klimmen een tweede top en vervagen pas dan voorgoed. Het bestijgen van het watergebergte is te veel voor ze geweest.
Twee mannen staan met hun rug naar de golfkunstenaar en zijn vriendin. Ze kijken naast een huis met het bord te koop in een etalage. Tussen een bruine pendule en een vaalgekuste teddybeer staat een partij slanke glazen zonder voet.
Het glaswerk ziet er smerig uit. Dat is ook de bedoeling. Op een stuk karton is met een viltstift ‘1920, niet eerder gebruikt, zo uit de kelder’ geschreven. Vandaar die laag van stro en geklonterde aarde.
‘Zou jij die glazen nou wassen?’ vraagt de ene man aan de andere.
‘Anders kun je er niet uit drinken.’
‘Als je ze schoonmaakt weet niemand meer dat ze oud zijn.’
‘Misschien hebben ze die laag er wel opgesmeerd.’
‘Doet me denken aan dat Perzische verhaal van dat kurkdroge dorp.’
‘Waar die boer 's nachts een plas water voor z'n deur stort om te doen alsof het alleen voor zijn huis heeft geregend.’
‘Elke nacht weer, zo wordt hij de Heilige van het Water.’
Onder een iep zit een jonge vrouw op de bagagedrager van haar fiets, die ze vergrendeld tegen de stam heeft gezet. Ze hoort de steentjes die achter haar in het water worden gegooid, maar draait zich niet om. Het liefst zou ze ook zo'n wachtgesprek voeren met haar beminde, maar hij is te laat, over een onderwerp buiten de gebeurtenis waarvoor ze is gekomen. Dan gaat het hier stilstaan vlugger.
Over de schors van die iep, iemand heeft er lang geleden een paar letters in gekerfd die al weer bijna zijn dichtgelopen, irv of irn, woord dat je naar geen land, geen domein kunt leiden. Die boom heet zo tot het niet meer is te zien.
Hand in de zak van de witte regenjas, tussen twee puntige rode nagels komt een gepluisd papiertje tevoorschijn met een verbleekt balpentelefoonnummer. Meegewassen natuurlijk. Waar blijft hij nou, over wat er allemaal in een jas of broek achterblijft voor een kledingstuk z'n stoombad krijgt zouden ze het toch even kunnen hebben.
Of over dat blikje daar? 't Glinstert in een modderplas. Een besmeurde zijkant steekt met z'n bochten boven de waterspiegel uit. Het lijkt wel of het als een drenkeling z'n best doet om te laten weten dat het bestaat.
Ze redt het en poetst het schoon met een paar bladeren van de gekerfde iep. Hoe komt het hier ongeopend, helemaal dicht. Er zit geen etiket op, niet te zien of de bewaardatum misschien is verstre-