Rob Schouten
Gebrande koffie
Pas onlangs, zeker twintig jaar nadat ik erover gelezen had, at ik voor het eerst welbewust een madeleinekoekje. Misschien heb ik er eerder al wel tientallen gegeten, maar zonder ooit het verband met Proust te leggen. Dit keer werd het erbij gezegd: wil je een madeleine?
Het bleek natuurlijk een koekje van niks, een burgermansversnapering, en toen ik er met veel inlevingsvermogen aan begon merkte ik dat ik achter de naam ‘madeleine’ een heel ander, chiquer soort taartje had verwacht. En het appelleerde uiteraard evenmin ergens aan, deze tractatie, hoezeer ik me ook realiseerde een soort literaire ouwel in de mond te hebben.
Ook mijn eigen madeleine hoort onverbiddelijk tot de klasse der ordinaire ervaringen. Toch lijkt het bij nader inzien of alles direct al veelbetekenend was aan de geur van gebrande koffie die ik ergens rond mijn achtste jaar in de Haarlemse binnenstad opsnoof. Alsof ik toen al wist dat dit mijn ultieme synesthetische ervaring ging worden. Dat is natuurlijk geschiedvervalsing, maar toen enige tijd geleden, zo'n vijfendertig jaar later, dezelfde scherpe, eigenlijk onaangename geur in mijn neus dreef, dit keer in Amsterdam, voelde het aan alsof die oude lucht al die jaren had liggen wachten om me ooit, nu, opnieuw te treffen.
Alles was er in één klap, de Barteljorisstraat, het paradijs van mijn kinderjaren, de neptante met wie ik daar over straat liep en die mij een dinky-toy beloofde die ik nooit heb gekregen, een Ford Cortina zou het worden, met deurtjes die open en dicht konden. En het was zonnig op een manier die ik me alleen maar van Haarlem herinner.
Hoe vaak heb ik in de tussenliggende jaren gebrande koffiebonen geroken zónder dat ik naar Haarlem 1962 werd verplaatst, allemaal mislukte pogingen om me terug te voeren in de tijd? Maar deze ene keer moet het precies de juiste olfactorische samenstelling zijn geweest, misschien in combinatie met het weer, want ook in Amsterdam was het zonnig.