| |
Jacq Vogelaar
Vrije en verplichte figuren
Rond een onding
I
Iets is naar mij toe gekomen - het is iets dat op mij wacht; uit zichzelf doet het niets. Het onderscheidt zich van dingen die zijn wat ze zijn, ook zonder mij; verhuld in een gebruiksaanwijzing wacht dit ding op het moment dat ik toetast; onverschillig blijft het liggen, ongeacht of het hier thuishoort of niet.
In geopende toestand bestaat het uit beperkt houdbare woorden. De geur dwingt tot adjectieven - die misschien maar beter in daden kunnen worden omgezet: trek een pak aan, verdeel de inhoud van
| |
| |
Huub Beurskens, Great Ocean
| |
| |
dit geopende ding over verschillende zakken en ga op het spitsuur in een tjokvolle tram naar het Centraal Station.
Een blinkend iets is veranderd in een opdringerig geval met een in olie gedrenkte inhoud, die je alleen met mes of vork eruit zou willen peuteren - nee, vooral niet met de vingers aanraken. Laat het voor wat het is: een zichzelf spiegelend stilleven van twee zilverige lijven; de lijn die ze scheidt doorsnijdt diagonaal het oliebad.
Het onding heeft geen betekenis, dus raken woorden het niet, beschermd door de olie, resistent tegen elke vertaling. Als ik zeg dat ik weet wat het is, wat het inhoudt en wat het van mij vraagt, zou ik het een gastvrijheid bieden die ik het niet gun. Zou ik vertellen wat ik zie, dan zou ik het een plaats moeten geven evenwaardig aan Kunstenaars en opdrachtgevers, Dein Körper neben mir, Verkreukelde modekoningen - titels en koppen binnen een straal van een halve meter - en de lapidaire beschrijving zou dan luiden: verwezend paar, matig gespiegeld, wacht op teraardebestelling.
| |
II
Je weet niet wat het is. Met een werkwoord is het geopend. Wederkerig spiegelt het zichzelf. Hetzelfde werkwoord heeft van een langwerpig vlak met ronde hoeken een bovenkant, ja zelfs een deksel gemaakt, licht golvend met een onregelmatig gerafelde rand, mat glanzend en met enkele letters en cijfers erin gestanst; in het midden van de lange zijkant lopen verticaal vijf ribbels.
In een vette vloeistof liggen twee lichamen, naar de hoogte van het blik te oordelen liggen ze boven op nog eens twee, waarschijnlijk soortgelijke lichamen geperst. Maar waarom zou je het lichamen noemen? Het zijn hele stukken, met een lichtelijk geschonden blauwgrijs vel, zonder kop of staart. Nee, geen lichamen, noem het: weekstoffelijke overschotten, dood noch levend, dierlijke resten.
| |
III
Met de ogen dicht. Vislucht is niet het woord, als je dat tenminste reserveert voor wat je op een vismark ruikt of wanneer je de buik van een forel opensnijdt en met je vingers de darmen uit de holte lepelt. Het is ook niet zomaar een oliegeur; onmiskenbaar, en toch alleen maar tautologisch te benoemen als ‘sardines in blik’. Hoe weet ik dat het sardines zijn?
| |
| |
Stel dat ik hierna mijn ogen opendoe en voor mij - gezeten op de bank, want dit kun je niet aan een bureau schrijven, hooguit aan een keukentafel - staat iemand die zijn jas openknoopt, en ik kan niet anders dan denken: man, je kruis ruikt naar sardines in blik - en dát zeggen.
Deze penetrante geur is een belediging voor vis gebakken in olie. Wie een vis met zijn handen aanraakt wordt zelf vis; wie deze stukken met z'n vingers uit het blik vist, voelt zich vies.
Stel je voor dat een zeemeermin zó zou ruiken. Denk aan Odysseus en de sirenen.
| |
IV
Hij heeft nog nooit door de kamer gelopen met op zijn gestrekte hand een geopend blikje - terwijl op straat een in 'n deken verpakte piano door de lucht zeilt.
Tien voor elf 's ochtends. Verplaatsing maakt het hem gemakkelijker om afwisselend te kijken en te schrijven.
Hij liep door de kamer met - als een ober - in zijn hand een geopend conservenblikje op een stuk keukenpapier. Deze zin werd onderbroken door geluid van buiten, dat het zweven van een ingepakte piano begeleidde.
De piano verdwijnt via een tussenlanding op het wegdek in een vrachtwagen (firma Griffioen). Het zou hem minder moeite kosten uit te vinden waar het muziekinstrument (in deze straat een zeldzaamheid) heen gaat dan te achterhalen hoe deze vissen in dit blik terecht zijn gekomen.
Zal de gedachte aan een door de lucht zwevende piano, ingepakt in een paardendeken, hem voortaan doen denken aan vissen in een blikje?
| |
V
Uitgeserveerd, opgediend - woorden even misplaatst als het voorwerp; maar noem je een ongeëtiketteerd langwerpig plat blik met rafelig opengesneden deksel, op een wit tissue naast een theeglas en een koffiekop, te midden van een partijtje ongeregeld van pennen, potloden, een vijl en een papiersnijder - de toevallige bevolking van de kruk waarop ik het blik deponeer - noem je dat blik, nu het geopend is en zijn opeengeperste dode have blootgeeft, nog wel een
| |
| |
voorwerp? Zolang het ongeopend op de rand van een kast lag, was het een ding met mogelijkheden: er had ook alleen lucht in kunnen zitten, zware lucht, snippers beschreven papier, tijgerogen of twintig poppetjes... Geopend is het iets geworden waarvan het gebruik voor de hand ligt, plat van betekenis en vooral ook van tijdelijke aard: onmiddellijk na opening te nuttigen; voor wie de inhoud niet blieft, een onding.
| |
VI
getweeën in één blik gevangen
in ijzer als ijzer blinkend
| |
VII
Het blik - vanwege de stank - naar het balkon verplaatst. Twee duiven strijken neer op de broodtrommel die op de afgedankte koelkast staat, koerend haken ze de snavels op elkaar in. Hun routineuze gebalts onderbreken ze, misschien getroffen door een weerkaatsing van het zonlicht in het opstaande deksel van het blik. Ze lopen over de plank waar ooit bloempotten hoorden te staan, stellen zich aan weerskanten van het geopende blikje op alsof ze besteld zijn voor een dagwake. Geen van beide maakt zelfs maar aanstalten om uit te vinden wat erin zit en of het te eten is. Kunnen duiven ruiken? Zo blijven ze staan, ongewoon lang, ongewoon stil. Ik word van mijn post weggelokt door de telefoon, uit zicht van het balkon. Als ik na tien minuten terugkeer, zijn de duiven weg en is het blikje zo goed als leeg - het ligt op z'n kant, ernaast een plas roodkleurige olie, 'n stuk vel; en aan de beschrijving is door een ingreep van buitenaf een einde gemaakt. Nademaal...
|
|