De Gids. Jaargang 159
(1996)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1022]
| |
Jantine Oldersma
| |
[pagina 1023]
| |
Overmeestering of gelijkwaardigheidWaar staat mannelijkheid in de politiek precies voor? In een bekend citaat van Paul Schnabel worden mannelijkheid en vrouwelijkheid gebruikt om de Nederlandse verzorgingsstaat te karakteriseren: De verzorgingsstaat als ‘alvoedende moeder’, die iedere wens naar verzorging en zekerheid onmiddellijk bevredigt, is alleen mogelijk geweest onder bescherming van ‘vader staat’, die de politieke en wettelijke kaders van de verzorgingsstaat stelde.Ga naar eind3.
Tegenover de grenzeloosheid van het vrouwelijke staat hier de mannelijkheid als het beschermende en het begrenzende. Mannelijkheid wordt hier gebruikt in een betekenis die aan de klassieke westerns doet denken: de held beschermt de gemeenschap, maar stelt ook de wet. De ideale held durft zijn wil desnoods moederziel alleen door te zetten en aangezien hij de situatie juist weet in te schatten komt dat de gemeenschap ook altijd ten goede. Mannelijkheid staat voor autonomie, moed en inzicht. Mannelijkheid in deze betekenis, A man's gotta do what a man's gotta do, is een gemeenplaats geworden. De mannelijkheid die we achter Schnabels ‘vader staat’ kunnen vermoeden vertoont weliswaar overeenkomsten met die van de kerels van Righart: ook een Vredeling gaat eenzaam zijn gang, maar er zijn toch belangrijke verschillen. Het klassieke mannentype vertelt niet graag over zijn eigen zieleroerselen en als de gedachte dat hij wel eens een ‘gefrustreerd konijn’ zou kunnen zijn al ooit bij hem opkomt, dan zal hij dat nooit laten weten. Vredelings optreden is zeker moedig, maar op een of andere manier heb ik het idee dat het niet van veel inzicht getuigt om alle collega's te bruuskeren. Bij de klassieke mannelijkheid hoort een gepaste zwijgzaamheid. Er valt wel wat af te dingen op de geschiktheid voor de politiek van zo'n ‘kerel’, en het spreekt evenmin vanzelf dat iemand (m/v) met een klassiek mannelijk karakter ook onder alle omstandigheden geschikt is als politicus. Hannah Pitkin, een Amerikaanse politicologe, schreef een fraaie studie over de dilemma's van mannelijkheid in de politiek aan de hand van het werk van Machiavelli: Fortune is a Woman. Machiavelli's ideale politicus onderscheidt zich volgens Pitkin door virtù: het vermogen om autonoom te handelen en de omstandigheden naar zijn hand te zetten. ‘Zijn’ hand kan in dit geval niet zomaar worden vervangen door het moderne zijn/haar hand, want virtù is een typisch mannelijke eigenschap. Het is wat men eigenlijk nodig heeft om een ‘echte’ man te zijn. De echte man in het werk van Machiavelli vindt zijn ware grootheid in de strijd met fortuna: het lot, de omstandigheden. Dat lot wordt door Machiavelli steeds voorgesteld als vrouwelijk. Fortuna is een ambivalente kracht in de geschiedenis. Soms sterkt zij grote mannen door ze te beproeven, soms kiest ze mannen uit met het inzicht en de durf om te slagen en brengt ze hen in een positie waarin ze grote daden kunnen verrichten en soms legt ze mannen zulke grote obstakels in de weg dat ze onder haar juk doorgaan. Maar een echte man probeert haar volgens Machiavelli desnoods op gewelddadige wijze naar zijn hand te zetten: I certainly think that it is better to be impetuous than cautious, for fortune is a woman, and it is necessary, if you want to master her, to conquer her by force; and it can be seen that she lets herself be overcome by the bold rather than by those who proceed coldly. And therefore, like a woman, she is always a friend to the young, because they are less cautious, fiercer, and master her with greater audacity.Ga naar eind4.
