De Gids. Jaargang 160(1997)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 41] [p. 41] Arjen Duinker XXXIV Toen ik vogeltjes hoorde Zonder aan de wereld te denken, Toen hoorde ik hoe een grandioze honger Zich door de velden spoedde. En toen ik om die honger lachte Zonder aan de wereld te denken, Toen lachte een meisje met me mee, Zonder te weten waarom. En toen ik het meisje de weg wees Zonder aan de wereld te denken, Wees ik naar een grandioze fabriek Die vogeltjes produceerde. En toen ik schrok van die fabriek Zonder aan de wereld te denken, Schrokken de velden van mij, Zonder te weten waarom. [pagina 42] [p. 42] XXXV ‘Eet die laatste olijf En ga slapen in de goot.’ Met deze woorden namen mijn schoenen afscheid, Definitief teleurgesteld. Waarna ze op zoek gingen Naar iemand anders, Iemand die beter bij hen paste. Ik sliep zoals was opgedragen, Met een olijf in mijn maag, omringd Door technische insekten. De maan speelde met de voeten van een inzicht. De zon speelde met de voeten van een aarzeling. De lucht speelde met de voeten van iets openbaars. Dagen later zag ik mijn schoenen terug, Moedig voortstappend op eigen kracht, In de buurt van de sporthal, Op korte afstand gevolgd Door een paar woorden. [pagina 43] [p. 43] XXXVI In dat leven Stroomt een watertje tussen bloemen door, Schommelt de tijd van pijl naar tong, Ervaart de mond verloren minuten. In dat leven Bemint iemand een grijns, Beantwoordt iemand een handdruk, Vervangt iemand de verte. In dat leven Is elke zonsopgang mogelijk, Lijkt de schemering een greep, Woekert de inspanning tussen dozen. Kant en klaar Is dat leven, hoewel onvoltooid. Het kronkelt ingepakt en hongert, Opent een oog boven de atlas Van vulkanen en ondoordringbare wouden, Domeinen van de klank, En langzaam groeit in dat leven, Om de honger te stillen, een ander, Maar met dezelfde honger Naar het aanvaarden van hout en blad En lieveheersbeestjes. Zeker, tientallen heb ik er gegeten, Om vervolgens mijn lippen af te vegen, Me te verontschuldigen en weg te gaan, Aarzelend bij elke stap, elke auto, Elke uitgang van een bioscoop, Elke lach, schouder tegen de muur. Treinen liet ik passeren, en helaas ook Het verhaal van dat leven. [pagina 44] [p. 44] Het had het mijne kunnen zijn, Mijn leven en daar het verhaal van, Met liefde voor wie ik zou willen kussen, Met scheldwoorden voor wie ik wilde beledigen, Met verzonnen smart, Met ordening van variabelen, familieleden en goeds, Met begin en einde, stof en vaag karakter, Maar in dat leven, die ontmoeting op de huid, Zou ik me niet herkennen. Vorige Volgende