De Gids. Jaargang 160(1997)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 35] [p. 35] Peter Verhelst Zes gedichten Piano (de reïncarnatie van god) Zou het onweer dat nu aan de piano ontlokt wordt door hamerende vuisten al voordien hebben gesluimerd in de piano? Brommend in de ontstemd rillende snaren? In het hout in de vorm van rode harstranen? Of in de zwarte lak, waarop elke morgen een meisje in een zijden pyjama gaat liggen en zich daar elke morgen traag over uitwrijft, tot het knettert en flonkert als een spiegel van obsidiaan? Niet in het meisje, niet in haar vuisten. Daar sluimert slechts het verlangen naar onweer. Naar iets groters. Een gevaarte dat zich uit de hemel loswrikt en zwellend en blikkerend als een met diamanten bestikt lichaam op de piano neerdondert. Hurkt. Ziek glimlachend de knieën spreidt. [pagina 36] [p. 36] Bruidsjurk (mur de la montée des anges) Toen ze op handen en knieën op me afkwam en de bruidsjurk liet voor wat ze was, een plas die alleen al door de herinnering aan haar begon te rillen; toen ze op de geboende vloer neerlag als op een spiegel en zich daar liet versnijden tot een spierwitte lijn, wachtte ze op mijn gezicht. Mijn slijmvliezen. Mijn aders. Ik toonde haar mijn handpalmen. Meer kon ik niet geven. Het was goed. Mijn lust lag gekruld in de windingen van een trompet, even lachwekkend, achtergelaten op een tafel in een sterfelijk theater. Ergens klonk applaus en gelach. Getik van ijs in glazen. Buiten steeg de nacht op in donker glas. Er was sprake van sterren, maar ik had er geen deel aan. In de muren zoemden draden van liefde, daar niet van. Ik trok haar jurk aan en die jurk at me op. Haar schaduw kroop langs de muren omhoog. In de kamer stonden haar polsen die nacht walmend als kaarsen rond die droom van mij te smelten. [pagina 37] [p. 37] Violently happy (blue room) Dat de flonkerende luchter vol beenderscherven hing alsof het heelal erin samengezogen werd en dat die luchter daarna ongezien wegzeilde. Dat ik vertraagd neerviel op mijn schaduw alsof ik plaatsnam in de stroperige bloedsomloop van een nacht, terwijl een donkere omhelzing begon. Dat ik ze in mij voelde wemelen, mijn witte bloedlichaampjes waarna ze op hun beurt gingen liggen rond de deeltjes angst en die verteerden of tenminste deden alsof. Dat de kamer in mijn pupillen aan het zwemmen ging alsof het blauw uit de muren bleef stromen omdat het zich boven mij wilde sluiten als een veelarmige vrouw. Niets ervan is mij ontgaan. Niets heeft mij geholpen of niet geholpen. Ik kan mijn voorhoofd tegen de muur leggen zonder die muur on- middellijk met mijn voorhoofd te moeten slaan. Zonder veren uit mijn armen te voelen schieten kan ik naar het plafond kijken. Nachtenlang. En soms, op dagen dat ik door niets of niemand werd bezocht, doet dit traag uitdijende plafond mij zelfs alle pijn en dus mezelf vergeten. Op die dagen is het dat ik in de blauwe kamer onophoudelijk in die stroperige lucht het woord geluk zit te schrijven. [pagina 38] [p. 38] Tarantula (insectenkabinet) Hoofd achterover, geslepen schoenneus in en uit; jou onder stroboscopisch licht gehoorzamen is verknipt je lepelvormige tong zien flitsen met klontjes angst erop. Die harige gestalte die daarna mijn gezicht likt, wemelt: naalddunne tongen die onder mijn vel woordjes spuiten zoals metel, bloedzucht, vrouwelijk; natte gifzoenen waardoor mijn lichaam ontaardt en in projectieplaatjes uiteenvalt - narcoseletters - gasgedaanten - geleedpotigheid - marasme. Kom op me af, gewapend met watten, chloroform en naalden. Knip mijn gewrichten los. Dompel mijn ingewanden onder in chroom en hang ze aan de muur, boven het plaatje met mijn wetenschappelijke naam. Die negen giftige letters die 's nachts zullen opgloeien in uw dromen, op hetzelfde ogenblik dat mijn negen poten uw negen openingen hebben bereikt. [pagina 39] [p. 39] Vervalsing zoals ze is, onvervalst De winding van de neusvleugel verraadt de wellust waarmee het gezicht van de spiegel wordt weggesnoven; het rustte op een hals, wervels die volgegoten waren met bevroren melk, en legt zich nu op mijn knieën onder mijn handpalmen te spinnen. Wat plots, zonder reden, achter dat gezicht kan wegsluipen met hoge rug, gele ogen, een gebit - draagt ze echt een luipaardjasje binnenstebuiten onder dat vel? Welk gehijg wolt zich in de kamer op? (Vertrekt die traag wrijvende vinger, die een bes stukmasseert tussen haar benen, vertrekt die niet vanuit elke arm waarvan een blauwe ader in verbinding staat met een hart? Vanuit elke niet-geamputeerde arm dus. Vanuit elk zwaar ademend lichaam in elke pluchen stoel.) Ongezien probeer ik in het duister de rug van de stoel voor me te betasten, op zoek naar een wervelkolom, een tong, iets dat me wil bijten. Als het licht wordt probeert iedereen radeloosheid tussen de handpalmen aan diggelen te slaan. We kijken verlegen van elkaar weg. Iemand staat voor het neervallende gordijn te huilen om wat haar eigen vliesdunne schoonheid met haar heeft aangericht. [pagina 40] [p. 40] Sweet temptations In elke chaos is het getik hoorbaar van een uurwerk, een koperen hart. Voetzolen die ritmisch op de vloer tekeergaan. 's Nachts zitten stijve, witte schorten me achterna op de gang. In de vensteropening staat een meisje overgoten met melkkleurig licht te kijken alsof ze voor het eerst haar borsten opmerkt. Een lichaam dat gewassen wordt weent. Het heeft er de schijn van dat sommigen onophoudelijk elektrische schokken krijgen toegediend. Geen jongen plukt sterren uit de lucht. Ik heb geen broer die gestorven is. Ik ben de broer die gestorven is. Iemand slaat iets stuk als lichaamsbeweging; hij plukt de scherven van de grond. Het zijn gevallen sterren. Berichten. Op het diepste punt van de aarde zit iemand tot zijn middel in het ijs. Een lichaam vlamt op als een blootgelegde zenuw. Zijn er mensen die mooier worden als ze lachen? Een man ligt naakt op de grond zoals de drenkeling Kristus. En zijn broer? Tweelingen bestaan alleen in Auschwitz-Birkenau. Ik ben Auschwitz-Birkenau. Gelieve mij te excuseren. Uiteindelijk zullen rubberhandschoenen me weer in bed leggen bij mijn demonen. Iemand met mijn gezicht zal het infuus aanleggen, maar hij zal doen alsof. Hij zal mij verbinden met het stopcontact. Ik hoop u te hebben vermaakt. Gelieve mij te excuseren. Ik heb gefaald. Ik ben geen uurwerk. Ik ben niet eens mijn eigen rolstoel geworden. Vorige Volgende