Is vrouwelijkheid bij Machiavelli ambivalent, hetzelfde geldt voor mannelijkheid. Pitkin onderscheidt drie typen mannelijkheid die in | |
[pagina 1024]
| |
Machiavelli's werk te vinden zijn: die van de vos, de stichter en de burger. De constante in de drie soorten mannelijke mannen is dat het gaat om autonome individuen, in staat richting te geven aan de gang van de geschiedenis. Maar terwijl de vos dat doet door slimme manipulatie van naar zijn oordeel domme massa's, bewerkstelligt de stichter dat door met gezag zijn volk te leiden en in moeilijke situaties een uitweg te bieden die wordt geaccepteerd als de enig mogelijke. Deze autonome man die alles beter weet wordt een probleem als het gaat om het beeld van een burger. De essentie van een vrije, burgerlijke maatschappij is immers een grote mate van gelijkwaardigheid en de overtuiging dat men tot de beste oordelen over de juiste richting komt door dialoog. Pitkin stelt het dilemma als volgt: Both the image of the fox and that of the Founder are, in these terms, fundamentally nonpolitical, even antipolitical understandings of public life and manhood. They conceive human autonomy in terms of radical isolation and sovereignty, the singular actor manipulating others to achieve goals that are his alone, as if they were inert objects and he the only person, as if of a different species. Whether his isolation is defensive and the purpose selfish, or the isolation a mark of grandeur and the purpose noble, the net result is similar. Mutuality, reciprocity, dialogue, the web of relationships that constitute a public arena and create public power, are missing from both images. In both, politics is understood as domination, whether seen by the fox from below or within, or by the Founder from above or outside. In the Citizen image, by contrast, the essential meaning of political relationships that embody true manliness is, as Machiavelli puts it, ‘neither arrogantly to dominate nor humbly to serve’(...).Ga naar eind5.
Mannelijkheid, ingevuld als het karakter van de klassieke western-held op de manier zoals we dat bij Schnabel vonden, heeft dus zijn beperkingen in een democratisch politiek stelsel. De autonomie van de leider en de vrijheid van de burgers kunnen wel eens botsen. Soms is enige doortastendheid vast wel nuttig, maar voor het opbouwen van een goed functionerende maatschappelijke orde moet een leider in staat zijn medeburgers als gelijken te beschouwen en hun overwegingen in zijn/haar oordeel te betrekken. De vele formele en informele netwerken die burgers in een vrije maatschappij met elkaar vormen zijn belangrijk voor het opbouwen van wederzijds vertrouwen en een gedeelde moraal. Een moderne democratische politicus zou dus juist goed moeten kunnen samenwerken en richting moeten kunnen geven aan zijn/haar beleid in samenhang en samenspraak met die netwerken van burgers. Dat kweekt effectief bestuur en tevreden burgers.Ga naar eind6. Het meer gelijkwaardige en op dialoog gerichte ideaal van de burger is bij Machiavelli ook een mannelijk ideaal, zoals politici bij hem uiteraard alleen in mannelijke gedaante voorkomen. Zoals de meeste klassieke politieke theoretici denkt Machiavelli zeer negatief over vrouwen en hij gebruikt ‘vrouwelijk’ dan ook regelmatig als scheldwoord. De gedachte dat een ‘burger’ ook een vrouw zou kunnen zijn zou bij hem nooit zijn gerezen. De Amerikaanse politicologe Kathleen Jones beargumenteert echter juist dat de neiging tot dialoog en gelijkwaardigheid in het bedrijven van politiek in feite meer overeenstemt met vrouwelijke dan met mannelijke gedragsvormen. Gezag dat op die manier wordt uitgeoefend noemt zij dan ook een vrouwelijke, want invoelende, manier van gezag uitoefenen: compassionate authority. Zij koppelt dit begrip ook aan staatsvormen, die meer of minder ruimte kunnen bieden voor dergelijke soorten gezagsuitoefening. De Nederlandse staat, waarin volgens politicologen overleg en accomodatie tot aan de jaren zestig grote hoogten hadden bereikt en die wellicht nog steeds daardoor wordt gekenmerkt, zou in die gedachtengang dus een typisch ‘vrouwelijke’ staatsvorm zijn, ondanks | |
