| |
| |
| |
René van Boven
Het verschrikkelijke feest
Met een zwierigheid die veel routine verried draaide Papa Rumeli het mes zo in het weke vlees van de onderbuik dat de ingewanden zich als een ballon naar buiten persten. Het wemelde van de veedieven in deze vruchtbare en grazige streek en zij waren voor Papa een aantrekkelijke prooi om zijn vaardigheden met het snijmes te oefenen. Met een rauwe vloek duwde hij het dode vlees in het water, waar het snel zou worden verslonden door de hongerige vissen. De dievenknechten waren in paniek door het struikgewas gevlucht, in de hoop elders vervoer te vinden om zich in veiligheid te brengen. Papa brulde hen na dat zijn mes geduld had. Zijn doorgaans norse humeur was zichtbaar opgeklaard. Hij was dan ook zeer tevreden over deze vangst. De dieven hadden het hem niet moeilijk gemaakt en zijn buit was de achtergebleven bark, die nog nieuw leek en plaats bood aan een vijftal karbouwen. Hij waadde de beesten naar de wal en verzwaarde het schip met grote keien, zodat het de waterstroom kon weerstaan. Hij waste zijn mes schoon en wachtte nog een tijd in het donker op een eventuele terugkeer van de dieven. Op deze momenten voelde Papa Rumeli zich in zijn element. Hier was zijn loopbaan begonnen, als een veedief zoals hij er juist een aan de even roofzuchtige vissen had gevoerd. Hij was berucht geweest, brutaal en onbarmhartig. Het had hem vele grootse momenten van duistere spanning en voldoening geschonken, meer dan waartoe zijn vrouwen ooit in staat waren geweest. Het had hem ook rijkdom gebracht, grote rijkdom waarom hij op het eiland werd benijd en bewonderd. De meeste van zijn slachtoffers hadden vroeg of laat in hun vergeefse jacht op hun belager het leven moeten laten. De weinigen die het overleefd hadden waren al tevreden dat zij onder het gezag van Papa Rumeli mochten voortademen. En zo was hij de ongekroonde koning van het eiland geworden, niet enkel beducht bij de bewoners maar ook bij de vreemde overheerser onder wiens gezag het eiland viel. De gouverneur had eenmaal een
controleur naar dit oord gezonden, maar na- | |
| |
dat het getormenteerde hoofd van deze ambtenaar naar de hoofdstad was teruggestuurd waren de politieke bemoeienissen beperkt gebleven tot enkele schriftelijke oekazes over de volksgezondheid.
Toen hij het veilig achtte keerde Papa Rumeli naar zijn dorp terug. Hij zou de jonge mannen terstond instrueren over de buitgemaakte bark en karbouwen om zich vervolgens bij de vrouw te voegen die daarop aanspraak kon maken. Vannacht was dat Titi, zijn negende en laatste vrouw. Zij was zijn favoriet vanwege haar vrolijke en verstandige natuur en ook vanwege haar ogen, die zo uitdagend konden fonkelen. Hij had graag bij haar kinderen verwekt, maar ondanks hun vele vurige pogingen daartoe was Titi kinderloos gebleven. Als hij nog een jongeman was geweest had hij haar daarom verstoten, maar nu besefte hij dat zij als negende in de rij meer dan de anderen voldeed als speelse bedgenote en wijze kameraad en daardoor voor hem onmisbaar gezelschap was geworden. Dat hij haar met meer gunsten bedacht dan de anderen had al vaker tot afgunst geleid, maar de vrouwen wachtten zich er wel voor dat openlijk te laten blijken. Daarom vonden de vrouwen hun toevlucht in heimelijke pesterijen, waarvan Titi meer dan eens het slachtoffer was. Zo ontwaakte zij eens in een plas geitenbloed, een andere keer waren in haar slaap haar zwarte lokken gekortwiekt. Titi was wijs genoeg om zich hierover niet bij Papa te beklagen, omdat ze wist dat diens represailles zich uiteindelijk tegen haar zouden kunnen keren. De afgunst was het grootst bij Papa's tweede vrouw, Suti. Het was meestal de tweede vrouw die problemen maakte, omdat de eerste vrouw vanwege haar stand en niet uit verliefdheid was verkozen. Itih had als eerste vrouw de komst van iedere bijvrouw gemakkelijk aanvaard. Suti behandelde de anderen als haar rivalen. Zij leed eronder dat Papa haar nooit meer voor een ander doel bezocht dan om Eko te bezoeken, de oogappel onder zijn achttien kinderen. Het verdriet en de afgunst hadden lelijke trekken op het gezicht van Suti achtergelaten, als littekens van een zieke geest. Haar hatelijkheden hadden haar niet alleen bij Papa en de vrouwen maar in het hele dorp weinig geliefd gemaakt. Men
verdacht haar zelfs van zwarte kunst. Het was dan ook niet vreemd dat Titi in stilte Suti beschuldigde van de bizarre pesterijen die zij ondervond.
