toen ik al een jaar of dertien was geen associaties met longkanker. Ik denk dat er nauwelijks werd nagedacht over die vorm van kanker.
Ik stond graag dicht bij mijn vader in de buurt, ik vond het spannend, lekker en vies tegelijk om toe te kijken. Ik schrijf het op en ik ruik het filter. Fantastisch, die kracht van de verbeelding.
Pa rookte Chesterfield en later Caballero, de Caballero-fabriek kon je in de verte zien vanuit het plantsoen aan de overkant van ons huis. Ook kocht hij soms Roxy. Maar nooit rookte hij filtersigaretten. Misschien leek hij op een dandy met zijn pijpje, nu ik erover nadenk, ja, hij was erg elegant. Ergens op een tafel in een van de kamers stond een vertinde doos waar sigaretten en sigaren in werden bewaard en waaruit ik toen ik een puber was sigaretten stal.
Natuurlijk rookte pa ook sigaren, bijvoorbeeld als er bezoek kwam of als hij een zakelijke bespreking had thuis. Pa rookte sigaren met de mannelijke gasten. Eigenlijk grappig dat hij het misschien uit beleefdheid deed. Ja, want waarom stak hij er niet voor de lol in z'n eentje een op? Wat zit ik nou te zwammen, ik zie pa het puntje van de sigaar afsnijden. Maar bij de geur van sigaren krijg ik niet van die zoete herinneringen.
Soms ga ik naar buiten op het moment dat onze buurman net zijn voordeur achter zich gesloten heeft, die geur dringt tot mijn neusgaten door, de buurman rookt vaak, ik word vervuld van heimwee naar mijn vader. Naar de tijd dat ik een kind was en hem adoreerde.
Ik zie pa voor me, hij is tamelijk jong, hij zit in een stoel of hij loopt door het huis, soms wil ik onmiddellijk naar de foto kijken die genomen werd op zijn kantoor, hoge vergeelde kale muren, daar zit pa met een sigaret tussen zijn vingers, zes mannen die poseren voor de fotograaf en één vrouw, collega's, losjes achter hun bureau en hun typemachine. Zij rookt ook.
Die geur moet ik al als klein kind opgesnoven hebben, en hij was exclusief want mijn moeder heeft haar leven lang nooit gerookt. Wel mijn broers, Gauloise geloof ik. Maar omdat ik werkelijk geemotioneerd kan raken van die subtiele prikkeling moet de herinnering van voor mijn derde jaar zijn. Mijn broers rookten toen nog niet. Ik kroop vaak bij pa op schoot, maar ik kan me niet herinneren dat hij op die momenten een sigaret opstak. Die specifieke geur zal hij bij zich hebben gedragen. Want soms als hij uit zijn werk kwam en ik hem begroette van een afstandje zei ik: vandaag heeft u ook een sigaar gerookt hè? Ik kuste hem, maar ik prefereerde de zuivere sigarettengeur.
Mijn moeder klaagde regelmatig dat alweer een van zijn kos-