[pagina 1025]
| |
het feit dat vrouwen tot voor kort vrijwel afwezig waren in Den Haag.Ga naar eind7. Het Engelse politieke systeem zou in deze terminologie onder Thatcher juist sterk zijn vermannelijkt, overleg en accomodatie waren nu eenmaal niet haar stijl. Wat mannelijk en vrouwelijk is in de politiek staat dus niet vast en wat erger is, of bepaalde gedragingen als positief of als negatief moeten worden gewaardeerd staat evenmin vast. Mannelijkheid is van oudsher een hogelijk gewaardeerde eigenschap voor politici, maar het klassieke model is niet zonder meer inpasbaar in democratische samenlevingen en het is zelfs de vraag of het daar wel het meest gewenste model is. Begrippen als mannelijkheid en vrouwelijkheid worden niet alleen toegepast op het niveau van eigenschappen van personen, maar - zoals Schnabel en Kathleen Jones doen - ook van toepassing verklaard op complete staatsinrichtingen. | |
De grootste pikMannelijkheid en vrouwelijkheid worden gebruikt in de strijd om maatschappelijke posities en dat gebeurt ook in de politiek. Vrouwen benadrukken bij hun aanval op de gevestigde posities vaak hun mannelijke eigenschappen. Een bekend voorbeeld daarvan leverde de Engelse Elisabeth i die haar troepen bij de nadering van de Armada liet weten dat ze als koningin weliswaar slechts kon bogen op the body but of a weak and feeble woman; but I have the heart and stomach of a king and a king of England too.Ga naar eind8. Ook mevrouw Thatcher liet zich graag voorstaan op haar mannelijke standvastigheid: This lady's not for turning.Ga naar eind9. In Nederland is het imago dat Ien Dales, al dan niet terecht, in de pers kreeg toegeschreven het meest duidelijk dat van een vrouwelijke politicus die zich vooral met klassiek mannelijke eigenschappen profileerde. Ze werd gezien als een vrouw met durf, die stond voor haar inzichten en niet veel op had met geleuter. Dat ze bij de commissie-Buurmeijer een van de weinige politici bleek te zijn voor wie de overleg-economie al veel langer niet heilig was paste ook wel in dat beeld, net als de suggestie dat ze er zelf ook niet van hield om haar zieleleven bloot te leggen. Met de robuuste stijl die haar werd toegeschreven, zou ze misschien wel in aanmerking komen voor een plaatsje in de eregalerij van ‘kerels van toen’ van Righart. Voor haar voorgangers in de politiek was het zaak een dergelijk imago te mijden als de pest, want hoewel een vrouw in de politiek zeker een beetje mannelijkheid nodig had, kon te veel haar ook voorgoed diskwalificeren. In haar dissertatie De politiek van de katholieke vrouwenemancipatie laat Mieke Aerts zien dat Marga Klompé, Nederlands eerste vrouwelijke minister, naarmate ze hoger steeg op de politieke ladder de aandacht voor het feit dat ze een vrouw was steeds minder op prijs stelde. Ze presenteerde zich liever als gewoon een uitzonderlijk goede politicus, zonder geslacht. Haar voorliefdes voor autorijden en het drinken van jenever, steeds leidend tot geamuseerde verbazing van journalisten, suggereren uiteraard dat ze een vrouw was die ook haar vrije tijd niet verkwistte met vrouwelijke beuzelarijen. Toch benadrukten journalisten vooral in het begin van haar ministersloopbaan graag haar vrouwelijkheid: haar