De ochtend na de fortuinlijke vangst lag Papa in de armen van Titi. Hij deed haar verhaal van de afgelopen nacht, in de verwachting dat zij het in bloemrijke woorden verder zou vertellen in het dorp. Ieder detail van het avontuur, en vooral van zijn eigen heldhaftigheden,
| |
| |
mat hij breed uit. De grote mond in het brede, pokdalige gezicht bewoog een uur lang onophoudelijk. Het smalle snorretje volgde het snelle ritme van de lippen. Als hij aan een rauwe passage toe was en hij Titi voelde huiveren over haar hele lichaam, lachte hij grommend. Zijn tanden lichtten wit op in de felle streep van de vroege zon, die door een kleine muuropening naar binnen kierde. Titi smeekte hem te stoppen met de wrede vertelling. Ze ging op zijn buik zitten, boog zich voorover en drukte haar lippen op de zijne. Ze nam zijn tong in haar mond, alsof ze daarmee de angstaanjagende woorden weg kon zuigen. Al gauw was hun luidruchtig liefdesspel in het dorp hoorbaar. Titi deed er nog een schepje bovenop door het slaken van scherpe gilletjes, opdat het geen van de andere vrouwen kon ontgaan hoezeer ze elkaar beminden.
Zich bewust van de afgunstige bewondering om haar heen slenterde Titi naar de plek aan het water waar gebaad en gewassen werd. Nadrukkelijker dan anders wiegde ze met haar heupen, haar ogen half gesloten en naar boven gericht. Zo kon ze zich weliswaar niet te goed doen aan de nieuwsgierige blikken van de vrouwen en kinderen die zich aan het baden waren, maar dat was ook niet nodig. Ze voelde de aandacht als een zwoele wind om zich heen. Ze zocht een gladde steen aan de waterkant, hurkte erop en gleed het water in. Ze knoopte haar doek los, die ze uitwrong en op de steen legde. Ze spetterde licht met de vlakke kant van haar handen op het water. ‘Papa's zangvogeltje is uitgezongen,’ kirde een van de vrouwen, ‘ze wast haar veertjes!’ ‘Dat zal ook wel nodig zijn; die veertjes hebben heel wat te verduren gehad!’ proestte een ander. Het ingehouden geschater klonk over het water. ‘Wanneer hoorden jullie dan een zangvogeltje? Ik werd wakker van een krijsend biggetje, in doodsnood voor de slacht. Ik dacht nog: dat wordt een feestmaal vanavond, met zo'n sappig speenvarken zoals alleen Papa die vangen kan!’ zei Suti op aanstellerige toon. ‘Sappig klonk het varkentje zeker!’ gilde een ander uit. De vrouwen genoten van de scabreuze plagerijen. Alle ogen waren nu heimelijk op Titi gericht in afwachting van haar repliek, waarmee zij doorgaans niet zuinig was. Haar harde en grove woorden, met scherpe stem uitgesproken, klonken als zweepslagen over het water: ‘We weten allemaal, lieve zusters, dat Papa er ondanks onze aansporingen niet toe te bewegen is een oud en vet varken aan te raken!’ Het werd stil, alleen het gekletter van de waterval was nog te horen. Langzaam hees Suti haar zware lichaam uit het water en sloeg haar doek om de heupen. Zonder om te kijken liep ze weg in de richting van het dorp. Ook de andere vrouwen kwamen
| |
| |
nu zwijgend uit het water, droogden zich haastig en kamden hun haren. In stille optocht liepen ze over de smalle dijk naar het dorp. Een toeschouwer zou gedacht hebben dat ze op weg waren naar een begrafenis, zo zwaarmoedig leek de stoet.
