en met de poes ging ook de ziel van de vrouw. Moet hij daar nu van zingen bij Violet Falkenburg? Je kunt het ook positief bekijken. Dat gaat moeilijk. Je ziet het omgekeerde te goed namelijk: die man wil wel graag op de tv zeg, met zijn dode vriendin. Het is niet netjes om dat te denken, maar je denkt het wel.
‘Ton, hoe reageerde jij op de dood van je vriendin?’
‘Het is verpletterend. Verwarrend. Ik had behoefte aan reiniging vanbinnen, een ritueel. Ik heb meteen de dag na de begrafenis een abonnement op de sauna genomen. Ik had het gevoel dat ik vaak niet genoeg ruimte had vanbinnen om te rouwen.’
Zingt Ton? Ik zou het willen. Maar Ton zingt niet. Ton grauwt de ruis na en komt terug met dubbele inzet over ruimte vanbinnen, reiniging, ritueel. En het programma Rondom Tien brengt dit als een persoonlijke onthulling, met fluwelen stiltemomenten omkleed. Dat is nog het allerergste.
Nu, maanden na de uitzending, kan ik me Ton al niet meer herinneren. Of hij een snor had of een baard, of dat hij een donkerpaars jasje droeg dat zelf gestikt en genaaid was uit stukken stof. Of dat hij sandalen droeg, of alleen maar een beetje sjofel was. Of hij graag praatte, of dat de woorden er maar met hangen en wurgen uit te branden waren. Alles weg. En zelfs dat kattenluikje, ik voel het, dat gaat niet beklijven.
Maar was het daarom in aanzet niet echt bedoeld als zingen, van Ton? En is het in aanzet aan mij om de eerste steen te werpen?
Een ander moment. Violet Falkenburg, voor deze uitzending in het zwart gekleed, vraagt: ‘Hoe was het afscheid?’ De moeder van het kind dat stierf na een auto-ongeluk, zegt: ‘Eerst ben je eigenlijk nergens.’
Ergens nergens zijn. Dat is zingen. Toch?
Ik zou wel willen dat ik een binnen had, dat zich uit moest storten. Dat het zo kwam dat anderen zo diep ook geraakt werden. En dat ze weer verder konden. Dus dat er taal kwam die zeg maar eigen was. O ja, ik zou wel willen. Maar in die contreien, eerlijk gezegd, oogt het als ergens/nergens-cement, zo grauw en stil, keihard, geen doorkomen aan. Dan zeg je niet: ik zing. Ik ruis allang te veel om nog te kunnen zingen.
Ik bleef kijken naar het programma Rondom Tien. Ik had kennelijk het vage idee vroeg of laat iets tegen het lijf te lopen. Ik hoorde iets waar ik van opkeek:
Wat gaf steun aan de ouders van het gestorven kind? ‘Telkens opnieuw erover praten met vrienden.’
Telkens opnieuw. Eerst ben je eigenlijk nergens. Toen telkens opnieuw.
Aanwezig in de uitzending is ook een psycholoog die onderzoek gedaan heeft naar verliesverwerking. Hij pompt de mensen woorden in die ze later weer kunnen uitbraken bij wijze van eerst binnen, dan buiten. Hij ruist: ‘Betrokkenheid is belangrijk. Omdat die periode zo onwezenlijk is. Daarom introduceerde ik ook dat begrip “de succesvolle verliesverwerker.”’
Moeder: ‘Ik werk aan mezelf. Daar kan ik nu mee omgaan.’
Violet: ‘Wat is rouwen voor jou?’
Moeder: ‘Heel hard werken.’
Violet: ‘Rouwen met je kinderen is nog een ander verhaal dan rouwen met jezelf. En als vader, durf je je verdriet te laten zien?’
Vader: ‘Ik ben niet geschoold in het tonen van emoties.’
Dochter van gestorven moeder: ‘In de therapie heb ik brieven geschreven aan mijn moeder. Mijn psycholoog heeft uitgelegd dat je er een bepaald ritueel mee kunt doen. De brieven verbranden. Op het strand. Haar as was al over de zee uitgestrooid namelijk. Ook heb ik muzieknummers uitgezocht.’
Violet: ‘Marieke de Bruin, jij bent verliestherapeute.’
Marieke de Bruin: ‘We gaan naar die emoties toe, want het ligt opgeslagen tussen je ademha-