charme, haar invoelendheid en haar moederlijkheid.Ga naar eind10. Een heel andere strategie bestaat erin mannelijkheid als negatief en vrouwelijkheid als positief voor te stellen, of het nu gaat om persoonlijke eigenschappen of om de staatsinrichting. Zo'n poging tot omkering van waarden is niet uniek voor de seksenstrijd; de suggestie dat men een directere verbinding met de waarheid en het goede heeft wordt in iedere strijd om politieke posities gebruikt door de omhoogstrevende partij. De arbeidersbeweging kent daarvan vele voorbeelden, maar ook het oeuvre van een vrolijke schrijver als P.G. Wodehouse kan worden gezien als een poging het verstand en het inzicht van de omhoogstrevende burgerklasse te contrasteren met de | |
[pagina 1026]
| |
domheid van de in Engeland, in de tijd dat hij schreef maar ook nu, politiek nog steeds bevoorrechte aristocratie. Misschien is Wodehouse in die zin wel een wegbereider geweest van premiers afkomstig uit de kleine middenklasse zoals Thatcher en John Major. De grote aanval op mannelijkheid in de Nederlandse politiek werd ingezet door Joke Smit in de beroemde rede waarmee ze in september 1971 afscheid nam van de Amsterdamse gemeenteraad. In haar versie ziet mannelijkheid er bepaald niet meer positief uit. Mannelijkheid in de politiek wordt volgens haar gedemonstreerd in het spel van ‘Wie kan de grootste pik opzetten’ en dat gebeurt door het vertellen van seksueel getinte grappen, en door het opzetten van een grote bek. ‘Afgaan en laten afgaan’ in de politieke arena vestigt de politieke pikorde, maar verhindert dat politici hun eigen leuzen, namelijk ‘gelijke kansen en het beschermen van de zwakkeren’ ook serieus nemen.Ga naar eind11. Mannelijkheid bestaat in Joke Smits versie helemaal niet uit autonomie, moed en inzicht, maar uit overspannen zelfoverschatting en egotisme. Het is dan ook geen aanbeveling voor een politicus; mannelijkheid doet de zaak waar het om gaat in de politiek naar de achtergrond verdwijnen. Joke Smit weekt mannen los van mannelijkheid: ze prijst de Amsterdamse burgemeester - ook toen een man - die niet meedoet aan de spelletjes van de gemeenteraad. Ze weekt ook politiek los van mannelijkheid, sterker nog, ze plaatst wat tot dan toe onverbrekelijk verbonden was tegenover elkaar. Voor de toegankelijkheid van de politiek voor vrouwen was dat inzicht een grote stap vooruit. Dat mannelijkheid niet deugde was door vrouwen wel eerder beweerd. De oprichtsters, in 1915, van het Nederlandsch Comité van Vrouwen voor Duurzamen Vrede, die Marijke Mossink in De levenbrengsters beschrijft, waren ervan overtuigd dat het de mannelijkheid was die de oorlog in de wereld bracht.Ga naar eind12. Maar in de loop van twee decennia tussen de wereldoorlogen gingen de vrouwen uit de vredesorganisaties de tegenstelling tussen mannelijkheid en vrouwelijkheid minder benadrukken, en die tussen vrouwelijkheid en politiek juist meer. Politiek was volgens hen een gevaar voor vrouwelijkheid; het innoverende en het feministische in de analyse van Joke Smit was dat het van de mannelijkheid juist een gevaar voor de politiek maakte. Die slag is de mannelijkheid in de Nederlandse politiek nooit meer goed te boven gekomen. Mannelijke politici die zich openlijk beroepen op hun mannelijkheid in positieve zin komen we dan ook niet meer tegen in de media. De enige weg die hen overblijft is die van de sekseneutraliteit: benadrukken dat het feit dat ze op hun positie zijn gekomen niets met sekse van doen heeft, maar alles met hun persoonlijke deskundigheid en geschiktheid voor de politiek. Mannelijke politici presenteren zich liever als eertijds Marga Klompé: geschikt en sekseneutraal en steeds vaker vooral ook als zorgzaam. | |