Het was feest in het dorp. Vele meters bamboe gevuld met palmwijn waren vanuit een naburig eiland aangeleverd. Er lagen tientallen eenden en kippen, zelfs een tam varken in het vuur. De mannen hadden zich teruggetrokken in het dorpshuis, waar de hele dag veel gerookt en gedronken werd. De vrouwen hadden de grote maaltijd voorbereid en zaten bij elkaar op het dorpsplein. Er werd opgewonden gepraat en veel gelachen. Tegen zonsondergang kwam er druk geschreeuw uit het dorpshuis en even later zagen de vrouwen dat de zojuist ingewijde jongens op houten staketsels naar het plein werden gedragen. Ze glommen van trots en lachten breeduit naar hun moeders, die vrolijk jammerend op hen af renden en hun zonen bij de benen pakten. Zo ging de luidruchtige optocht enige keren rond het dorpsplein, totdat de jongens mochten afstijgen om hun plaats in te nemen aan de maaltijd. De palmwijn werd in bekers uitgedeeld, ook aan de jongens, die zwetend van opwinding hun plaats innamen. De vrouwen kwamen langs met de schalen vlees, rijst en pepers. De jongens werden geknuffeld door hun moeders. Suti hing aan de schouders van haar Eko en kuste hem aanhalig in de hals. Hij dronk van de wijn en lachte in de richting van Papa, die het feestmaal voorzat. Papa straalde naar zijn zoon met alle trots die in hem was. Hij hield meer van deze jongen dan van al zijn andere kinderen samen. Eko had iets bijzonders, iets magisch over zich. Het waren niet alleen zijn opvallende kwaliteiten als jager en bemiddelaar, die hem al zeer jong tot een natuurlijke leider hadden bestempeld, het was bovenal zijn aanwijsbare band met de wereld van de voorouders die hem tot bovennatuurlijk had verheven. Hij kon als kleine jongen in een kring van volwassen jagers vertellingen doen waarvan slechts de goden en voorouders de bijzonderheden konden kennen. Hij had bij herhaling pijnlijke en vreugdevolle voorspellingen gedaan, die jong en oud met ongeloof hadden vervuld totdat ze waren uitgekomen. Hij had genezingen
gedaan bij dieren en bij mensen, zonder gebruik te maken van gereedschap of kruiderijen. Er gingen geruchten dat de ongewone vangsten van Papa Rumeli voor een niet onaanzienlijk deel te danken waren aan de bovennatuurlijke hulp van Eko, maar de jongen was zo verstandig om die praatjes in de kiem te smoren. Hij was niet alleen uitzonderlijk getalenteerd maar ook alom geliefd vanwege zijn knappe en vrolijke uitstraling,
| |
| |
zijn wellevendheid en behulpzaamheid. Voor Suti was hij een droomzoon. Hij hielp haar zonder mopperen, ook als het karweitjes betrof waarvoor jongens gewoonlijk de neus ophaalden. Als hij voor zijn moeder het wasgoed verzorgde en dat tot plagerij van de andere jongens leidde, ging hij onverstoorbaar door. Pas de volgende dag, als de plagers het voorval alweer vergeten waren, trakteerde hij hen op een gevoelige aframmeling. In de loop der jaren was de hulpvaardigheid van Eko niet afgenomen, de plagerijen werden steeds zeldzamer. Wie zijn moeder te kort deed of zelfs maar dreigde dat te doen, kon op zijn toorn en bovenal op zijn ingenieuze wraak rekenen, hoe klein hij ook was. Ook daarover deden talloze anekdotes de ronde, die door zijn trotse moeder ijverig in herinnering werden gehouden. Zo was een rondtrekkende scharrelaar in schoonheidsmiddeltjes eens kaalgeschoren en zwartgesaust aan de rand van het dorp aangetroffen, nadat hij Suti veel geld afhandig had gemaakt met waardeloze meelpoedertjes die haar huid hadden moeten bleken en haar lokken hadden moeten doen glanzen. Niemand twijfelde eraan dat de kleine Eko voor deze wraakoefening getekend had en het hele dorp genoot ervan. Kort na zijn geboorte had het dorp er stilletjes schande van gesproken dat zijn naamgevingsfeest werd gevierd binnen de veertig dagen die daarvoor in acht waren te nemen, maar achteraf besefte men dat de bovenwereld van voorouders daarin de hand had gehad.
