vinden, De uittocht uit Egypte. Een palmboom wenkt
Als de hand van een engel: woorden uit het verzegelde graf van zijn mond - Gaat heen
En ik zal met uw mond zijn - en de Heilige Familie verdwijnt in de bezoedelde spiegel
Waarin de Nijlblauwe lucht de Nijl wordt en het imperium overlaat
Aan de kindermoord, de verminkte handen en knieën van de vermoorden.
| |
| |
| |
Het brein van Edward Carson
Ze spleten de schedel en keken hoe hij krakend in twee helften uiteenviel, zoals de vloeren
Van een Byzantijns trireem. De haringgraten van de zoevende riemen, de kettingen en boeien.
Het bronzen schakelrad. De sloten. De Titanic, getuigenissen van de cellen.
De ingeslagen klinknagels. De vastgenagelde, inwendige blik. De spijkers. De schroeven.
De gebreeuwde verschansingen. De slaven, gebalsemd in honingraat, prismatisch.
Barbaarse instrumenten daar ingeplant, als haak en scheermes, ijzeren pik-
Houwelen waarmee ze geschiedenis zullen extrapoleren: de bronzen, statische eeuwig-
Heid van zijn opgeheven rechterhand. De linker als een schild. De vastgeboute, uitwendige
Ogen. De serafijnse frons. De grenzen en de kettingen daarin besloten. De broederlijke blik
Van de selecte broederschap: oranje en gekwetst purper, cataleptisch.
De kaart van Ulster opengevouwen, hexagonaal en complex, tektonisch:
Haar schuivende platen door vrijmetselaarswetten aaneengelast en -geklonken, melodisch.
De ladder en het touw. De codicillen. De kompassen waarop ze naar niet in kaart
Gebrachte toekomst varen. De uitgestoken hand. De kroon. De sjerp. De geheime nagel.
En toen kwam desintegratie tussenbeide, het brein ontschoot hen: sfinxachtig, catatonisch.
| |
| |
| |
S
De trein kwam langzaam tot stilstand met een zucht als Schweppes. Nu zie ik je, Miranda,
Door de mistige stoom van vorig jaar achter glas gevangen. Weet je het nog, Miranda,
Het archaïsche van toen ik je voor het eerst ontmoette, die tijd toen alle auto's zwart
Waren? Mijn hartzeer? Ik viel niet op in de menigte, ik was invaller in een claque.
En jij was Carmen, Miranda, jij was Madame Butterfly. Jij was prox-
Opera, de rollen waar je slinks in binnendrong. En jij wist dat jij ze was. Die parox-
Ismen van verdriet! Die cadansen van katzwijm! Die rollende ogen en r'en! Het voetlicht
Kuste je terwijl de claque gek werd. Men gooide bloemen en lires. Het was prachtig.
En ik was er, Miranda, in het lege theater en raapte jouw bloembladen op. Ik liep over pluche.
Ik voelde me de stille s in aisle. En waar was jij, Miranda? Zwijg.
| |
| |
| |
Whisky
Van hoe het leven van water gedistilleerd wordt tot vloeibaar goud; hoe het water van
De Liffey Guinness wordt; hoe explosieve cocktails de naam Molotov aannemen;
Hoe de wilde bergtijm rond de bloeiende heide waait, en de geurige rook
Van poteen hoog in de hemelsblauwe lucht stijgt; hoe turf de katalysator is, en niet coke;
Hoe coke crack is, niet heroïne, noch smack; hoe marihuana is: La Cucaracha,
Maryjane, of blow; hoe er vele Staten van de geest zijn in Appalachia;
Hoe je in één nacht, of na sluitingstijd, in een insect verandert van het eten
Van magische paddo's; hoe de psilocybine bezit van je hersens nam en tot een ‘Vreemde ontmoeting’ leidde;
Hoe je over de woorden struikelt, hoe iedereen die niet Grieks is ‘barbaars’ is;
Hoe de dingen genoemd worden bij elke andere naam behalve henzelf, daarvan wilde ik spreken.
Vertaling: Peter Nijmeijer
Liffey: Dublins grootste rivier, waaraan de Guinness-brouwerij gevestigd is; poteen: illegaal gestookte Ierse whisky met zeer hoog alcoholgehalte; de laatste, expres krom geformuleerde regel is een knipoog naar Wittgensteins ‘Waarvan men niet kan spreken, daarover moet men zwijgen’ (Tractatus 7).
|
|