Vrouwen redden de politiekSommige vrouwelijke politici daarentegen zijn maar al te zeer genegen om zich uit te laten over de vraag wat vrouwelijkheid en bij implicatie mannelijkheid in de politiek betekent. Het lijkt wel of de periode van het derde kabinet-Lubbers (1989-1994) een klein hoogtepunt is geweest in de politieke seksestrijd. Dat kabinet bevatte een in de Nederlandse politieke geschiedenis unieke hoeveelheid vrouwen en dat feit en de kwaliteiten van die vrouwen werden veel besproken onderwerpen in de pers. De vrouwelijke bewindslieden gingen ook zelf de aanval bepaald niet uit de weg. ‘Elke beroepsgroep heeft haar eigen codes die worden gemaakt door de meerderheid en in de politiek is die meerderheid mannelijk,’ stelde minister May-Weggen in een interview met Addy Kaiser in 1991. ‘Dat uit zich in sterke competentie, zeer carrièregericht zijn, machtsspelletjes, vooral in termen van winnen of verliezen.’Ga naar eind13. Twintig jaar | |
[pagina 1027]
| |
na Joke Smit kunnen we het van de minister zelf horen. Mannen proberen ook een imago van competente bestuurder op te bouwen, volgens minister D'Ancona in een parallel interview, door middel van een heel eigen lichaamstaal: Ze gaan achterover leunen om autoriteit en bestuurderscapaciteiten te veinzen, ze steken hun duimen in hun broekriem en ze gaan heel langzaam en heel zacht praten, zodat iedereen naar voren moet buigen om op te kunnen vangen wat ze zeggen.Ga naar eind14.
D'Ancona wijt het feit dat mannelijke politici zich op die manier gedragen aan de pers, die iedere neiging van een politicus om zich op een normale coöperatieve manier te gedragen definieert als verlies. Zij heeft daarop haar stijl van opereren in de Kamer aangepast: Ik ben er nu veel meer op uit, wat ik in het begin dus minder deed, om die Kamer altijd van repliek te dienen. Altijd te roepen: Dat zie ik toch wel goed, dat is toch anders dan u het ziet, dat is toch vreemd dat u dat zo ziet. Als vroeger bij een debat bleek dat vijf van de acht kamerwoordvoerders het met me eens waren, dan reageerde ik daar niet op. Nu moet je ontzettend naar de pers toe uithalen en dingen zeggen als: U hoort het, het grootste deel van de Kamer steunt me in mijn visie.Ga naar eind15.
De pers blijkt in deze analyse een belangrijke producent van mannelijkheid in de politiek volgens Joke Smit te zijn. Journalisten denken dat alleen zwakke bewindslieden wel eens zeggen dat de ander gelijk heeft en ze laten zich in de luren leggen door de acteurscapaciteiten van politici. Ook vrouwelijke politici kunnen zich niet onttrekken aan de spelregels die de pers hun oplegt en passen zich aan. Maar gaat het dan nog wel over mannelijkheid? De neiging van de pers om politiek te reduceren tot dit type gladiatorengevechten is intussen aangevochten door veel politieke commentatoren en het is langzamerhand algemeen aanvaard als een van de misstanden in de Nederlandse politiek. Premier Wim Kok zegt het beeldend in Het Parool: Er worden in de politiek van dag tot dag nogal wat handstandjes opgevoerd. Juist omdat die sneller de kolommen van de media halen dan dingen die doorwrocht gebeuren. Deze ontwikkeling is riskant. Het betekent dat opportunisme en het nastreven van korte-termijneffecten het gaan winnen.Ga naar eind16. Wat Joke Smit zag als mannelijkheid in de politiek, wordt nu alom geportretteerd als een voor politici weliswaar kwalijke gedragswijze, maar ook een waar ze zich - of ze nu man of vrouw zijn - maar moeilijk aan kunnen onttrekken. Vrouwelijke politici proberen intussen het gat in de markt te vullen door vrouwelijkheid in de politiek voor te stellen als democratischer, concreter, meer op de