Het feestmaal liep ten einde en de muzikanten speelden hun eerste dansnummertjes. De palmwijn had de mannen opgewonden gemaakt. Ze lieten zich gemakkelijk tot een dansje verleiden. Terwijl de jongens uitgeblust van de gebeurtenissen en van de drank achterbleven, sprongen de anderen in het rond en zongen ze vals de volksdeuntjes mee. Titi hield Papa Rumeli stevig in haar armen. Ze keek stralend naar hem op. Haar ogen lichtten op in het schijnsel van de brandende vuren. Papa liet zich gewillig meevoeren op haar wilde ritme. Ze draaiden tot ze duizelden en elkaar met zweterige kussen overlaadden. De vuurvonken trokken cirkels in het zwart van de lange nacht.
De paniek was verschrikkelijk. Jammerende vrouwen en krijsende kinderen staarden angstig naar de vlammenzee. Vuurballen spatten uiteen en landden als een rode regen op het gras. Mannen droegen emmers en kuipen water aan, maar het grote houten huis leek niet meer te redden. Op het moment dat het brandende dak met een doffe klap instortte, kwam Papa Rumeli schreeuwend aangelopen.
| |
| |
Hij duwde iedereen opzij, pakte een emmer bluswater en gooide dit over zich heen. Hij rende op de vuurzee af en wrikte met zijn blote handen de deur open om door het zwart rokende gat te verdwijnen. Er klonken gedempte kreten van ontzetting. De mannen staakten hun bluswerk en hielden gespannen hun ogen gericht op de plek waar Papa het vuur was binnengegaan. Na lange minuten begonnen enkele vrouwen luidkeels te huilen. Ze rukten aan de armen en kleren van de mannen en smeekten hen het huis ook binnen te gaan. De mannen weerden dit af en bleven zwijgend op hun plaats. Plotseling brak de wand van het bovenhuis open. Een zwarte vlek met lange vlammen aan de uiteinden stortte naar beneden. Enkele mannen stormden erop af. Ze riepen om bluswater. De emmers en kuipen werden haastig aangedragen en over de rokende lichamen van Papa en Titi leeggegooid.
Het duurde lange maanden voordat hun wonden waren geheeld. De littekens waren lelijk gebleven. Voor Papa Rumeli waren het onderscheidingen. Titi was er diep ongelukkig mee. Niet dat Papa minder aandacht voor haar had getoond na het verschrikkelijke feest: hij had haar met veel liefde behandeld en haar vele, ook kostbare geschenken gegeven. Hij had de mannen van het dorp een nieuw huis voor haar laten bouwen, dat opvallend was versierd met prachtig snijwerk. Boven de deur had Papa de schedel gespijkerd van het varken dat de avond voor de brand was geofferd en gegeten. Hij had haar, ondanks hun pijnlijke wonden, bemind zoals ze gewend waren. Het was haar goed bevallen dat de andere vrouwen niet van haar ongeluk hadden weten te profiteren. Maar zij wrokte over de ontsieringen die zij haar leven zou moeten meedragen, ook als haar jeugd zou wijken voor het rijpen van haar lichaam. Zij vreesde de tijd waarin zij minder zou worden bemind, minder zou worden bewonderd, minder afgunst zou oogsten. Ze voelde nu al de boze krachten die haar zouden verteren. Deze gevoelens maakten haar neerslachtig en kwetsbaar. Dat werd door de andere bijvrouwen haarfijn aangevoeld. Als een gewonde hinde werd ze heimelijk, stukje bij beetje, aangevreten door de bijtgrage mededingers om haar heen. Bij de wasplaats had Suti gefluisterd en waren de anderen in onbedaarlijk lachen uitgebarsten. Titi was er zo ziek van geweest dat ze zich dagen niet had vertoond. Het was Papa opgevallen dat ze bleek zag en vermagerde. Hij vroeg Itih om eens met haar te praten als vrouwen onder elkaar. Papa wist dat zij van Titi hield als van haar eigen dochter. Van alle bijvrouwen was Titi het meest van haar eigen slag, van belangrijke familie en met een voorname uitstraling.
