van La Gomera, ik zie in de licht-doorschoten ruimte onder me rotsblokken die bergen lijken, met wuivende wieren bebost, en vissen met felgele en paarse lijnen, roofvissen die roerloos op de loer liggen, roofvissen met wrede brede bekken, en in het donkerder blauw, in de oneindigheid van de oceaan, verschijnt plotseling een school sardines. Ik zwem ernaar toe en hang erboven.
Al zoveel maal heb ik het gezien: zo'n open- en dichtwaaierende school sardines, en elke keer ben ik er weer van onder de indruk: van de manier waarop deze vissen samen een school zijn, van de volmaaktheid van hun gezamenlijkheid. Vele vissen die zich als één lichaam bewegen. Het kwikzilverachtige van hun bewegen, vrij, onvoorspelbaar, en toch gehoorzamend aan een eeuwige wet. De school sardines, stilstaand, dromend, wegschietend, belichaamt de paradox van vrijheid in gebondenheid, zij overstijgt die paradox, zij is - buiten de taal, subliem.
En zo stijg ik, snorkelaar, in de beste platoonse traditie van het bijzondere naar het algemene, van de schoonheid van enkele sardines naar die van alle sardines, en vandaar naar een aanschouwing van de schoonheid zelve! Alsof het in mijn genen zit, deze beweging, dit platoonse stijgen. Maar even sterk is mijn neiging tot het tegenovergestelde: down dus, down to earth, van geest naar lichaam, terug naar het blikje vis dat naast mijn blocnote te geuren staat.
Zal ik? Ik eet van de vis, ook al is het daar niet echt de tijd voor: omstreeks half elf in de ochtend. Een flinter vis, nog een flinter. Ik krijg de smaak te pakken. Eén vis is nu op. Goddelijk lekker! Het vlees is stevig, licht plakkend aan de tanden, zoals het hoort.
Ach Jezus! Die brief! De envelop met brief die tegelijk met het blikje tevoorschijn kwam! Ik heb hem terzijde geschoven, als reclamedrukwerk. Ik lees nu de brief van de redactie. Er wordt me opgedragen het blikje te openen, op een wijze zus en zo, en dan te beschrijven wat ik zie. Het gaat dus om de inhoud van het blikje en niet om zijn geheimvolle presentie en wat men daarmee doet en daarbij ervaart. Mm. Ook hierin herken ik mijzelf, net als in de rest van deze beschrijving. Het wil me nogal eens overkomen dat ik te snel op mijn doel afga en zo een en ander over het hoofd zie. Al te gretig heb ik me aan mijn beschrijvingslust overgegeven (en aan mijn vraatzucht bovendien).
Maar, zo denk ik meteen, starend naar de vis: wat is zo'n beschrijving van sardines in blik waard, wat voor zin heeft het om zomaar iets te gaan beschrijven? Ik heb een hekel aan beschrijvingen, tenzij ze vervaardigd zijn door meesters als Flaubert of Tolstoj. Maar hun