zaak gericht. De Stichting Burgerschapskunde hield eind 1991 een enquête onder bewindslieden en Tweede-Kamerleden over het beeld van vrouwelijke politici in de pers. Niet alleen was de respons onder vrouwen aanzienlijk hoger, mannen en vrouwen bleken ook verschillend te antwoorden. Op de vraag of vrouwelijke politici een andere stijl van politiek bedrijven dan mannelijke antwoordde ongeveer de helft van de mannen en bijna 90% van de vrouwen met ‘ja’, of ‘soms’. Vrouwen zagen het verschil in overgrote mate als positief, zij vinden vrouwen zakelijker, concreter, minder gewichtig doend, aardiger en ze vinden dat ze een betere dossierkennis hebben. Deze positieve gevoelens tegenover het vrouwelijke zijn niet alleen in Den Haag te vinden, maar ook diep in de provincie. Het college van Burgemeester en Wethouders van het Brabantse Eersel bijvoorbeeld, dat in 1993 geheel uit vrouwen bestond, zag daarin grote voordelen. Op vergaderingen wordt minder dogmatisch en met minder verbaal geweld gediscussieerd en er is meer openheid | |
[pagina 1028]
| |
voor alternatieven. Het invoeren van een spreekuur en überhaupt het feit dat een vrouwelijke burgemeester en wethouders nog wel eens boodschappen doen maakt ze toegankelijker voor signalen uit de bevolking, zo wordt gezegd.Ga naar eind17. Vrouwelijkheid staat hier dus garant voor democratische politiek en voor zorgvuldige besluitvorming. De relatieve stilte onder mannen over de voordelen van mannelijkheid wil echter niet zeggen dat ze het met de vrouwen eens zijn. De mannen noemden in de enquête van de Stichting Burgerschapskunde ongeveer even vaak positieve als negatieve verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke politici. Vrouwen waren volgens sommigen onder andere directer, relativerender, meer resultaatgericht en openhartiger. Maar in de anonimiteit van de enquête bleek dat andere mannen nog wel degelijk verschil zien tussen de seksen in het nadeel van vrouwen. Vrouwen zijn volgens hen bijvoorbeeld ook drammeriger, valser, ijdeler, agressiever en geneigd onterecht in te spelen op gevoelsmatige aspecten van de achterstandssituatie van vrouwen in de politiek. Bij het aantreden van het kabinet-Kok, met meer vrouwen dan ooit, lijkt het wel of de seksestrijd een beetje is geluwd. Een voorbode daarvan is al te zien in een interview met vrouwelijke kamerleden in september 1993 in Marie Claire. Mannen worden nog wel neergezet als breedsprakiger en ‘minder to the point’ dan vrouwen en er valt nog wel een klacht te beluisteren over mannen die niet in staat zijn hun emoties te laten zien of te gebruiken bij zaken waar die toch een belangrijke rol spelen, maar er wordt ook veel gewezen op de overeenkomsten tussen vrouwelijke en mannelijke kamerleden. Er moet hard worden gewerkt en men moet scoren en dat geldt voor beide.Ga naar eind18. De vrouwelijke ministers in het kabinet-Kok laten graag merken hoe daadkrachtig ze zelf zijn, maar vooral hoe zorgzaam hun mannelijke collegae met hun kinderen in de weer zijn. Geen minister ook is zo uitbundig geprezen als minister Wijers toen hij zich zorgzaam opstelde achter minister Sorgdrager toen zij in de Kamer onder vuur lag. Met de intrede van steeds meer vrouwen in de Tweede Kamer en in het kabinet lijkt het een zootje te zijn geworden met de mannelijkheid en de vrouwelijkheid in de Nederlandse politiek. Vrouwen benadrukken nu graag hun vrouwelijkheid en dat slaat dan op werken aan democratische vormen van besluitvorming, maar vrouwelijkheid lijkt soms ook wel een beetje op wat vroeger mannelijkheid was: zakelijkheid en doortastendheid. Mannen spinnen garen bij het laten zien van hun vrouwelijke zorgzaamheid, maar bij ontstentenis van anoniem enquêtemateriaal weten we niet of onder deze mooie façade niet stiekem een baaierd van negatieve gevoelens over vrouwelijkheid en heimelijke trots op mannelijkheid schuilgaat. | |