| |
| |
Het had haar gespeten dat ze nooit echte vriendinnen waren geworden, want ze hadden in de warme schaduw van de vrouwenvriendschap meer kunnen geven dan wat ze elkaar totnogtoe hadden gegund. Het was Itih opgevallen dat het geroddel onder de bijvrouwen sinds het verschrikkelijke feest zich op Titi had gericht. Dit had haar verwonderd, maar ze had daarin toch niets verontrustends gezien. Zo ging dat nu eenmaal onder bijvrouwen. Op een ochtend na het wassen sprak ze met Titi onder de beschutting bij de badplaats, lang en intens, alsof ze jaren hadden bij te praten. Titi toonde zich openhartiger dan Itih had gedacht. Ze was diep in de put, niet alleen vanwege de ontsiering van haar lichaam en de boosaardigheden van de andere bijvrouwen, maar ook - zo bekende ze snikkend - vanwege haar kinderloosheid, die ze zwaar te dragen vond. Al wist ze dat Papa haar liever had dan de anderen samen, toch was er altijd die broeierige afgunst bij haar geweest omdat zij Papa iets hadden gegeven waartoe ze zelf niet in staat was. Ze bekende ook dat ze angst had voor de kwade krachten die haar hart soms bevingen en voor haar duistere gedachten. Itih luisterde met geduld en hield haar strelend en sussend in de armen. Ze gaf haar verstandige raad om aan de pesterijen het hoofd te bieden en om, nog meer dan al het geval was, de gunsten van Papa te winnen. Titi was daardoor zo geroerd dat ze haar met zachte kussen overlaadde. Ze slenterden gearmd naar het dorp en beloofden elkaar een betere vriendschap.
Toen Titi later het bijzondere gesprek overdacht, werd zij verontrust door een enkele, ogenschijnlijk achteloze opmerking die Itih had gemaakt. De precieze woorden kon ze zich niet meer herinneren, maar ze was er zeker van dat Itih haar had willen zeggen dat niet het feestvuur maar de kwade geest van Suti haar huis in brand had gezet. De verschrikkelijke betekenis van deze suggestie liet haar niet meer los. Ze werd zich plotseling bewust van Suti's nietsontziende boosaardigheid, die haar in haar zoete bijslaap had willen roosteren als een varken. In dat duivelse plan was ze dan niet geslaagd, maar ze smaakte toch het genoegen van de sporen die de vleesvretende vlammen op Titi's lichaam hadden achtergelaten en van het leedvermaak dat haar lelijkheid bij de andere bijvrouwen had gewekt. En dan de schaamteloosheid waarmee ze daarvan profiteerde, alsof ze achteraf meer genoot van het levende resultaat van haar aanslag dan van de verkoolde resten waarop zij had gehoopt! Deze gedachten maakten Titi misselijk van afkeer en van woede. Een paar dagen lang vocht ze een hevige strijd om haar eigen leven en dat van Suti.
| |
| |
Titi was vastbesloten de strijd te winnen. Ze leek haar oude trots hervonden te hebben. Haar ongenaakbaarheid bracht de andere vrouwen in verwarring en dat herstelde voorlopig het verstoorde evenwicht. Itih zag de omslag met genoegen aan en weet deze aan haar eigen tact. Ook Papa had de veranderde stemming bemerkt en prees Itih voor haar tussenkomst, die de zijne had voorkomen. Voor Titi was de weergekeerde rust een gunstige basis om haar plan met het nodige geduld voor te bereiden. Bij haar ontmoetingen met Suti hield ze zich onverschillig, maar ze voelde daarbij het bloed met ongekende opwinding door haar aderen gaan.
Het nieuwe seizoen naderde al toen ze de giftigste soorten bijeen had. Om de paar weken had een Chinese handelaar die onderweg was naar een vergelegen dorp haar, in ruil voor de mooiste geschenken die ze van Papa had gekregen, een dichtgevlochten doosje meegegeven. Ze had de slangen thuis in een wasmand gedaan en overeenkomstig de raadgevingen van de Chinees verzorgd. De vetste rat had het nog geen vijf seconden in de mand volgehouden, zo had zij met voldoening vastgesteld. De wasmand had zij aan Suti ontstolen, kort nadat het plan bij haar was geboren. De mand had tegen zonsondergang aan de waterkant gestaan, nog gevuld met kostbaar wasgoed. De verdwijning had enige opschudding veroorzaakt, maar nadat een onderzoek niets had opgeleverd, werd de kwestie vergeten. Titi had het wasgoed bijeengebonden en met fijn geurende kruiden opgeborgen op de vliering van haar nieuwe huis. Daar bewaarde ze ook de mand met het giftige geheim. In de vroege, nog duistere ochtend van een rustdag bracht Titi de mand in gereedheid. Het hele dorp sliep en de jagers zouden die dag niet uitgaan. De slangen had ze een week lang niet gevoerd om hun zinnen te scherpen. Ze zag dat de beesten ongewoon onrustig waren. Boven op het drukke gekronkel legde ze de geurige kleren van Suti en sloot de mand goed af. Nadat ze zich ervan had vergewist dat ze door niemand kon worden opgemerkt, sloop ze met de mand naar het huis van Suti, dicht bij het hare. Ze reikte over de balustrade en liet de mand voorzichtig op de planken vloer zakken. Het zou niet lang duren totdat de gifspuitende tanden de graaiende armen van Suti zouden vinden, bedacht ze met tintelende opwinding.
