De Gids. Jaargang 160(1997)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 389] [p. 389] Les Murray De emoe Een enorm Beatles-kapsel, blond verweerd als een grasboom, steekt een alerte periscoop op en tuurt over struikgewas. Haar grote olivijnen eieren klikken olieachtig tegen elkaar; haar lippen van nobel plastic vastgeklampt in hun uitdrukking, haar schedelpluim een streep in de mohawk-trant, gorgelt ze haar bleekblauwe luchtpijp: de emoe, Dromaius novaehollandiae, wier stand-in in de meeste werelddelen een antilope is, kijkt ons in beide ogen met haar ene oog en haar andere oog, deftige moedige bochel, vederzwaaiende gecomprimeerde kameel, Hardloopster van Nieuw-Holland. De knieën achterwaarts in getande drieweglaarzen sta je, Dinewan, trotse emoe, alledaags als het stof in je mouwloze jas, en beantwoordt onze interesse. Je modieus blazoen is wankel: je bent Raar, je bent Inheems, zelfs ietwat Passé. Je wordt misschien in leven gelaten maar let op: de witte vlekken van de Serieuze minachting geven het duister menselijke vaak carte blanche. Op hun eerste vreemde kust leken Europa's schepen nederig maar na de mis begon de bemanning de schepselen te hernoemen. Aanbidding werd interesse en kreeg nieuwe trekken. Nu overleeft leven slechts als het opmerkelijk gemaakt wordt. Heraldieke vogel, onze bescherming is een fabel van ruimte en onverschilligheid. We zijn wel en niet opmerkelijk; we zijn het gewone ontdekt op een andere planeet. Kom je Vroeg of Laat, in de geschiedenis van de vogels die niet bestaat, en heel oud is? Ook mijn verwantschappen zijn onheuglijk en recent, zoals mijn land, dat het jouwe abstraheert in woorden. Dit distillaat van bergen is fijn vertakt, deze vlakte [pagina 390] [p. 390] weids perspectief van stugge, broze levens, waar de regen, gesluierde wand aan de westelijke horizon, een golfplaten geestverschijning is, die zijn kleigerande staart uitzet in neerzwiepende arcering. Halsreikster, getrapgevelde zuster, ik zie je oog op onze jeep. Toen je de hand van de evolutie kreeg aangereikt vrat je hem op, dat is denk ik jouw verhaal. Wijsvinger en duim steken uit je gezicht, maar de wegende handpalm zit binnen in je en verzamelt er flessendoppen, spijkers, nat cement dat je fameus verzwelgt: je passerende gedempte show, je seriële privémuseum. Maar sommige waarheden heten nu triviaal. Alleen God beaamt ze. Sommige mensen, die ze verachten, creëren een soort weer dat we als het openbaar en verbreid raakt oorlog noemen. Daar maken we de dood triviaal en groots, in krasse afwisseling; we ronselen hem opdat hij ons zegent, mesten hem vet om het drama eruit te persen; ja, we sluiten de dood op en martelen hem - dat gedeelte heet vrede - we bieden hem moord aan, als bedelaars smekend om betekenis. Jij ritselt dromen van genade, zolang je niet vlucht als een hovercraft, niet voortglijdt met bungelende zinkgevlokte poten, terwijl het veerkrachtige staal van je tenen rondmaalt. Braaklandverwante, nauwelijks eetbare excellentie, de gedesinteresseerde schijnwerper van de heren der interesse en de gerokte adel der landerigheid zijn een toorts van bruusk arrest en verblindend na-duister. Maar jij suggereert: eerder een roversbewind na de gestage verbreidingen van Gods gewone onsterfelijkheid wiens beeld daglicht-detail is, panoramisch en in ontwikkeling maar pal voor de overal-focus van een die geen verveling kent. Vorige Volgende