Tot slotDe band tussen mannelijkheid en politiek, eens een vanzelfsprekende en onverbrekelijke eenheid, is ruw verbroken. De klassieke mannelijkheid, namelijk die van de autonome man, die gezegend met moed en inzicht zijn goede werken in gepaste zwijgzaamheid verricht, bleek niet goed te passen in democratische politieke verhoudingen. Moderne opvattingen over staatkunde benadrukken vooral het vermogen van politici om alle spelers in het orkest van de polis aan bod te laten komen. Feministen hebben de openingen die deze kleine discrepantie tussen de ware mannelijkheid en een democratische staatsvorm bood ten volle uitgebuit door niet alleen hele staatsvormen als vrouwelijk te claimen, maar ook door vrouwelijkheid voor te stellen als eigenlijk een betere eigenschap voor een goede politicus. Achter opmerkingen over mannelijkheid en vrouwelijkheid in de politiek gaat een serieuze discussie schuil over de vraag welke criteria we aan moeten leggen voor een politicus, van welk geslacht deze ook mag zijn. Wat we van hem of | |
[pagina 1029]
| |
haar vragen is geen gemakkelijke opgave: leiding te geven, maar dan wel in een participatoire democratie. Politici moeten de weg wijzen in een maatschappij waarin wij het allemaal beter weten en het succes van hun carrière is afhankelijk van de vraag of ze op het juiste moment het juiste profiel naar voren weten te schuiven. De mannelijkheid heeft in feministische handen een proces van herdefiniëring doorgemaakt waar ze onherkenbaar uit te voorschijn is gekomen. De autonomie, de moed en het inzicht bleken in de scherpe analyse van Joke Smit eigenlijk te bestaan uit egotisme en zelfoverschatting en de kansarmen en zwakkeren deden er beter aan uit te kijken naar andere beschermers. Deze herdefiniëring heeft opmerkelijk veel succes gehad, vrouwen en mannen herkennen het beeld en zijn het erover eens dat het zo niet moet. Maar terwijl vrouwelijke politici het nog steeds herkennen als mannelijkheid, komen we het bij mannelijke commentatoren tegen als onwenselijk, maar ook als sekseneutraal. Het benadrukken van de positieve kanten van mannelijkheid is voor mannen niet langer een bruikbare strategie. In het tijdperk na de Tweede Golf zou het slechts hoongelach oproepen. Mannelijkheid, dat wat kerels van toen onderscheidde, kan alleen nog in ironische zin gebruikt worden, zoals Hans Righart dat deed. Vrouwelijkheid is intussen onder vrouwelijke politici een soort geuzenterm geworden. Het begrip staat niet alleen voor een democratische en egalitaire gezindheid, maar het heeft ook een aantal van de positieve trekjes die vroeger bij mannelijkheid hoorden overgenomen. Wie prijs stelt op een zakelijke en doeltreffende politiek kan zich het best omringen met een forse dosis vrouwelijkheid, volgens de vrouwelijke politici althans. Maar is de klassieke mannelijkheid echt volledig uit de tijd? Er zijn toch ook in de huidige Nederlandse politiek nog wel van die mannen die hun heil niet zoeken in het orkestreren van de publieke opinie, maar die hun eigen weg gaan en dat ze daarbij misschien soms wel een beetje stuurs overkomen op de koop toe nemen. Zo'n man die misschien niet elke dag de kinderen naar school brengt, maar waar je je als burger toch met een gerust hart aan toevertrouwt, omdat je voelt dat zijn superieure inzicht slechts wordt overtroffen door zijn moed om te doen wat rechtvaardig is. Zo'n man die stáát voor zijn volk. Als dat type uit de tijd is, hoe komt het dan toch dat Wim Kok zo populair is? |
|