Het schokkende nieuws had nog niet alle uithoeken van het dorp bereikt, toen Papa Rumeli al op reis was naar de medische post van het eiland. Hij droeg de bewusteloze jongen over zijn schouders, zoals hij gewoon was na afloop van de jacht een geschoten prooi te
| |
| |
dragen. Eko's hoofd hing slap tegen zijn linkerborst, zodat hij tijdens het lopen het wit onder de open oogleden van de jongen kon zien. Als hij de pas erin kon houden, zouden ze morgenvroeg bij de post kunnen aankomen. Hij zou de arts vorstelijk belonen als hij hem zijn jongen terug kon geven. Er zou een feest worden gehouden zoals op het hele eiland nog nooit was gevierd. De voorouders zouden met karbouwen worden geëerd en als hoogtepunt zou hij de jongen als zijn erfgenaam en opvolger annonceren. Hij moest stevig doorlopen en oppassen voor oneffenheden in het pad. Elke blessure zou de reis vertragen en elk uur was er meer leven uit de jongen geweken. Papa Rumeli's brede, knoestige voeten gingen in driftige maar zekere pas over het stenige zand. Het hoofd van de jongen bungelde in cadans tegen zijn borst. Hij passeerde nederzettingen waar hij kort stopte om te drinken. De bewoners herkenden hem onmiddellijk en vroegen hem naar het doel van zijn tocht. Hij zag de verschrikte ogen van de mannen, het wegvluchten van vrouwen en kinderen. Voort ging de reis. De zon maakte geduldig een boog van achter zijn rug over zijn hoofd, totdat hij voor hem op de knieën ging en ten slotte in een enkel ogenblik in de duisternis verdween. Langzaam droogde het vuile zweet op zijn huid, die soepel en glanzend de gestage bewegingen van zijn spieren had laten zien. De nacht leek langer dan de dag, de jongen werd zwaarder en zwaarder. Papa voelde zijn krachten wijken. Hij maakte pijnlijke misstappen. Hij dacht niet meer, niet over de jongen, niet over het feest. Hij rook de scherpe geur van gedoofde vuren. Het was nog volledig duister toen hij een gehucht passeerde, niet ver van de medische post. Hij riep om hulp bij het voornaamste huis. Men wekte iemand die aan de post verbonden was en die vooruit zou gaan om de arts te waarschuwen. Nog voor zonsopgang rende Papa het ziekenhuis binnen. Hij zakte in elkaar, het hoofd voorover door de last op zijn schouders. De
jongen rolde als een zak rijst voor de voeten van de arts, die zich haastte hem als een kostbaarheid op te nemen. Eko werd op een tafel gelegd en ontkleed. De arts onderzocht de beetwonden, de tong en de ogen van de jongen. Hij luisterde naar zijn hart, masseerde de borstkas en luisterde nog eens, eindeloos lang ditmaal. Hij keek op in de richting van Papa, die het onderzoek roerloos had gevolgd. De arts schudde langzaam het hoofd. Papa keek vertwijfeld naar het naakte lichaam van de jongen, nam het voorzichtig op en legde het op zijn schouders zoals hij ermee gekomen was. Zonder zich enige rust te gunnen liep hij hetzelfde pad terug, nog haastiger leek het wel, zonder onderweg te stoppen. Passanten zagen hem voortijlen, het naakte kind bungelend over zijn
| |
| |
schouders, onverstaanbare klanken uitstotend, huilend, struikelend, vloekend.
Pas na enige seizoenen waren de arrangementen getroffen om de begrafenis te kunnen houden. Er werden offerdieren geregeld, die van verre moesten worden aangevoerd en waarover ingewikkelde transacties werden gesloten. Al die tijd had het dode lichaam opgebaard gelegen in een tent van rode doeken, die was opgericht in het huis van Papa. Het was gebalsemd en met kruiden en bladeren toegedekt. Daarna was het in zoveel windsels gewikkeld dat het uiteindelijk tweemaal zo groot leek als het was. De geur van bederf die zich ondanks de balseming dreigde te verspreiden, werd tegengegaan door het gloeien van kruidenstokken. Papa was het huis niet meer uitgekomen nadat hij de jongen daar dood had binnengebracht. Behalve Itih zag Papa niemand meer. Suti mocht het huis in om voor de kruidenstokken te zorgen. De mannen van het dorp hadden van hout en bladeren beschutte tribunes en gastenverblijven gebouwd rondom een toren waar Eko de laatste eer betoond zou worden. Alles werd gedaan zoals Papa Rumeli wenste. Een groot veld achter het dorpsplein werd afgezet voor de offerdieren. Er stonden al talloze varkens en meer dan tien karbouwen, die Papa ter beschikking had gesteld. Nog meer dieren zouden door gasten worden meegebracht om geofferd en gegeten te worden. Er was volop rijst en meel, en ook olie, pepers en knoflook voor de bijgerechten. Toen de eerste dag van de plechtigheden was aangebroken en de meeste gasten zich op de tribunes hadden geïnstalleerd, werd in alle vroegte de rode tent met het jongenslijk naar de toren gebracht en daarin neergezet, zodat het van alle kanten goed zichtbaar was. De vrouwen van Papa zaten daar tegenover. Hun prachtige kleren en versieringen schitterden in de vroege morgenzon. Even later ging een zacht rumoer over de tribunes. Papa kwam uit zijn huis gelopen, opgewacht door de ceremoniemeester en de oudsten van het dorp. Hij was in effen wit gekleed, alleen zijn haarband was rood en voorzien van een gouden bies. Het voorname gezelschap nam
tegenover de vrouwen plaats, aan de voet van de toren. De ceremoniemeester gaf een teken aan de trommelaars, jongens die samen met Eko waren ingewijd. Zij stonden aan het einde van het plein opgesteld. Op het monotone ritme van de trommels begon langzaam de stoet van gasten langs de toren te trekken, de door hen meegebrachte offerdieren - meest varkens, maar ook enkele vette karbouwen - in kooien of op karren met zich meevoerend. Zodra de dieren de toren waren gepasseerd, werden ze door de jonge jagers uit hun bekis- | |
| |
ting losgemaakt. Ze bonden de poten en voerden hen ruw naar het veld achter het plein. De varkens krijsten en gilden, de karbouwen snoven en loeiden in paniek. Vanaf de tribunes was de rook te zien die van het veld opsteeg. De beesten werden één voor één op de grond gedrukt, één man op de nek, een paar op het achterlijf. Scherpgesneden bamboe werd in de halsslagader gedrukt, zodat het bloed naar buiten spoot om in bamboehulzen te worden opgevangen. Het beest gilde het uit, maar het gegil werd door de aderlating al snel gesmoord. De spieren trilden nog terwijl de buik overlangs werd opengesneden en de vuile ingewanden naar buiten werden geperst. De pens en longen werden aan boomtakken gehangen en het dode beest werd in het open vuur gesmeten, zodat huid en haren verschroeiden. Daarna werd het uit het vuur gesleept om het nog bijna rauwe vlees in stukken te snijden voor de gasten. Na enige tijd was het hele dorp bezwangerd door de rook van de vuren en door de zware geur van verschroeid vlees. De harde cadans van de trommelmuziek ging op in het gegil en gereutel van de stervende beesten.
Papa Rumeli had het schouwspel roerloos bekeken. Het was hem niet ontgaan dat Titi tijdens de optocht door een van de jagers was geroepen om naar het veld achter het dorpsplein gebracht te worden. Kort daarna hoorde hij tussen het geluid van de stervende dieren een langgerekte, scherpe gil. Hij wist dat deze ontsnapte aan de mond die hem zo vaak en graag gekust had. Trillend over zijn hele lichaam stond hij op en wankelde naar zijn huis. De snerpende doodskreet achtervolgde hem tot diep in zijn huis, waarvan hij op het moment van binnengaan wist dat hij het niet meer levend verlaten zou.
|
|